Essay
Jamal Ouariachi herleest de jonge Nabokov: "Verdomme, wat schreef die man mooi over treinen!"
Pas toen hij tegen de zestig liep en roem vergaarde met Lolita, kon hij leven van zijn pen. Was wat Vladimir Nabokov (1899-1977) in zijn jonge jaren schreef, dan niet goed? We weten het niet. Jamal Ouariachi is vastbesloten daar verandering in te brengen.
Het is een aanleiding van niks. Het is wat ze in journalistieke kringen een ‘haakje’ noemen. Maar dat kan me niet schelen, elke reden is goed genoeg om weer eens aandacht te vragen voor een literaire held. Daar gaat-ie: het is aanstaande zondag, 2 juli 2017, veertig jaar geleden dat schrijver Vladimir Vladimirovitsj Nabokov overleed.
Al langere tijd ben ik van plan om eens zijn gehele oeuvre, waarvan ik de losse werken in de loop der jaren kriskras door elkaar tot me heb genomen, een keertje integraal en in chronologische volgorde te herlezen. Zo’n veertigste sterfdag is daartoe een volstrekt arbitraire, maar niettemin uitstekende aanleiding.
Oké, leuk voor je, Ouariachi, maar wat moet ik daarmee?
Nou, meelezen bijvoorbeeld! (#NabokovHerlezen) En je niet laten afschrikken door ’s mans reputatie. Het zijn vooral de mammoetwerken Lolita, Bleek vuur en Ada die tot een imago van ‘moeilijkheid’ en bibliotheken vol exegese hebben geleid. Nabokov is bekend komen te staan als een barokke, cryptogrammatische schrijver.
Dat zou niemand ervan moeten weerhouden om hem te lezen, want ‘moeilijk’ mag dan een vies woord zijn in het jubeljaar 2017, toch zijn er zat mensen die hun tijd doden met kruiswoordraadsels, filippines, Zweedse puzzels, sudoku’s en hoe die dingen allemaal mogen heten. Waarom niet eens een roman met de structuur van een raadsel lezen? (Nerderig weetje #1: Nabokov beroemde zich erop dat hij de bedenker was van het Russische woord voor kruiswoordraadsel, krestoslovitsa. Nerderig weetje #2: behalve romans, verhalen, poëzie en literaire vertalingen publiceerde hij ook schaakproblemen.)
Verbannen bosgeest
Ach, en die arme Vladimir roept om nog meer redenen weerstand op. In deze tijden van identiteitspolitiek kunnen we er niet omheen dat hij a) man en b) wit was. Alle privilegealarmbellen gaan rinkelen! Akkoord, het is waar dat Nabokov geboren werd in een aristocratisch nest en in weelde opgroeide, maar het is óók waar dat zijn familie in 1917 moest vluchten voor de bolsjewieken, dat zijn vader een aantal jaren later door een Russische extremist werd doodgeschoten, dat de jonge Vladimir in het Berlijn van de jaren 20 en 30 ondanks zijn literaire succes in de Russische emigrantengemeenschap in diepe armoede leefde, dat hij opnieuw moest vluchten met vrouw en kind toen Hitler aan de macht kwam, eerst naar Frankrijk, en toen nog eens, naar de Verenigde Staten. Daar lukte het hem nog steeds niet om van het schrijven te leven – dat kwam pas toen hij tegen de zestig liep en hij met Lolita wereldberoemd werd.
Niks privilege, het moest allemaal bevochten worden. Nabokov ging niet lijdzaam zitten afwachten tot de wereld zich eindelijk eens naar zijn verlangens en behoeftes zou voegen, nee, hij creëerde zijn eigen wereld, in 17 romans en een autobiografie, in 52 korte verhalen, in poëzie en in toneel.
Zullen we de bekende werken voor de verandering eens buiten beschouwing laten? Wat de jonge Nabokov schreef, is net zo goed interessant, misschien wel des te interessanter omdat er nog wat te ontdekken valt, omdat de bloemrijke velden van romans als Masjenka en Heer, vrouw, boer en Wanhoop nog niet zijn afgegraasd door de sprinkhanen van de literatuurwetenschap. Of de vroege korte verhalen, waarin de schrijver zijn mogelijkheden aan het onderzoeken is, zoals jonge schrijvers dat nu eenmaal doen.
‘Geestendom’, bijvoorbeeld, zijn allereerste gepubliceerde verhaal (1921), is een kinderlijk sprookje over een verbannen Russische bosgeest. Mislukt, eigenlijk. In ‘Geluiden’ (1923) probeert hij een lyrische toon uit, en daarin slaat hij jammerlijk door, al tref je er hier en daar al een nabokoviaans houtsnijwerkje in aan, zoals in het detail van zonlicht dat door neergelaten jaloezieën heendringt, “twee gouden ladders op de vloer” – mooi hoor, maar het beeld zit er nét naast, is te eendimensionaal.
Is het dan wel de moeite waard om dat vroege werk te lezen?
Jazeker, al was het maar vanwege de opwinding wanneer je getuige bent van een ontwikkelingssprong – als je de jonge schrijver ineens beet ziet hebben. Neem ‘De finesses van een zonsondergang’. Daar zijn het de macabere details die, voor de oplettende lezer, meer vertellen dan het verhaal aan de oppervlakte lijkt prijs te geven. Wat Nabokov hier begint te doen – en later nog veel vaker zal doen – is je dwingen langzamer te lezen en élk detail op je in te laten werken. Pas dan geeft het verhaal al zijn geheimen prijs.
Passiemaand
En dan, in 1926, is daar zijn debuutroman, Masjenka – een van zijn minst bekende en minst geliefde boeken. Onterecht, want het is een fijn klein werkje. Een samenvatting is snel genoeg gegeven. De jonge Russische emigrant Ganin woont in een Berlijns pension. Daar hoort hij verveeld de verhalen aan van zijn medehuurder Alfjorov over diens vrouw, die op het punt staat vanuit Rusland – inmiddels Sovjet-Unie – naar Berlijn te reizen. Als Alfjorov een foto van haar laat zien, beseft Ganin dat die vrouw zijn hoogsteigen jeugdliefde Masjenka is.
In de dagen erna verliest Ganin zichzelf in herinneringen aan toen, aan haar. Op de avond voor haar aankomst voert hij Alfjorov dronken, met als doel in diens plaats naar het station te gaan om Masjenka op te halen. Pas op het allerlaatste moment ziet hij daar vanaf, en besluit hij de mooie herinneringen aan toen niet te verpesten met de ongetwijfeld tegenvallende realiteit van nu.
Voor wie nu ‘plotspoiler!’ roept: in het Nabokov-universum is de plot van secundair belang. Of zoals hij het op de eerste pagina van zijn roman De lach in het donker (1932) zegt, nadat hij in de eerste alinea de volledige plot heeft weggegeven: ‘Dat is het hele verhaal en we zouden het er verder bij hebben kunnen laten, als aan het vertellen ervan geen profijt en plezier verbonden was; en hoewel een grafzerk ruimschoots groot genoeg is om, ingebonden in mos, de verkorte versie van een mensenleven te bevatten, zijn details altijd welkom.’
Zoals dat voor veel debuten geldt, is Masjenka een sterk autobiografisch getinte roman: ook Nabokov was immers een emigrant in Berlijn, net als Ganin, en ook hij dacht in nostalgie terug aan een grote liefde uit zijn jeugd, van wie de onbereikbaarheid samenviel met de onbereikbaarheid van het land waar die liefde zich had afgespeeld: het prerevolutionaire Rusland.
Maar autobiografisch of niet, Masjenka is vooral ook een sterk staaltje stilering, geschreven door een auteur die al heel wat techniek in de vingers en vindingrijkheid in zijn donder had.
Het pension, bijvoorbeeld, waar het verhaal zich afspeelt: je snapt de aantrekkingskracht van zo’n setting voor een debutant. Je kunt je pen uitproberen op een uiteenlopende cast van personages, en door die met elkaar in confrontatie te brengen, ontstaan er als vanzelf theatrale situaties.
In Masjenka telt het pension zes kamers, waarvan de deuren genummerd zijn met kalenderblaadjes van een jaar eerder: de eerste zes dagen van de maand april. Heeft dat betekenis? April is de passiemaand; tegen het einde van het boek is er een grote rol weggelegd voor een laatste ‘avondmaal’; en ‘Masjenka’ is een afgeleide (of zogeheten dubbel diminutief) van de naam Maria. Lost u de rest van het raadsel zelf even op?
Hier en daar vertoont Masjenka glimpen van de originaliteit die zo overrompelend aanwezig is in Nabokovs latere werk. Show, don’t tell, luidt de schrijfwet waar aspirant-schrijvers tegenwoordig mee worden doodgegooid. Nabokov lapt die wetmatigheid meteen al op de eerste pagina aan zijn laars: in het pension valt de elektriciteit uit, de eerste scène speelt zich in het donker af. Niks te showen.
Biecht
Een pension is trouwens geen ongewoon decor in de literatuur van die tijd. In het Nederlandse taalgebied is het vooral één specifieke roman die veel lezers in dit verband te binnen zal schieten: Villa des Roses (1913) van Willem Elsschot. Oók een debuutroman trouwens, toevallig of niet, en ook eentje waarin de auteur het nodige materiaal uit zijn eigen leven moest ‘lozen’ om voort te kunnen op de weg van de fictie. Bovendien, het zijn geen fraaie kerels, de mannelijke hoofdfiguren van Masjenka en de Villa. Dat geeft aan beide boeken des te meer het karakter van een biecht.
Elsschot, Nabokov. Twee schrijvers die op het eerste oog mijlenver van elkaar verwijderd liggen. Maar beiden leggen een wonderlijke combinatie van lichtheid en melancholie aan de dag, en daarin hebben ze meer gemeen dan je aanvankelijk zou denken.
Overigens heeft ook Elsschot, later, in zijn melancholische novelle Het dwaallicht, over een versleutelde Maria-figuur geschreven. Misschien moet elke westerse schrijver zich op zeker punt in zijn carrière verhouden tot de Bijbel, omdat dat boek nu eenmaal zo’n allesoverheersende invloed heeft gehad op onze cultuur, op onze literatuur.
Vertrekkensklaar
Op Masjenka valt genoeg af te dingen. De stijl is vaak vlak, het goedkope sentiment ligt net iets te vaak op de loer, en Nabokov heeft de vloek van het cliché nog niet geheel en al afgezworen. Maar het is elke debutant toegestaan zulke zonden te begaan.
In latere boeken van Nabokov komen nog heel wat Russische en andere emigranten voor, en nog heel wat nostalgische liefdes. En treinen, verdomme, wat schreef die man mooi over treinen! In Masjenka kijkt Ganins kamer in het pension “uit op de spoorlijnen, zodat hij voortdurend geconfronteerd werd met de verleiding om te vertrekken”.
Nabokovs tweede roman, Heer, vrouw, boer (1928), zal openen met een scène geschetst vanuit een vertrekkende trein, en heel veel jaren, heel veel pagina’s en heel veel treinscènes later, zal professor Pnin zich aan het begin van de naar hem genoemde roman in een verkeerde trein bevinden en daar te laat achter komen.
Ruimtereizigers
Hier is wat ik me onlangs voornam: in een jaar tijd Nabokovs complete oeuvre herlezen en mijn ervaringen van week tot week via mijn website delen met niet alleen medeliefhebbers, maar juist ook met oningewijden: beginnende ruimtereizigers in het nabokoviaanse universum.
Toen kreeg ik een kind. Mijn ambities ten aanzien van het fenomeen Tijd hebben sindsdien een geheel ander karakter gekregen. Niettemin zal ik wekelijks op mijn website schrijven over #NabokovHerlezen, maar soms zal dat schrijven behelzen dat ik niet aan lezen ben toegekomen. We zien wel. Ik nodig u uit om mee te (her-)lezen. En als u daar geen zin in hebt, hoop ik dat u deze zomer toch een boek van Nabokov openslaat – en laat het dan in godsnaam eens een ander boek zijn dan het eeuwige en onvermijdelijke meesterwerk Lolita.