Vrijdag 02/06/2023

Bekende fans erenThe White Stripes

‘Jack White doet wat hij wil, en meestal gaat dat gepaard met een fuck you-vinger richting smaakpolitie’

Meg en Jack White live in Berkeley, Californië in 2005.  Beeld Getty Images
Meg en Jack White live in Berkeley, Californië in 2005.Beeld Getty Images

Na de eeuwwisseling waren The White Stripes enkele jaren de spannendste rockgroep van hun generatie. De timing was goed, in de afdeling rock lag de weg wijdopen: Arctic Monkeys moest zichzelf nog uitvinden, nu-metal sprak een ander publiek aan, en tussen Muse en Queens of the Stone Age was nog plaats voor een act die subtieler en raarder was. Die zegetocht wordt volgende week herdacht met een royaal bloemlezende Greatest Hits. 26 tracks, van ‘Hotel Yorba’ en ‘Blue Orchid’ tot ‘My Doorbell’ en ‘I Think I Smell a Rat’: alle hits, de juiste deep cuts, geen gram vet.

Frederick Vandromme en Frederik Jacobs

Over de mythe, de verwezenlijkingen en de randfenomenen van de tweespan Jack en Meg White spraken we met fans, kenners en kennissen. Met Alison Mosshart en Jamie Hince van generatiegenoten The Kills (Mosshart deelt in The Dead Weather tevens de aandacht en de microfoon met Jack White); met fans van het eerste uur Cedric Maes van The Sore Losers, Jasper Steverlinck en Ayco Duyster; met Aldo Struyf, die ooit in het voorprogramma van The Dead Weather tourde; en met jonge bekeerling Guillaume Lamont van RHEA. From the queen of England to the hounds of hell: avanti!

‘Seven Nation Army’, hun allergrootste hit en hier als laatste op de tracklist, is uitgegroeid tot een stadion- en polonaisesong.

Ayco Duyster (Radio 1, Studio Brussel): “Het is hun ‘Creep’: bigger than the band. Al is het in hun geval nooit écht een molensteen om hun nek geworden, wellicht omdat ze op tijd gestopt zijn.”

Zetten jullie het thuis zelf nog op?

Cedric Maes (The Sore Losers): “Zelden bewust, maar áls ik ‘Seven Nation Army’ hoor, denk ik toch nog altijd: fuck, wat goed! Dat heeft ook met de klank te maken. Die plaat, Elephant, werd in de Toe Rag Studios in Londen opgenomen. Superkleine, shitty studio, je lacht als je het ziet. Maar toch de moeite. Engineer Liam Watson heeft ooit oude mengtafels van Abbey Road gekocht, waar nog Beatles-platen mee zijn opgenomen, en da’s een goede zet gebleken. Echt een tip voor wie een bandje heeft, maar bijna geen geld: boek daar eens wat studiotijd. Ongeveer 300 euro per dag, en dus twee keer niets.”

De groep is intussen negen jaar officieel gestopt. Kunnen we, nu het stof is gaan liggen, inschatten wat de erfenis van The White Stripes is?

Maes: “Ze hebben op z’n minst de garagerockscene uit de underground getrokken. In België zag je dat soort groepjes vroeger alleen in de Lintfabriek in Kontich of The Pit’s in Kortrijk, nu zit die muziek veel meer in de mainstream. Ook gebéúrde er met The White Stripes nog eens echt iets in de gitaarmuziek, misschien wel voor het eerst sinds Nirvana. Er is duidelijk een pre- en een post-Nirvana-tijdperk, en hetzelfde geldt voor The White Stripes.”

“Met Nirvana hebben ze trouwens gemeen dat ze hun eigen genre overstegen, in de eerste plaats omdat ze fucking goeie nummers schreven. Popliedjes, eigenlijk.”

De mythische status van een Kurt Cobain heeft Jack White niet.

Maes: “Cru gezegd: omdat hij nog leeft. White is blijven voortwerken, zit tegenwoordig ook op Instagram en zo. Daardoor bekijken we hem als mens, en niet als tijdloos icoon. Dat hij af en toe iets aflevert van mindere kwaliteit, speelt ook mee. Heb je zijn laatste soloplaat gehoord? Een paar goede nummers, maar voor de rest toch een enorme stinker?”

Jamie Hince (The Kills): “The White Stripes hebben voor een verschuiving in het landschap gezorgd. De platenindustrie had in de nineties gigantisch veel artiesten onder contract: men dacht het zich te kunnen permitteren om honderdduizend dollar te gooien naar bands waarvan nog niemand had gehoord en die geen zak deden. Daardoor verloren de platenlabels veel geld, en van de weeromstuit ging iedereen op veilig spelen: een tijdlang hoorde je op de radio alleen nog maar overgeproducete singer-songwriterbands die gegarandeerd stadions zouden kunnen vullen. Boring as fuck. In die context waren The White Stripes een verademing. Ze maakten iets wat noisy klonk en totaal niet binnen de toenmalige hokjes paste. Even later waren The Strokes er ook plots. Het is telkens weer zo spannend wanneer rauwe muziek aan populariteit wint.”

The White STripes Beeld GIE KNAEPS
The White STripesBeeld GIE KNAEPS

Wat deden ze dan anders dan de anderen?

Jasper Steverlinck: “Eigenlijk deed Jack White gewoon alles anders dan wat op dat moment de norm was. In een tijd dat alternatieve rock en hiphop alomtegenwoordig waren, greep hij naar de esthetiek van de blues. Die rauwheid en dat je-m’en-foutisme zit in hun sound, hun attitude, de manier van spelen, de opnametechnieken, de samenstelling van de groep, hun consequente aandacht voor details en voor stijl en schoonheid. Toen ze doorbraken, zaten die twee op een eiland: niemand deed het zoals zij.”

Wat zijn jullie favoriete White Stripes-nummers?

Maes: “‘The Big Three Killed My Baby’, ‘You’re Pretty Good Looking (For a Girl)’, ‘My Doorbell’... Er zijn er zoveel. ‘The Denial Twist’, ook. Allemaal geweldig. ‘Take, Take, Take’, op ‘Get Behind Me Satan’, vind ik misschien hun allerbeste.»

Steverlinck: “‘Hello Operator’ is fantastisch. Als je het zelf natokkelt, hoor je pas goed dat dat een oud countrynummer had kunnen zijn.”

Guillaume Lamont: (gitarist bij RHEA) “‘Icky Thump’ voor mij. Die gitaar is zo hard, rauw en eerlijk... Dat er in het refrein niet wordt gezongen en het desondanks een hit is geworden, vind ik ook geniaal.”

Guillaume, jij bent nu 24: hoe heb jij de groep leren kennen?

Lamont: “In eerste instantie via ‘Jolene’, hun Dolly Parton-cover. Die vond ik eerst heel goed, maar omdat hij op de radio zo vaak gespeeld werd, kon ik ’m na een paar maanden niet meer hóren. Het is als op een avond veel te veel tequila drinken, en die de ochtend erna helemaal afzweren: je weet dat het lekker is, maar je krijgt het niet meer binnen (lachje).»

Er staan maar liefst vier coversongs op hun Greatest Hits: ‘Jolene’, ‘I Just Don’t Know What to Do With Myself’, ‘Conquest’ en ‘Death Letter’. Vier is veel.

Steverlinck: “En supercovers, hè. Opnieuw goede voorbeelden van hun tegendraadse attitude. Ongetwijfeld kregen ze toen te horen: ‘Een cover van Dolly Parton? Dat kun je niet maken!’ Maar Jack White doet wat hij wil, en meestal gaat dat gepaard met een fuck you-vinger richting smaakpolitie.”

Maes: “Ik heb nog levendige herinneringen aan die keer dat ze op de Main Stage van Pukkelpop stonden. Een volledige wei die compleet uit haar dak ging tijdens ‘I Just Don’t Know What to Do With Myself’, een liedje van, godbetert, Burt Bacharach!”

“Trouwens: een gitaarband die Pukkelpop afsloot, met slechts twee groepsleden en geen enkele slechte remix – zou dat sindsdien nog gebeurd zijn?”

Vervelend neveneffect: sinds het succes van The White Stripes wordt bijna elke tweepersoonsband vroeg of laat met hen vergeleken, ook duo’s die heel andere muziek maken.

Maes: “Misschien waren The White Stripes de bekendste two-man band van de laatste decennia, maar ze waren natuurlijk lang niet de eerste. In de garage scene van Detroit was dat een tijdje schering en inslag: two-man bands, zelfs one-man bands. Ik vind het sjiek dat er nu nog steeds groepjes zijn die zeggen: fuck it, we zijn met tweeën en dat is genoeg. Dat is ook zo, hè. Twee ís genoeg.»

Maar het creëert dus verwachtingen die niet altijd ingelost worden.

Maes: (knikt) “De laatste jaren wordt ook het duo Royal Blood vaak met hen vergeleken. Niets mis mee, maar als we echt kritisch blijven, komen ze qua songwriting nog niet aan de enkels van The White Stripes.»

The Kills werden vroeger ook vaak weggezet als White Stripes-kloon.

Alisan Mosshart: (The Kills en The Dead Weather) “Dat vond ik niet erg: I love ’em – ook al was die vergelijking niet erg accuraat.”

Hince: “Ik maakte me daar drukker in. Vandaag kan ik ermee leven, maar als beginnende artiest wil je niet te fel geassocieerd worden met een andere band. Je wilt de leider van je éígen project zijn. Maar ik besefte ook toen al wel dat we uit dezelfde stal kwamen, en dat zij het pad hebben geëffend voor veel bands, en zeker ook voor ons.»

Noem eens iets heel concreets dat jullie van The White Stripes geleerd hebben?

Steverlinck: “Het kan verlammend zijn wanneer je als artiest te veel mogelijkheden hebt. Vaak word je creatiever als je jezelf beperkt, en Jack White is daar een meester in. Door, ik zeg maar iets, heel bewust voor die of die gitaar te kiezen, terwijl hij er honderdduizenden heeft. Dat doe ik ook: ‘Oké, ik probeer nu iets moois te maken met deze twee instrumenten, en niets anders.’

“The White Stripes deden dat trouwens niet alleen op muziekvlak. Hetzelfde gold voor de manier waarop ze met hun imago en de kleuren wit en rood speelden.”

null Beeld Gie Knaeps
Beeld Gie Knaeps

Maes: “De derde plaat van The Sore Losers, ‘Skydogs’, hebben we opgenomen in Berlijn. De producer, Dave Cobb, kwam uit Nashville, en hij wilde per se zijn eigen engineer meenemen: Eddie Spear, een jonge Brit van wie we nog nooit gehoord hadden. Eerst vonden we dat wat vervelend – extra personeel betekende weer extra kosten. Maar toen ik te weten kwam dat Eddie ook de house engineer van Jack White is, dacht ik daar plots helemaal anders over (lachje).

“Ik heb toen enorm veel van hem geleerd. Stom voorbeeld: hoe komt Jack White aan zijn typische sound? Spear: ‘Heel simpel. Neem een willekeurige versterker, zet die op 10, zet daar dan een goedkope microfoon voor: that’s it.’ (lachje) Klinkt onnozel, maar ik vind dat soort weetjes te gek.”

The Sore Losers en A Brand coverden live ooit samen ‘Dead Leaves and the Dirty Ground’, met niet minder dan zeven gitaren en twee drumstellen. Dat ruikt naar overcompensatie.

Maes: (lachje) “We vonden dat grappig, vooral omdat The White Stripes het zelf natuurlijk met maar één gitaar doen. Met zeven gitaristen tegelijk zo’n riff inzetten en er compléét over gaan: geloof mij, da’s een féést.”

“Los daarvan ben ik zot van ‘Dead Leaves’: onwaarschijnlijk goed nummer. Schrijf zoiets maar eens, hè.”

FUNNY DUDE

Aldo Struyf, in 2009 tourde je met Creature with the Atom Brain enkele weken in het voorprogramma van The Dead Weather. Heb je White in die periode beter leren kennen?

Aldo Struyf: “Niet echt. Jack White is geen overdreven sociale mens. Ik had wel veel contact met hun gitarist Dean (Fertita, red.) en met Hutch (Patrick Hutchinson, red.), hun geluidsman. Maar backstage zagen we Jack White eigenlijk alleen als we op onze gettoblaster weer eens rare muziek hadden opgezet. En met raar bedoel ik: geen voor de hand liggende namen als Led Zeppelin of Bob Dylan. Dan kwam hij nieuwsgierig kijken. Maar veel verder dan ‘good song’ gingen die gesprekken niet.

“Misschien is hij verlegen, maar dat weet ik eigenlijk niet. Van Mark Lanegan denkt ook iedereen dat het een norse vent is, terwijl hij in werkelijkheid poeslief en enorm grappig is. Maar dat toont hij alleen aan mensen bij wie hij zich op zijn gemak voelt. Het zou kunnen dat dat met Jack White ook zo is. Van een afstandje kon ik toch duidelijk vaststellen dat hij de clown, de funny dude binnen The Dead Weather was. Toen ze tijdens het soundchecken een keer ‘Sabotage’ van de Beastie Boys speelden, bijvoorbeeld, en ik hen bijna over de grond zag rollen van het lachen.”

Maes: “Met The Sore Losers speelde ik ook ooit nog in zijn voorprogramma. Tijdens een solotournee, een jaar of vier geleden in Amsterdam, in de voormalige Heineken Music Hall. We deelden een kleedkamer, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er toen net een EK aan de gang was, dat we naar een match van de Rode Duivels keken en dat ik al bij al niet veel aandacht aan Jack heb besteed.»

Je hebt ’m niet aangesproken?

Maes: “Nee, maar wat had ik moeten zeggen? Ik heb dat eigenlijk nog nooit gedaan, andere muzikanten aanklampen. Ik heb op Pukkelpop eens een sigaret gerookt met Chris Cornell, maar verder? Ik laat de mensen het liefst met rust.»

Hoe is White om mee samen te werken?

Mosshart: “Really fun! Jack heeft vaak overdadig veel ideeën tegelijk en dan gaat hij meestal erg impulsief te werk, hij raast er als een raket doorheen – like a crazy blast-off. Het werkt, omdat Jack altijd wel een manier vindt om zijn ideeën in geluid om te zetten. Hij kan simpelweg álles spelen op zijn gitaar.”

The White STripes Beeld GIE KNAEPS
The White STripesBeeld GIE KNAEPS

White is een uitstekende gitarist, een charismatische frontman en een getalenteerde songschrijver, maar is hij met zijn atypische, ietwat schelle stem ook een goede zanger?

Maes: “Een héél goede. Van een nummer met slechts twee akkoorden kan hij iets heel catchy maken, en dat heeft met zijn zanglijnen te maken.”

“Over de stem van Bob Dylan wordt ook vaak gezeurd. Maar als Dylan anders had geklonken, was het Dylan niet meer. Als je niet kunt zingen zoals Pavarotti of gitaarspelen zoals Steve Vai, moet je het dan maar laten? Natuurlijk niet. Niets is perfect in de wereld, waarom zou muziek dan perfect moeten zijn? Ik haat commerciële muziek waarin AutoTune gebruikt wordt en kromme gitaarklanken met de computer rechtgeplakt worden.”

Nog iets?

Steverlinck: “White is ook een meesterlijke drummer. Dat weten we van zijn werk bij The Dead Weather, maar ook van ‘Another Way to Die’, die James Bond-song die hij met Alicia Keys maakte. Dat hij er bij The White Stripes toch voor koos om Meg White te laten drummen, zegt weer alles over zijn eigenzinnige kijk op hoe de band moest klinken.»

Ayco, jij zei ooit dat je wenste dat je Meg White was?

Duyster: (lacht) “Dat valt wel mee, hoor. Als kind en tiener heb ik jarenlang gedrumd. Ik ben ermee gestopt omdat ik op tijd besefte dat ik te weinig talent had om er echt iets mee te doen. Ik had bovendien vrienden die wél talent hebben: het verschil was duidelijk. Maar toen ik jaren later The White Stripes voor het eerst live zag, dacht ik: misschien ben ik te vroeg gestopt, misschien had ik dit wél gekund!” (lachje)

“Meg had een manier van spelen die rudimentair was, maar waar toch veel power achter zat: een combinatie die me aansprak. En haar onschuldige voorkomen, bijna kinderlijk maar toch rock-’n-roll, vond ik ook iets hebben. Pas op: ik weet wel dat het niet simpel is wat ze deed. Ze moest heel strak kunnen spelen, en maat houden. Zéker in hun opstelling: als je maar met twee bent, is er niemand achter wie je je kunt verstoppen.”

Weet jij toevallig wat Meg de voorbije negen jaar heeft gedaan?

Duyster: “Alleen dat ze met de zoon van Patti Smith is getrouwd. Meg was altijd extreem verlegen, ik vermoed dat ze zich na het succes heeft teruggetrokken in een anoniem leven.”

“Ik geloof dat Jack er ook vrede mee had dat The White Stripes destijds gestopt zijn. Hij had duidelijk genoeg andere uitlaatkleppen om zijn ding te kunnen doen.”

PLANK MET SNAAR

Heel straffe clips: The White Stripes hebben er minstens drie. De Lego-clip van ‘Fell in Love With a Girl’, het later door ‘The Simpsons’ geparodieerde ‘The Hardest Button to Button’, en het ‘Minecraft’-achtige ‘The Denial Twist’, alle drie geregisseerd door Michel Gondry.

Lamont: “Dat vind ik zo cool aan die gasten. Ze geven de indruk dat het hun allemaal niets kan schelen: ze zien er zo nonchalant uit, en hun stijl is zo simpel. Foute indruk, want alles is net enorm doordacht. Net die combinatie – voor honderd procent weten wat je aan het doen bent, en precies het omgekeerde laten uitschijnen – is zo fantastisch, zo sick. Alleen al de kleuren: wit en rood. Bij Third Man Records, het label van White, is alles geel en zwart. En bij zijn laatste soloplaat was het allemaal – maar allemáál – blauw.»

White meet zichzelf vaak een serieuze air aan, maar heeft ook een duidelijk gevoel voor humor. Dat zit in zijn teksten, je ziet het soms in interviews en voor de late night-talkshow van Conan O’Brien nam hij ooit zelfs enkele absurde sketches op.

Lamont: “Ik heb ook een paar keer heel hard met hem moeten lachen tijdens ‘It Might Get Loud’, die gitaardocumentaire met White, Jimmy Page en The Edge uit 2009. Eigenlijk al helemaal in het begin, wanneer je hem een gitaar ziet bouwen met niets dan een plank, een colaflesje en één snaar, waarna hij droog zegt: ‘Who says you need to buy a guitar?’ (lacht).»

Duyster: “Zijn muziek neemt hij héél ernstig. De manier waarop hij met zijn roots omgaat – blues en zo – grenst aan het geschiedkundige. Hij durft te experimenteren, treedt vaak buiten zijn comfortzone, maar altijd met veel respect voor de muzikanten die ’m zijn voorgegaan.”

“Omdat je O’Brien vermeldt: hij en White zijn vrienden, denk ik.”

O’Brien noemde zichzelf ooit de ‘officieuze derde White Stripe’.

Duyster: “Ze hebben in elk geval een lange voorgeschiedenis. En ‘Conan Needs a Friend’, zijn enorm populaire podcast, heeft ook een White Stripes-song als jingle: ‘We’re Going to Be Friends’. Jack White bracht ook ooit een kinderboek uit met diezelfde titel.”

SCHEET OP VINYL

Wat deden The White Stripes niet zo goed?

Lamont: “Het klinkt hard, maar als ik oude livevideo’s terugzie, stoor ik me vaak aan het gezicht van Meg White (lacht verontschuldigend). Ze zat bijna altijd te drummen met een blik die leek te zeggen: ‘Hier wil ik niet zijn.’ Toch een beetje een anticlimax in vergelijking met de razende ‘Ik maak hier alles kapot!’-houding van Jack.»

Struyf: “Muzikaal ben ik eigenlijk een veel grotere fan van The Dead Weather, The Raconteurs en het solowerk van White. Ik heb het minder voor The White Stripes, waarmee hij in mijn oren muziek voor kinderen en jongeren maakte.”

The White Stripes in Vorst Nationaal, 2005 Beeld GIE KNAEPS
The White Stripes in Vorst Nationaal, 2005Beeld GIE KNAEPS

Hoezo?

Struyf: “Ik ben niet anti, hoor. Maar de nummers van The White Stripes zijn wel erg rechttoe rechtaan, hè. The Raconteurs hebben melodieuzere, rijkere en betere songs. Misschien was ik gewoon al te oud toen The White Stripes doorbraken.”

Maes: “Als mens vind ik Jack White af en toe een beetje een snul. Ik heb ’m in interviews al vaak bullshit weten verkopen. Zo van: ‘Ik speel het liefst op slechte gitaren, want ik moet ertegen kunnen véchten.’ Pfff, stop met zagen, Jack, jouw gitaren zijn stuk voor stuk te gek.”

Is de excentrieke Jack White een façade?

Maes: (haalt de schouders op) “Ik weet dat hij onder de vensterbanken van zijn huis microfoontjes heeft laten installeren. Die zijn verbonden met versterkers en speakers: als het buiten waait of regent, kan hij zo het geluid daarvan in zijn huis luider zetten.”

Euh, waarom?

Maes: “Ja, waarom? Omdat hij een rare kwibus is, zeker? Soms doet hij me aan Michael Jackson denken. Of aan Willy Wonka.”

Struyf: (lacht) “Willy Wonka is de nagel op de kop. Zowel qua uiterlijk als qua gedrag.”

Wie bezocht al één van zijn Third Man Records-winkels?

Struyf: “Ik. Die in Nashville. Een paar jaar geleden, toen we daar toevallig in de buurt moesten spelen – niet meer dan 300 meter van die winkel. Ik was blij dat ik het eens gezien had. Heel klein winkeltje, maar wel mooi en met supervriendelijke mensen achter de kassa.”

Maes: “Ik had er een dubbel gevoel bij. Enerzijds liggen daar veel coole platen – ik heb er gekocht van Dead Moon en Butthole Surfers. Anderzijds is die winkel wel héél Amerikaans. Eén van de verkoopsters, uitgedost in de vaste Third Man-kleuren geel en zwart, klampte ons meteen aan: ‘Hey guuuuys, are you in a band?’ – ‘Euh ja, maar goed, dat maakt in deze context eigenlijk weinig uit…’ – ‘Willen jullie dan niet poseren met één van Jacks echte Grammy’s? Wij nemen er wel een mooie foto van.’ (blaast) We hebben toen misschien iets te hard laten blijken dat we dat nogal stom vonden, waardoor zij zich dan weer in hun gat gebeten voelden.”

Zag je er hun befaamde Record Booth, een opgekalefaterde Voice-o-Graph uit 1947 waarin elke bezoeker een eigen nummer kan opnemen dat dan meteen op vinyl geperst wordt?

Maes: “Natuurlijk. We hadden zelfs het fantastische plan om met zijn allen in dat kot te kruipen, een heel harde scheet te laten, en dat op 7 inch te laten persen (lacht). Daarom speel ik zo graag bij The Sore Losers: een band met geweldige ideeën. Ik zag het helemaal voor me, al die mensen die ons achteraf zouden vragen: ‘Wat hebben jullie bij Jack White opgenomen?’ En dan vervolgens die plaat met de scheet opzetten.” (lacht hard)

»Maar het is niet doorgegaan: de verkoopsters, die dus al een beetje slechtgehumeurd door ons waren, zagen dat we geen gitaren bij ons hadden en begrepen meteen dat we alleen ongein voor ogen hadden. Kortom: we mochten er niet in. Zonde. Maar ooit ga ik terug en doe ik het toch.”

Wie had de eer gekregen? Ik bedoel: is er een bandlid dat op commando scheten kan laten?

Maes: “Ja. Ik kan niet zeggen wie, want die mens gaat dat niet graag hebben. Maar ze zijn altijd luid. En ze stinken.”

Greatest Hits verschijnt vrijdag bij Third Man Records.

The White Stripes – ‘Greatest Hits’ Beeld Humo
The White Stripes – ‘Greatest Hits’Beeld Humo

© HUMO

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234