AchtergrondTheater
Internationaal succes van FC Bergman in stroomversnelling: ‘Vlaanderen is te klein voor hen geworden’
In juni ontvangt FC Bergman de Zilveren Leeuw op de Biënnale van Venetië. De kers op de internationale taart van het Antwerpse collectief rond Stef Aerts en Marie Vinck, dat hoge ogen werpt van New York tot Australië. ‘We hebben het onszelf nochtans niet gemakkelijk gemaakt.’
“FC Bergman flirt met de limieten van wat gedaan kan worden, ze creëren moderne apocalyptische verhalen, vaak zonder woorden maar met een verrassende, beeldende kracht.” Het is maar een fragmentje uit de motivatie die Stefano Ricci en Gianni Forte, de artistiek directeurs van de Biënnale van Venetië, om het collectief straks in juni de Zilveren Leeuw te overhandigen. Het is het voorlopige orgelpunt in de internationale carrière van het Antwerpse theatergezelschap rond Stef Aerts, Marie Vinck, Joé Agemans en Thomas Verstraeten.
“Dit is vooral een bevestiging die hen alleen maar helpt om de komende jaren te kunnen doen wat zij willen doen”, ziet theatermaker Guy Cassiers, tot eind vorig seizoen artistiek leider van Toneelhuis. “De schaal waarop zij willen werken is, met de steeds verarmende subsidies hier, niet meer realistisch in Vlaanderen. Vlaanderen is voor hen te klein geworden. Ze hebben het buitenland nodig om te kunnen doen wat zij willen doen.”
FC Bergman ontstond in 2008 op Studio Herman Teirlinck, waar Stef Aerts, Marie Vinck, Thomas Verstraeten, Matteo Simoni en Bart Hollanders een dramaopleiding volgden – Agemans sloot aan toen het gezelschap ook buiten de muren van de Studio theater begon te maken. De monumentale ambitie die hun voorstellingen kenmerkt, was er toen al.
“We hebben altijd gehoopt om met een internationaal publiek in dialoog te kunnen gaan”, zegt Aerts vanuit het Zwitserse Genève, waar FC Bergman een opera regisseert. “En dit seizoen komt er ineens veel samen met die Zilveren Leeuw en met voorstellingen in New York, Stockholm, Sevilla… En binnenkort staan we met The Sheep Song ook in Australië, in Adelaide. De afgelopen jaren speelden we ook wel hier en daar, maar nu is dat in een stroomversnelling gekomen. Dat is het werk van vele jaren dat nu samenkomt. Wat we nu in Genève doen, is al drie, vier jaar geleden in gang gezet. En met New York waren we ook al even bezig.”
Geen taalbarrière
De passage van FC Bergman in de Brooklyn Academy of Music (BAM), afgelopen najaar, ging niet onopgemerkt voorbij. The New York Times nam 300 el x 50 el x 30 el op in de lijst met ‘Het beste theater van 2022’: “Het hoogtepunt was het einde, wanneer het voltallige gezelschap synchroon op en neer sprong voor een schijnbaar eindeloze tijd”, schreef recensente Elisabeth Vincentelli, die het collectief ook interviewde voor de Times. “Hoe langer het duurde, hoe opwindender het was.” Cassiers: “Die erkenning in The New York Times, dat is niet te onderschatten.”
Voor FC Bergman markeerde het een Amerikaans debuut. Voor Europese gezelschappen is het immers niet eenvoudig om voet aan de grond te krijgen in de States. “Het was voor de covidpandemie al moeilijk, en het is sindsdien alleen maar moeilijker geworden”, weet Vincentelli. “We lopen hier ook altijd wat achter: de Europese voorstellingen die we hier zien, zijn vaak al jaren oud. Ik lees regelmatig Europese media, dus ik had wel al van hen gehoord, maar ik had nog nooit iets van hun werk gezien.”
300 el x 50 el x 30 el is net zoals Het land Nod en The Sheep Song – de andere Bergman-stukken die dit seizoen de wereld rondreizen – een woordeloze voorstelling, die vooral indruk maakt door de visuele, beeldende kracht die ze uitstraalt. Helpt dat om een internationaal en meertalig publiek te bereiken? “Dat maakt het wel interessanter voor internationale programmatoren; het trekt gemakkelijker publiek, omdat de taalbarrière er niet is”, denkt Aerts. “Tegelijk hebben we inmiddels ook in het buitenland al een zeker publiek uitgebouwd. Maar we hebben onze doorbraak mede dankzij die tekstloze voorstellingen kunnen forceren.”
Vincentelli: “Ik denk dat het helpt, ook al zijn mensen in New York nu wel gewend aan boventiteling. Maar mensen hier zijn niet gewend aan dit soort theater. Ze weten niet goed hoe ze moeten kijken naar een voorstelling die geen traditionele plot heeft, ze zijn naturalisme en tekst gewoon.”
Toch is het werk van FC Bergman allerminst hermetisch te noemen. “Hun voorstellingen zijn zo gelaagd, dat verschillende soorten publiek hun werk op verschillende niveaus kunnen volgen”, vindt Cassiers. “En ze brengen een jeugdige energie op scène. Ze weten heel goed hoe ze hun voorstellingen ritmisch in elkaar moeten steken, ze kunnen heel goed een spanningsboog opbouwen. Het publiek kan er daardoor makkelijk instappen, en als je dat wenst, kun je er steeds dieper in meegaan.”
Toch staat FC Bergman nog niet meteen op Broadway. “In Europa bestaat een onderscheid tussen gesubsidieerd theater en commercieel theater. In de VS heb je alléén maar commercieel theater. Hier bestaat het onderscheid tussen mainstream theater en experimenteel theater.”
Het werk van FC Bergman valt in die tweede categorie. “Maar die shows zijn wel heel duur”, zegt Vincentelli. “De productiekosten zijn risico’s voor theaters, omdat het publiek niet zo groot is. Theater zoals dat van FC Bergman trekt vooral toeschouwers die al in dans en experimenteel theater geïnteresseerd zijn. Het is geen mainstream publiek.”
Kan FC Bergman die overstap maken, naar het mainstream circuit? “Dat weet ik niet”, zegt Vincentelli. “De bekendste Belgische theatermaker hier is Ivo van Hove: de shows van Internationaal Theater Amsterdam zien we hier heel regelmatig. Maar het heeft jaren geduurd voor hij hier succes heeft gevonden. Maar ik kan me zeker inbeelden dat ze elke twee of drie jaar naar BAM terugkeren.”
Aerts zelf is iets voorzichtiger. “Het Amerikaanse systeem is niet zoals dat in Europa, waar internationale programmatoren veel voorstellingen bezoeken en vervolgens boeken. In Amerika is dat minder gebruikelijk. Het is ook niet zo dat we na onze passage in New York meteen een hoop andere afspraken hebben. En David Binder, de man die ons bij BAM heeft uitgenodigd, heeft net zijn afscheid aangekondigd. Misschien zullen we ons Amerikaanse verhaal opnieuw moeten uitvinden.”
Geen Vlaamse mentaliteit
Intussen heeft het gezelschap wel langdurige partnerschappen uitgebouwd met heel wat Europese huizen, waarmee coproducties kunnen worden opgezet. “Ook al is dat tegenwoordig niet zo gebruikelijk”, weet Aerts, “want programmatoren willen een voorstelling vaak eerst zien voor ze die boeken. Maar we hebben een waardevol contact met het Piccolo Teatro in Milaan, met het Grand Théâtre de Luxembourg, met het Festival van Avignon en met het Holland Festival. Dat wil niet zeggen dat we daar sowieso elk jaar spelen of dat die theaters blind de geldschuif voor ons opentrekken, maar het is fijn dat zo’n partnerschap kan blijven duren.”
Dat internationale netwerk heeft FC Bergman ook kunnen uitbouwen dankzij Toneelhuis. In 2011 haalde Cassiers hen binnen bij ‘het artiestenensemble’ van het Antwerpse stadstheater. “De voorstelling die ik toen van hen had gezien, was 300 el x 50 el x 30 el”, vertelt Cassiers. “Die was toen ook al van een niveau waarmee je internationaal een plek kunt vinden, en het is een voorstelling die internationaal nu nog altijd furore maakt. Alle ingrediënten, alle kwaliteiten van een typische Bergman-voorstelling waren er al.
“Toneelhuis heeft FC Bergman niet groot gemaakt. Maar we hebben hen wel kunnen ondersteunen, we hebben buitenlandse interesse kunnen opwekken, we hebben hen kunnen begeleiden in hun ambitie. Want die hadden ze toen al. Dat is niet echt een Vlaamse mentaliteit, want zelfrelativering haalt hier vaak de bovenhand. Bij hen was dat niet zo.”
Die ambitie stond soms misschien ook in de weg, beseft Aerts. Voor Van den vos speelden ze met een orkest en zetten ze de parterre van de Bourlaschouwburg onder water, voor JR verzamelden ze een cast van achttien acteurs en bouwden ze een toren van vier verdiepingen hoog. “Internationale interesse voor JR was er wel degelijk, maar het is bijna onmogelijk om daarmee een grote tournee te maken”, legt Cassiers uit, die de internationale theaterwereld erg goed kent. “Met zo’n voorstelling moet je op elke locatie minstens een week kunnen spellen – voor festivals is dat een te groot engagement. En het is moeilijk om al die acteurs bij elkaar te krijgen.”
Aerts: “We hebben het onszelf niet gemakkelijk gemaakt. Sommige voorstellingen waren dermate groot in opzet dat touren moeilijk werd, al hebben we die voorstellingen wel in Wenen, Berlijn en Parijs kunnen spelen. Maar ik schat dat ruim de helft van de aanvragen uit het buitenland uiteindelijk zijn afgesprongen door de omvang van onze producties, en de praktische en financiële bezwaren. Dat heeft ons wel gefrustreerd, maar inmiddels vallen we niet meer in hoopvolle katzwijm als we een aanvraag krijgen uit Seoel of Bangkok.”
Ze zullen hun ambities er ook niet om bijstellen. “Het artistieke verhaal komt altijd eerst”, stelt Aerts, “de verkoop en de spreiding komen pas daarna. En the sky blijft the limit. De enige beperking is dat we in Antwerpen in première moeten kunnen gaan.” En dus wordt in juni de Rubenszaal uit het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten tot in de details nagebouwd in Venetië, zodat FC Bergman er het acht jaar oude Het land Nod kan opvoeren.
“Die Zilveren Leeuw is een bekroning voor ons oeuvre, maar Het land Nod was de laatste voorstelling die we met de oorspronkelijke Bergman-bezetting hebben gemaakt, voordat Matteo en Bart het gezelschap hebben verlaten. Het is mooi dat we die carrièreprijs met de originele ploeg kunnen vieren.”