Wie het museum Kanal nog niet gezien heeft, moet zich reppen. Voor het nieuwe museum enkele jaren sluit voor verbouwingen, start er vandaag een festival. Maar wat denken kunstkenners en bezoekers nu van het museum voor moderne kunst, dat opende te midden van controverse?
“I like this one and this one”, zegt Tiziana (68), die samen met haar man Renato (70) op bezoek is in het Brusselse Kanal-museum. De vrouw uit Firenze wijst naar twee veelkleurige werken. Een gemaakt uit doeken op de bovenverdieping, het andere op de verdieping waar wij staan. Constructies zijn het thema hier, met een installatie met lichtgevende kubussen aan de ene kant. En een popartwerk aan de andere.
Om Kanal, nu een autogarage met kunst erin gestouwd, om te vormen tot een volwaardig museum, gaat het gebouw na 30 juni dicht voor grootscheepse verbouwingswerken. Pas in 2023 openen de deuren van de oude Citroën-garage opnieuw, maar dan moet het verveld zijn tot een echt museum. “Ik kan me ergens wel voorstellen wat ze ervan zouden willen maken”, zegt Tiziana. “Maar niet helemaal. Want dit gebouw is echt huge.”
Ongeveer een jaar lang hebben bezoekers en kenners nu een glimp kunnen opvangen van wat het museum zou kunnen worden. Sinds het gebouw begin mei vorig jaar voor het eerst als museum openging, zouden al zo’n 250.000 mensen over de vloer geweest, schrijft La Libre Belgique.
Controversieel
Maar al voor zijn opening was het museum controversieel. Dat het iconische gebouw met de glazen showroom in hartje Brussel een geweldige locatie zou zijn voor een kunstmuseum is de reden dat het Brusselse Gewest het gebouw kocht voor meer dan 20 miljoen euro. Op de plaats waar de Franse autobouwer auto’s verkocht, zou een enorm Brussels prestigeproject verrijzen. Maar nu is het Kanal-museum een satelliet van het Franse Centre Pompidou.
Dat de overheid zoveel miljoenen veil heeft voor een nieuw museum is iets wat de andere museumdirecteurs in Brussel nog steeds enorm tegen de borst stuit. Voor het partnerschap met Pompidou alleen al betaalt Brussel over een periode van tien jaar 11 miljoen euro. “Mensen begrijpen niet waarom wij een lek hebben in onze Rubenszaal en er dan wel honderden miljoenen voor moderne kunst uitgegeven worden”, zegt Michel Draguet, de directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB).
Hoewel het er oorspronkelijk op leek dat Draguet een collectie met moderne Belgische meesters (Broodthaers, Delvoye, Panamarenko) aan het gebouw zou kunnen leveren, botste dat op een politiek njet. Die collectie, die in de opslag ligt sinds de sluiting van het museum voor Moderne Kunst op de Kunstberg, behoort namelijk de federale overheid toe en niet het Brussels Gewest, dat eigenaar is van het Kanal-museum.
“Voor mij is het nog steeds een politiek probleem”, zegt Draguet. “Ik ben niet tegen het project, maar wel tegen de procedure die gevolgd is. Er zijn nu zulke grote kosten gedaan, maar wat is de bedoeling eigenlijk? Gaat dit over de aantrekkingskracht van Brussel of gaat dit over de kunst? Alleszins is er geen redelijk evenwicht tussen het project en de kostprijs.”
Dirk Snauwaert, de directeur van Wiels, het centrum voor hedendaagse kunst in Vorst, is er al helemaal niet over te spreken. “Mijn oordeel is niet veranderd”, zegt hij. “Overheden moeten doen wat ze doen, maar is dit het waard? Brussel gaat miljoenen uitgeven voor een project dat niet gedefinieerd is: je moet er maar opkomen.”
Wie gisteren voorbij het museum reed zag er metershoge spandoeken hangen met daarop ‘STOP KANAL’. Aan het gebouw hielden actievoerders ook plakkaten omhoog met dezelfde boodschap. Omdat de spandoeken iets te vakkundig bevestigd waren, was al snel duidelijk dat de actie opgezet was vanuit het museum zelf. Je zou er misschien wel een artistieke knipoog in kunnen zien naar al het geharrewar dat er al rond het museum is geweest, maar Kanal ontkent dat.
Heel Brussels en heel Belgisch
De projectleider van Kanal, Yves Goldstein, wil er vooral op wijzen dat het museum zoveel mogelijk zijn Brusselse identiteit in de verf zet. Ook nu al toont Kanal trouwens werken van Belgische artiesten, zoals de videokunstenares Ariane Loze, die in een kleine niche van het gebouw haar film L’archipel du moi laat zien.
En het nieuwe gebouw moet ook een plaats worden waar verenigingen debatten en creatieve ateliers kunnen organiseren. “We hebben een partnerschap van tien jaar met het Centre Pompidou”, zegt Goldstein. “Maar met dat partnerschap willen we een project uitbouwen dat heel Brussels is en heel Belgisch. We willen in de hoofdstad van Europa een museum maken dat op dit moment nog ontbreekt.”
Daarom krijgt de site dus in de volgende jaren een totale make-over. Het kenmerkende showroomgedeelte zal plafonds verliezen. Er wordt een lichtkathedraal van gemaakt met een boventerras, die vooral moet dienen als een openbare ruimte. Het volledige complex moet ook het architectuurcentrum CIVA herbergen, auditoria, bars en een restaurant. Volgens Goldstein is voor de renovatie van het museum 125 miljoen euro voorzien, weliswaar zonder btw of de loonkosten van de architecten.
“Het ontwerp”, zegt Goldstein, “houdt een perfect evenwicht tussen het behoud van het patrimonium en anderzijds de transformatie die nodig is om de ruimten van deze plaats om te vormen tot een museum. We bewaren de specifieke energie die van deze garage uitgaat. Maar door onder meer voor een goede temperatuurregeling te zorgen, zal het gebouw voldoen aan internationale standaarden om werken te tonen.”
Ook zegt Goldstein ook dat hij de deur steeds openhoudt voor samenwerkingen met de andere musea. Dat is iets wat eigenlijk alle Brusselse musea meer zouden moeten doen, vindt Draguet. Maar in de hoofdstad ontbreekt het de kunstinstellingen daarover aan een concrete visie. “Veel zal ook afhangen van de strategie van de volgende regering”, zegt de KMSKB-directeur. “Want een regering in lopende zaken kan zulke beslissingen niet nemen.”
En hoe kunstexperts kijken naar Kanal, nu we het voorbije jaar al een glimp hebben kunnen opvangen van het toekomstige museum? Eigenlijk reageert de kunstwereld eerder afwachtend, zo horen we bij experts. Het is alleszins een uitdaging, vindt galeriehouder Sofie Van de Velde. “Wat ik heel moeilijk is dat we in België blijkbaar altijd het buitenland nodig hebben om onszelf te bevestigen. Ik vind dat jammer. We hebben in ons land topkunst en verzamelaars. Maar ik ben bij mijn bezoek buitengegaan met vraagtekens.”
Voor haar is het museum een “interessant experiment”, zegt ze. Maar de vraag is vooral: wat voeg je toe aan het aanbod dat musea vandaag al hebben bij ons en internationaal? “Ik hoop dat er daar eens over nagedacht wordt. Want nu, in om het even welk museum, krijg je steeds een heel gefragmenteerd beeld van de Belgische kunstgeschiedenis.”
Maar ook bij kunstexpert Peter Bernaerts, van het gelijknamige veilinghuis, klinkt het dat kunstkenners nog wat terughoudend zijn over het museum. “Hier bij ons in de wandelgangen hoor je er weinig over”, vertelt hij. “Maar het kan heel interessant worden. Kanal is ook nog eerder een laboratorium dan een gevestigd museum.” Volgens hem past het museum echter wel helemaal in het Brusselse DNA. De stad, een smeltkroes van buitenlandse invloeden, is voor hem een groot experiment. “Dat er dan ruzie over geld is, is ook typisch Brussel.”
Witte muren
Van het politieke getouwtrek lijken gewone bezoekers zich veel minder aan te trekken. Noch van de enorme geldsom die Brussel uittrekt voor het gebouw. Die kostprijs zal wellicht nog oplopen, zo horen we bij Anton Mang, een 57-jarige architect uit München die met zijn vrouw het museum bezichtigt. Want zo gaat dat ook bij andere grote museumprojecten. “Maar misschien veranderen velen wel van mening zodra het af is”, zegt hij.
Hoewel hij wel een liefhebber is van hedendaagse kunst, was het vooral het gebouw dat hem naar hier trok, omdat hij eerder al een lezing van een van de architecten over het project had bijgewoond. “Ik ben echt diep onder de indruk”, zegt Mang. “Zulke plaatsen stimuleren artiesten ook om grotere werken te maken. Kijk ook maar naar het Tate Modern, wat vroeger ook een werkplaats was. Het is ook door de dimensies van de ruimte dat kunstenaars er zulke indrukwekkende tentoonstellingen houden. Deze ruimte kan echt concurreren met Tate of met het Parijse Palais de Tokyo.”
Dat de naam Pompidou verbonden is aan het museum is volgens hem net een grote troef om de plaats tot ver buiten de landsgrenzen bekendheid te geven. “Grote plaatsen hebben grote namen nodig, dat schept mogelijkheden.”
Ook nu al heeft het complex bepaalde troeven. Het fijne aan het gebouw zoals het er nu uitziet, is dat het behalve enorme hallen met veel licht en typische oude metalen dakconstructies ook heel intieme ruimten heeft. Die vinden we in het gedeelte van de oude showroom.
In een van die ruimtes is Ariane de la Bâtie, een jonge Franse masterstudente fotografie, prints aan het maken, op de tonen van speciaal gecomponeerde muziek. Die prints hangt ze op aan de bakstenen aan de wand, of aan de buizen die ervoor lopen. Zoals ze daar werkt aan haar performance over het menselijk ronddwalen Errance voelt het alsof je met de kunstenaar in haar atelier staat.
“Kunstenaars gebruiken het feit dat ze hier exposeren”, zegt ze. “Ze kunnen hier aan de slag gaan met de bakstenen of met oude reservelampen. Dat maakt het ook zo geweldig om hier je werk te tonen. Voor mij is het super zoals het is. Ik hoop dan ook dat ze er met de verbouwing geen wittemurenmuseum van gaan maken. Want daar kan ik niet tegen.”