Stripfestival
In Angoulême, hoogmis van de Europese strip, is een rel nooit veraf
“Angoulême is het grootste stripfestival ter wereld”, klopte de organisatie zich afgelopen weekend op de borst. Daar kwam kritiek op, maar op deze 46ste editie, na jaren van controverse en terreurvrees, jonge tekenaars als vanouds het vuur uit hun sloffen. “Ik heb een boek te verkopen.”
Pretoogjes, een brede grijns en enorm gehaast. In het steegje naast Le Chat Noir, een groot café in de oude binnenstad dat sinds jaar en dag geldt als dé ontmoetingsplek voor auteurs en uitgevers, zet Brecht Evens er die avond de pas in. Iets verderop heeft de flamboyante Vlaming net daarvoor een zogenaamd geïllustreerd concert afgerond. “Tekeningen maken bij een jazzoptreden. Leuk-leuk!”, vat hij het samen.
Nu is het tijd om te ontspannen: vrienden zien, biertjes drinken, praatjes slaan in alle talen van de wereld. Er wordt gekust, geknuffeld en weg is hij. De nacht in. Maar zijn snelle tred kan hij vergeten in deze door artiesten belegerde buurt. Evens is 32 jaar maar hier al lang geen onbekende meer. Hij heeft zich nog maar een kwartslag gedraaid of iemand met een Spaans accent houdt hem tegen. “Hola Brecht, Qué tal?” Een kus, een knuffel. Nog zo’n tien meter tot Le Chat Noir. Succes ermee.
Zwaar geschapen helden
Woensdagavond. Het festival is niet eens gestart, maar de vrouw achter de balie in de persruimte van het stadhuis zou graag een dutje doen. “Ik ben bekaf”, zucht ze. “Van de zowat 800 journalisten, die hier toestromen van overal ter wereld, is zowat drie vierde vandaag geaccrediteerd.”
De hoogmis van de Europese strip kan van start gaan. Grote expo’s over 80 jaar Batman, de rondborstige en zwaar geschapen helden van de Amerikaanse horrorauteur Richard Corben, de erotiek van Milo Manara of de lieflijke taferelen van Taiyo Matsumoto zullen ongeveer 200.000 bezoekers ontvangen.
De hele stad baadt in strips het hele jaar door, maar zeker nu. Tientallen permanente stripbeelden en -muren duiken her en der op. Bezoekers laten zich fotografen bij de grote Hergé-buste in Angoulêmes drukke shoppingstraat. Op de gevel van het stadhuis wordt een scène geprojecteerd met Batman-lichtbundels terwijl uit naburige boxen politiesirenes galmen. En of het nu een kerk dan wel een archeologisch museum is, achter elke gevel huist wel een stripexpo. De bordjes van de straatnamen hier? Netjes geplaatst in een tekstballon of wat had u gedacht?
Straf voor een stad van 47.000 inwoners (140.000 voor groot-Angoulême) en tien hotels. “Dat zijn er doorgaans genoeg, maar tijdens het festival moet je een jaar op voorhand reserveren”, zegt Bruno Da Silva, directeur van de toeristische dienst van Angoulême. “De inwoners anticiperen door van hun huizen tijdelijke B&B’s te maken.” Hoe belangrijk dit festival is voor deze stad? Hij grijnst. “Zonder zou Angoulême er totaal anders uitzien en vooral onbekend blijven.”
Zien en gezien worden
Zien en gezien worden, daar gaat het hier om. De grote stand van het Waalse en Brusselse departement voor Cultuur, waar kleine uitgeverijen hun waren mogen slijten, liegt er niet om: metersgrote zeilen met onder meer een Kuifje-lookalike wiens lul uit zijn gulp hangt, of enkele stereotype Afrikanen op een boomtak. “Als het maar aandacht trekt”, schertst een medewerker, haastig toevoegend dat de illustraties komen uit een boek dat komaf maakt met stereotypen.
Aan controverse geen gebrek hier. Zeker de voorbije jaren. In 2015 riepen topauteurs op om het festival te boycotten omwille van de hoofdsponsor: het Israëlische, vanuit Palestijns gebied opererende Sodastream.
Een jaar later kwam het protest vanuit een heel andere hoek. Nadat in 2015 voor het eerst een manga-auteur (Katsuhiro Otomo, Akira) de Grand Prix kreeg, ging de felbegeerde prijs dit jaar weer naar een manga-auteur. Maar Rumiko Takahashi is ook een vrouw. En dat is hier niet (langer) onbelangrijk. In 2016 werd de organisatie seksisme verweten. Autrices zouden decennialang op de Grand Prix-longlist van dertig genomineerden ontbreken. Slechts één vrouw, Florence Cestac, won ooit de prijs.
De rel die daarna ontstond, kwam hard aan, domineerde het festival en resulteerde in een boycot van gerenommeerde auteurs. De stugge festivaldirecteur, Franck Bondoux, stookte het vuur op met onzachte uitspraken. Bondoux zou vervangen worden. Maar kijk, op de cocktailavond in de Foreign Rights Tent staat hij op donderdag weer stug te wezen. Ongemakkelijk wordt het wanneer een afgevaardigde van het Franse ministerie van Cultuur, met wie hij op dat moment een publiek podium deelt, plots zegt: “Wat de Amerikanen ook mogen beweren, dit is ’s werelds grootste stripfestival!”
Bondoux geeft geen kik. Nu niet, later niet. Het gemompel en de verbaasde blikken in deze, uitgerekend door specialisten bezochte tent, ontgaan niemand. “Er zijn heel wat grotere festivals in Azië”, fluistert de bekende Britse stripjournalist Paul Gravett.
Niet zo’n slimme zet voor een festival dat de Japanse manga – erg populair in Frankrijk – omarmt en steeds meer ruimte geeft. Dat een manga-auteur ook in de shortlist voor de Grand Prix 2019 opdook, verraste bijvoorbeeld niemand. De specialisten weten het nu al: dit wordt opnieuw een rel.
Die andere opschudding, rond de vrouwelijke auteurs, is intussen wel professioneel onthoofd. Niet alleen met de uitreiking van de Grand Prix, maar ook omdat vrouwen steeds vaker op de expoaffiches staan. De prijs voor beste album ging dit jaar naar een vrouw: de Amerikaanse Emil Ferris, die met My Favorite Thing is Monsters debuteerde.”
Nog een heikel thema is terreur. In 2015 gierden bij de organisatie de zenuwen door de keel toen hun expo over Charlie Hebdo opende. Het straatbeeld werd gedomineerd door zwaarbewapende en met kogelvrije vesten uitgeruste ordediensten. Geen enkele ziel die zonder metaaldetector ergens binnen kon. Bij deze editie leek het er wat meer ontspannen aan toe te gaan. Maar dat is schone schijn, zegt artistiek directeur Stephane Beaujean. “Het is gesofisticeerder nu. Op dit moment zweven er wellicht vier drones boven je hoofd.”
Fonds
In een hoekje van de Foreign Rights Tent schudt Lien Devos van het Vlaams Fonds voor de Letteren handjes met een Poolse uitgever. Het is halfvijf: haar zestiende en laatste afspraak met een buitenlandse uitgever die dag. Op tafel ligt Brecht Evens’ laatste worp, in een wandrek naast haar prijken graphic novels van Lukas Verstraete, Pieter De Poortere (Boerke) en zelfs Kamagurka en Herr Seele. Het is haar tweede jaar in Angoulême, maar het Fonds zelf huurt deze ruimte voor de twaalfde keer. De doelstelling is eenvoudig, zegt Devos, verantwoordelijk voor de promotie van strips in het buitenland: “We introduceren Vlaamse strips aan geïnteresseerde buitenlandse uitgevers, die bij ons eventueel een vertaal- en productiesubsidie aanvragen.”
“Ik zie hier de hele wereld voorbijkomen”, zegt ze. Een duik in haar agenda leert dat vandaag zowel Franstaligen, Spanjaarden en Britten, maar ook een Rus, een Noor en een Chinees passeerden.
Over welke auteur het meest wordt gesproken? “Hm, dat verschilt enorm. Brecht Evens en Olivier Schrauwen hebben natuurijk een reputatie en komen vaak ter sprake. Maar Evens’ boeken zijn duur om te produceren, en hij is eerder bekend in een bepaalde niche. Het helpt natuurlijk dat hij dit jaar genomineerd werd.”
Devos verkoopt geen boeken, zegt ze. Ze prijst ze enkel aan. “Ik fungeer als tussenpersoon. De contracten worden gemaakt met uitgevers.” Die cirkelen hier ook rond. Sterker: Het Fonds stelt op hun stand gratis een tafel ter beschikking voor Vlaamse en Nederlandse uitgevers. Eén ervan is Ann Jossart van Oogachtend. Hard werk, zo blijkt. “Vorig jaar wist ik hier één boek te verkopen aan het buitenland, een jaar eerder waren dat er twee.” Daar is ze niettemin blij mee, zegt ze, verwijzend naar de duizenden boeken die hier in standjes over heel de stad liggen te blinken. “Iedereen wil zijn boek vertaald zien.”
Een middertiger staat te dralen aan haar tafeltje en schraapt dan al zijn moed bijeen. “Ik heb een boek te verkopen”, klinkt het aarzelend. Jossart moet hem afwijzen. “Wij doen enkel Vlaamse auteurs”, zegt ze. Hij excuseert zich. Een Spanjaard, zal later blijken, met zijn debuut onder de arm gekneld.
Klamme handjes
Hij is lang niet de enige. Elk jaar trekt een leger jonge (debuterende) auteurs met klamme handjes naar Angoulême om werk voor te leggen aan geïnteresseerde uitgevers. Geen makkelijke opdracht, weet de Nederlandse Blake en Mortimer-tekenaar Peter van Dongen. “Nu ben ik hier een grote naam, maar ten tijde van mijn debuutstrip Muizentheater was ik 22 en schoof ik nerveus aan bij mijn voorkeursuitgevers. Dat was soms best confronterend, zelfs vernederd.”
Jeroen Janssens, laureaat van de Bronzen Adhemar 2018, heeft eenzelfde verhaal. “Voordat het Vlaams Fonds voor de Letteren zich opwierp als tussenpersoon liep ik hier met mijn debuut rond. Ik was 37 en ik voelde me in een stripstad als deze als een klein kind tussen de groten. Ik begreep snel: niemand zat op me te wachten. Ik ben daarna zo’n acht jaar weggebleven.”
Yasmina en de aardappeleters, de laatste strip van Vlaming Wauter Mannaert, verscheen onlangs bij Dargaud, een grote uitgever. Maar ook hij herinnert zich hoe hij hier zenuwachtig rondstruinde. “Men bekijkt je boek enkele seconden en klapt het dicht, soms met rare argumenten. Een Duitse uitgever sloeg ooit Weegee (over de Amerikaanse fotograaf Arthur Fellig, GDW) open en zei: ‘Oei, je hoofdpersonage heeft een jodenneus, dat werkt niet. En hop, ik kon gaan.”
Jonge, beginnende Vlaamse stripmakers hebben er in die zin een held bij. Ook Brecht Evens liep hier ooit het vuur uit zijn sloffen. Zaterdag kreeg hij de kroon op zijn werk. Nadat hij hier in 2010 een aanmoedigingsprijs kreeg, en in 2012 en 2015 genomineerd werd voor een albumprijs, was het nu raak. Met Het amusement, waarin hij zijn eigen bipolaire stoornis heeft verwerkt, won hij de Prix spécial du jury, een van de negen zogenaamde Fauves d’Angoulême. Het maakt van hem niet alleen de meest genomineerde, maar ook de meest bekroonde Belgische auteur op dit festival.