InterviewCarl Cneutt
Illustrator Carll Cneut: ‘Ik zou niet aan iets kunnen beginnen met de idee dat het succesvol moet zijn’
‘Altijd wat te vieren’ is niet alleen Carll Cneuts laatste boekworp, het is ook de titel van een lichtwandeling in zijn geboortestreek Wervik. Zijn in jurken uitgedoste muisjes of met verf spattende kikkers komen er op monumenten tot leven. De aanleiding: 25 jaar illustratorschap. Een gesprek met wellicht Vlaanderens bekendste, dan wel populairste illustrator.
“Het was nooit de bedoeling om illustrator te worden”, relativeert Carll Cneut (52) meteen. “Die ambitie was er gewoon niet. Meteen na mijn afstuderen als vormgever aan Sint Lucas werkte ik in de reclamewereld. Het grafische, dàt was mijn ding. Mijn interesse in illustratie en prentenboeken was eerder matig, laat staan dat ik er mijn professionele carrière van wilde maken.”
Dat veranderde door en toevallige ontmoeting met Veerle Witdouck, de zus van de toenmalige eigenaar van uitgeverij De Eenhoorn. Ze wist dat ik soms wel eens iets tekende en vroeg of ik voor De Eenhoorn niet een iets wilde proberen. Ik ben op die vraag ingegaan, om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. (Grijnzend) En, uhm, ook met het idee om een boek te hebben waarop mijn naam stond. Toegegeven, dat was leuk. Maar niet genoeg om me helemaal overstag te doen gaan voor prentenboeken.”
Dat veranderde bij boek vier: Willy, op verhaal van Geert De Kockere. “De eerste drie waren poëziebundels waarbij mijn bijdrage erin bestond het met illustraties te verluchten. Maar in 1999 kon ik voor het eerst een echt verhaal illustreren en besefte ik dat ik ruimte kreeg om met mijn tekeningen verhaaltechnische leegtes in te vullen. Dat was het boek waarmee alles samenviel.”
Vijfentwintig jaar later telt zijn cv 42 boeken en zo’n 200 vertalingen. In het buitenland is hij vooral populair in Italië en Frankrijk.
Volwaardige beelden
In 2014 namen zijn naam en faam alleen nog maar toe toen hij exposeerde in de Gentse Sint-Pietersabdij waarnaar hij zelfs zijn atelier verhuisde en via polaroids het wel en wee van een illustrator liet zien. Het werd een onverwacht succes. Circa 50.000 bezoekers, dat had een Vlaamse illustrator met een expo nog nooit verwezenlijkt.
Cneut zegt er veel zieltjes te hebben gewonnen. Maar er was nog iets, benadrukt hij. Iets veel belangrijker. En daar had de hele illustratiescène mee te maken. “De eerste bezoekers kenden me, nadien kwamen mensen die me niet of amper kenden. Ik denk dat ze zelfs met tegenzin kwamen, verwachtend dat ze iets kinderachtigs zouden aantreffen. Maar ze bleken oprecht verbaasd toen ze zagen dat illustraties ook – hoe zeg ik dat? – ‘volwaardig beelden’ konden opleveren. Heel wat mensen kregen daardoor een ander beeld van illustratie. Een belangrijk signaal, denk ik.”
Die herwonnen aantrekkingskracht bewees zich vier jaar later met een succesvolle verkoopexpo bij de Antwerpse WM Gallery. Plots was het zelfs bon ton om een Cneut aan de muur te hebben hangen.
Flatterend, zegt Cneut. “Maar het heeft níéts aan mijn werk veranderd. Aan mijn tekentafel gaat het alleen nog over wat op het blad, doek of papier komt. Alles daarnaast valt weg. Ik zou niet aan iets kunnen beginnen met de idee dat het succesvol moet zijn. Dat moet ik wegfilteren. Mijn werk moet authentiek zijn en blijven zonder invloed van buitenaf, verwachtingen en druk.”
Al komt succes vaak met een prijs. “Na Het geheim van de keel van de nachtegaal (2008, op verhaal van Peter Verhelst, GDW) had ik het moeilijk: we wonnen er zo veel prijzen mee (Woutertje Pieterse Prijs, Gouden Uil Jeugdliteratuur, Gouden Griffel, Boekenwelp, Boekenpluim ... GDW), dat ik een half jaar lang de verwachtingen niet van me af kon schudden. Ik zat vast. Ik moest leren ermee om te gaan.”
Miniverhaaltjes
Cneut deelde tot nu elke cover met de naam van een schrijver. Zelf verhalen schrijven ziet hij voorlopig niet zitten. “Uiteindelijk werk ik het liefst samen met een auteur. Zeker als dat een soort coschrijverschap inhoudt. Dat vind ik fijn, want het stelt me in staat om ruimtes in te vullen die niet door de tekst zijn opgevuld. Mijn eigen miniverhaaltjes, zeg maar. Als ik zelf zou schrijven zou ik moeite hebben om die ruimten in te vullen of om er een extra vertellaagje over te leggen. Wat niet wil zeggen dat ik geen schrijversambities heb. Maar het komt er gewoon niet van. Ik geef ook nog altijd halftijds les in het Gentse KASK.”
Over het waarom daarvan is hij stellig: “Ik vind het belangrijk om, wanneer je lang meedraait, iets van je ervaring en kennis over te dragen. Tegelijk krijg je als docent veel terug. En ik hoop dat het mij alert houdt in mijn eigen werk.”
Of hij in die 25 jaar de dingen ergens onderweg anders zou hebben aangepakt? “Ja en neen. Ik ben heel blij met de manier waarop alles gegaan is. COVID-19 heeft me wel aan het denken gezet. Het zette veel wilde internationale plannen on hold, maar op een of andere manier heeft het isolement me rustiger gemaakt. Het virus dwarsboomde bijvoorbeeld de plannen voor een boek bij een museumexpo. In mijn atelier ligt nu een half afgewerkt boek. (Schouderophalend) Vroeger zou ik me daar erg in opgejaagd hebben, terwijl ik daar nu tot mijn eigen verbazing relaxed over ben. Er is meer tijd vrijgekomen voor mezelf. Eindelijk.”
Altijd wat te vieren verscheen bij Querido. Het boek staat centraal op de lichtwandeling in Wervik en expo in het Tabaksmuseum. Tot 7 november. Info: wervik.be/lichtwandeling