Zaterdag 03/06/2023

InterviewStany Crets en Tijl Dauwe

‘Ik vond het zelf te spannend om in de zaal te zitten bij de première van ‘Vergeet Barbara’’

Tijl Dauwe regisseerde 'Vergeet Barbara', Stany Crets 'Charlie and the Chocolate Factory'. Beeld © Stefaan Temmerman
Tijl Dauwe regisseerde 'Vergeet Barbara', Stany Crets 'Charlie and the Chocolate Factory'.Beeld © Stefaan Temmerman

Met Vergeet Barbara en Charlie and the Chocolate Factory lopen er twee nieuwe musicals in de zalen. Krijgt het genre eindelijk krediet in Vlaanderen? Regisseurs Tijl Dauwe en Stany Crets: ‘Internationaal is het allang heel gewoon dat de grootste acteurs ook musicals doen.’

Paul Notelteirs

“In de aanloop naar een première functioneer je op de top van je intellectueel vermogen. Dat is uitdagend en plezant, maar ook stresserend.” Wanneer Stany Crets (58) van zijn cappuccino nipt, is de dosis cafeïne niet onwelkom. De première van zijn familiemusical Charlie and the Chocolate Factory (Deep Bridge) is nog maar net achter de rug en enkele dagen later staat al een eerste try-out van zijn Winterrevue op de planning.

Aan de overkant van de tafel vertelt Tijl Dauwe (43) dat hij er eveneens slapeloze nachten op heeft zitten. In het Studio 100 Pop-Up Theater is Vergeet Barbara net aan zijn eerste speelreeks begonnen. Hij schreef het script van de jukeboxmusical met de hits van Will Tura en verzorgde ook de regie. “Ik beleefde de première van de show zelfs vanuit de coulissen, ik vond het te spannend om in de zaal te zitten.”

Jullie voorstellingen werden enkele jaren geleden al aangekondigd, maar uitgesteld door de pandemie. In welke mate had dat een impact op het creatieve proces?

Dauwe: “Het heeft er alleszins geen kwaad aan gedaan. De druk kon van de ketel, waardoor de voorstelling de kans kreeg wat te rijpen. Ik ben ook aan het script blijven werken, al doe ik dat wel vaker. Zelfs op de dag van de première heb ik nog dingen aangepast.”

Crets: “Bij Charlie and the Chocolate Factory ging het wat anders, want dat is een bestaand Broadway-script waarvan we de rechten kochten. Je kunt daar niet volledig mee doen wat je wilt. De cast, de kostuums en de decors moesten bijvoorbeeld goedgekeurd worden door de rechthebbenden. We kregen gelukkig voor alles de toestemming, maar mijn bewerking van het script werd opnieuw naar het Engels vertaald. Ik had gehoopt om een nummer uit de voorstelling te halen, maar dat mocht niet. Daardoor moesten we schakelen en nog snel een nieuwe scène maken.”

Was Will Tura even bezorgd om wat er met zijn muziek zou gebeuren als de Amerikaanse producenten?

Dauwe: “Nee, hij had veel vertrouwen in ons. Dat komt deels omdat Steve Willaert, met wie hij al meer dan dertig jaar samenwerkt, de arrangementen verzorgde. Hij kent de muziek als geen ander en wist meteen wat hij ermee wilde doen. De nummers in de voorstelling klinken niet hetzelfde als op de originele platen en toch zijn ze nog herkenbaar. Ik heb Will wel gevraagd om een lijst met zijn favoriete nummers samen te stellen, die hebben we allemaal in de productie verwerkt.”

Musical wordt vaak als iets ‘on-Vlaams’ gezien, terwijl Tura de keizer van het Vlaamse lied wordt genoemd. Hoe moeilijk was het om in zijn oeuvre een musical te zien?

Dauwe: “Dat ging heel vlot. Ik bedacht het verhaal samen met Gert Verhulst en het was een organisch proces om later het script te schrijven. Naast de hits als ‘Mooi, ’t leven is mooi’ enHoop doet leven’ waren er ook minder bekende nummers die wel goed in het verhaal pasten. De muziek van Will Tura raakt iedereen, zijn nummers worden telkens aan een persoonlijke ervaring gelinkt. Dat is volgens mij ook hun kracht.”

Crets: “Het is sowieso niet makkelijk om een jukeboxmusical te maken, er bestaat geen succesrecept voor. Ik heb zelf de ABBA-musical Mamma Mia geregisseerd. Je denkt misschien dat die nummers er gewoon ‘ingeplakt’ worden, maar dat stuk zit vrij geniaal in elkaar. Al mag je niet te nauwkeurig naar het verhaal kijken, want van de tijdlijn klopt geen meter.”

Crets: ‘Als ze me iets voorstellen, zeg ik eerst meestal nee. Maar dan denk ik enkele dagen na en krijg ik er toch zin in.’ Beeld © Stefaan Temmerman
Crets: ‘Als ze me iets voorstellen, zeg ik eerst meestal nee. Maar dan denk ik enkele dagen na en krijg ik er toch zin in.’Beeld © Stefaan Temmerman

Wat trok u over de streep om uw voorstelling te maken, meneer Crets?

Crets: “Als me iets voorgesteld wordt, zeg ik in eerste instantie meestal nee. Maar dan denk ik er enkele dagen over na en als de producenten me carte blanche geven, krijg ik toch zin om het te doen. Zeker als je met de juiste mensen kunt werken. Tijdens een repetitieproces word ik vaak nog meer verliefd op mijn voorstellingen, zoiets moet groeien. Op een bepaald moment merk ik dan dat ik ontroerd ben of moet lachen. Dan is het als een geadopteerd kind dat een echt kind wordt.”

De ticketverkoop van jullie voorstellingen loopt goed en in het Pop-Up Theater wisselen langlopende producties elkaar af. Ontwikkelt er zich dan toch nog een Belgische musicalcultuur?

Crets: “Een aantal jaar geleden zaten we in ieder geval in een andere situatie. Wat wij deden, werd via productiehuizen als Ballet van Vlaanderen en Music Hall eerst volop gesubsidieerd. Zelfs cultuurtijdschriften als Etcetera schreven musicalrecensies. Toen veranderde dat en leek het alsof bepaalde media afspraken om het genre ter discussie te stellen. Een voorstelling waarin gezongen werd, was plots ‘een ding’. Nu merk ik dat het verandert en dat er weer meer aandacht voor is.”

Dauwe: “Je merkt dat ook wanneer je een cast moet samenstellen. Je kunt al eens uit een andere vijver vissen, terwijl dat enkele jaren geleden niet het geval was. Terwijl het op internationaal niveau heel gewoon is dat de grootste theater- en filmacteurs ook in musicals spelen. Het gaat om hetzelfde vak en hetzelfde metier, al wordt het vaak op een andere manier bekeken.”

In de Vlaamse musicalsector ligt de klemtoon dikwijls op spektakels, familievoorstellingen en bekende titels. Hoeveel ruimte is er voor nieuwe of artistiekere producties?

Dauwe: “Ik denk dat de spectaculaire voorstellingen en de kleinschaligere projecten naast elkaar kunnen bestaan. Een musical met twee acteurs in een zwart decor met enkele stoelen kan een even grote emotionele impact hebben als een spektakel.”

Crets: “Ik geloof daar ook in, alleen moet je er rekening mee houden dat het marketingbudget niet altijd toelaat om voor die titels evenveel reclame te maken. Ik wil al lang Jesus Christ Superstar van Andrew Lloyd Webber opvoeren, maar je moet het juiste moment vinden om die titel in de markt te zetten. Volgend jaar regisseer ik You Are My Sunshine, een musical waarvoor ik het script schreef en Ann (Van den Broeck; musicalactrice en Crets’ partner, PN) de muziek componeerde. We kunnen die voorstelling alleen brengen omdat er ook grotere titels bestaan, want het is moeilijk om uit de kosten te komen. Vroeger waren er voor bepaalde gezelschappen subsidies, maar dat is ook weggevallen.”

Sinds Judas Theaterproducties stopgezet werd, is er geen enkel musicalgezelschap meer dat structurele subsidies krijgt. Is er vanuit de politiek te weinig respect voor het genre?

Crets: “De beoordelingen komen niet van de politici zelf, natuurlijk. Zij laten zich adviseren door een raad die duidelijk andere keuzes maakt.”

Dauwe: “Het is erg jammer, want ik vind dat het genre het ongeacht de producent verdient gesubsidieerd te worden. Het is heel moeilijk te begrijpen waarom die keuzes gemaakt worden.”

Musical blijft een duur genre. Zeker voor jonge acteurs is het lastig om zelf een nieuwe productie op poten te zetten.

Crets: “Zonder geldinfuus is dat inderdaad niet mogelijk, dan sterft het een zekere dood. Terwijl een productiehuis daardoor ook niet meer de kans krijgt te groeien en rendabel te worden. Ik vind dat het tijd is om het subsidiesysteem vanaf nul weer op te bouwen. Steun zou mogelijk moeten zijn voor alle genres. Je zou ook cultuurcheques kunnen geven die mensen zelf kunnen uitgeven waar ze willen en daarnaast projectsubsidies geven aan producties waar je in gelooft. Want er wordt vaak over het commerciële theater gesproken, maar je kunt het niet zo noemen. Je moet heel hard vechten om tickets te verkopen. Als het echt commercieel was, zouden alle makers van comedy of musical zelfbedruipend zijn. Dat is niet zo.”

In de sector klinkt soms de kritiek dat de commerciële drang tot conservatievere castingkeuzes leidt. Jelle Cleymans en Jonas Van Geel speelden in alle spektakelmusicals van Studio 100. Hoe kijken jullie daarnaar?

Dauwe: “Jonas en Jelle zijn sterk verbonden aan de musicals van Studio 100. Het productiehuis heeft een duidelijk stempel en mensen weten goed wat ze kunnen verwachten. Die namen dragen daartoe bij. Al wil dat niet zeggen dat zij de enigen zijn die de rollen kunnen spelen. We proberen sowieso ook op zoek te gaan naar nieuwe mensen. In de spektakel-musical Red Star Line speelt de jonge musicalactrice Charlotte Boudry een van de hoofdrollen en in Vergeet Barbara doet bijvoorbeeld ook Tom Audenaert mee. Hij is bekend, maar mensen zijn het niet gewend hem in een musical te zien.”

Dauwe: 'Ik vind dat het genre het ongeacht de producent verdient gesubsidieerd te worden.' Beeld © Stefaan Temmerman
Dauwe: 'Ik vind dat het genre het ongeacht de producent verdient gesubsidieerd te worden.'Beeld © Stefaan Temmerman

Qua etnische achtergrond blijft diversiteit in de Belgische musicalsector eveneens moeilijk. Waar ligt dat aan?

Crets: “We zoeken er alleszins wel naar. Ik heb onlangs Rent geregisseerd, een musical die zich afspeelt in het New York van de jaren negentig. Natuurlijk wil je daar mensen van kleur in hebben. We hebben eerst open audities gedaan, maar dat leverde weinig op. Daarna klopten we aan bij organisaties als Let’s Go Urban en spraken we mensen rechtstreeks aan. Maar telkens botsten we erop dat je als musicalacteur moet kunnen zingen, dansen én acteren. Die combinatie vonden we niet. Misschien zijn er in de groep wel mensen die het kunnen, maar dan stromen ze niet door.”

In Charlie and the Chocolate Factory tekent de volgende generatie musicalacteurs alvast present. Hoe is het om zoveel vertrouwen aan jonge en vrij onervaren hoofdrolspelers te geven?

Crets: “Je weet dat het erbij hoort wanneer je een titel als Charlie and the Chocolate Factory kiest. Ik kon gelukkig wel vertrouwen op mensen die de kinderen lang voor de start van het repetitieproces al onder hun vleugels namen. Zij leerden hen de nummers aan en lieten ze tegelijk vrij. Ik wil als regisseur voorkomen dat je acteurs in een keurslijf steekt waar ze later niet meer uit raken.”

U regisseerde zelf talloze kinderen voor de musicals van Ketnet en Studio 100, meneer Dauwe. Herkent u zich in die losse regieaanpak?

Dauwe: “Bij Ketnet Musical was het lange repetitieproces één groot opleidingstraject dat de kinderen doorliepen en waarbij ik zelf dicht betrokken was. Dat was soms heel intensief. Je geeft in een razend tempo als het ware een hele acteercursus. Bij de audities kwamen er duizenden kandidaten langs en toch kon je bij sommigen meteen zien dat ze het in zich hadden. Als regisseur probeer je dat talent dan te ontwikkelen.

“Dat is een sprong in het diepe en soms lukt het niet, maar ik sta vaak wel met open mond te kijken naar wat kinderen kunnen. Mijn petekind Senn is een van de jongens die Charlie spelen. Ik ken hem natuurlijk goed, maar toch schrik ik van wat hij doet. Als kind had ik dat zelf helemaal nooit gedurfd.”

Crets: “De kinderen zijn ook geen marionetten die aan koordjes hangen. Ze worden acteurs die zelf problemen oplossen op de scene. Als een dirigent te vroeg inzet, zullen zij een manier vinden om weer in te pikken. Da’s bij alle acteurs zo: als je hun spel betonneert, leg je hen én de sfeer lam. Die vrijheid is cruciaal.”

Jullie vertelden dat de druk in de aanloop naar de première hoog ligt. Welke publieksreactie gaf jullie de meeste energie?

Dauwe: “Zaterdag zat ik in de zaal bij Vergeet Barbara en ik vond het bijzonder om te zien hoe geëmotioneerd mensen waren. De 80-jarige vader van een collega vertelde me dat hij zijn jeugd herbeleefde tijdens de voorstelling. Mijn vader is een van de figuranten en vertelde iets soortgelijks. Hij luisterde naar ‘Ik mis je zo’ en ‘Het kan niet zijn’ toen hij zelf liefdesverdriet had. Dat mensen die nostalgie ervaren, maakt het voor mij mee de moeite waard.”

Charlie and the Chocolate Factory speelt nog tot 8 januari in Antwerpen, nadien tot 20 januari in Gent en Hasselt.

De eerste speelreeks van Vergeet Barbara is uitverkocht, in juni start een tweede reeks voorstellingen.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234