InterviewKinderboekenschrijvers
‘Ik hoef niet elke dag een inbox vol doodsbedreigingen’: deze jeugdauteurs brengen fantasierijke verhalen mét boodschap
Kinderboeken verhalen al lang niet meer het wel en wee van hoogblonde meisjes met vrolijke staartjes die voor het eerst naar de kapper, de balletles of een lezing van Bart De Wevers studententournee gaan. Nee, de nieuwste jeugdliteratuur is kleurrijk in elke betekenis van het woord en brengt fantasierijke verhalen met een boodschap. Als uw kroost geluk heeft, vindt het onder de kerstboom dan ook een van de prachtige boeken van Dalilla Hermans (36), Hanne Luyten (38) of Elisabeth Lucie Baeten (32).
Schrijfster, columniste en theatermaakster Dalilla Hermans verzette als eerste de bakens met haar boeken Brown Girl Magic en Brown Boy Joy, op maat van gekleurde kindjes. Schrijfster Hanne Luyten stampte met Het Hannekesnest haar eigen uitgeverij voor kinderboeken uit de grond, en algauw volgde de bestsellerreeks Wilma Wonder. En scenariste Elisabeth Lucie Baeten bracht net En ze leefden nog uit, een modern sprookjesboek waarin de prinsessen óók iets te zeggen hebben.
Elisabeth Lucie Baeten: “Ik was aanvankelijk van plan om sprookjes te herschrijven voor volwassenen. In de klassieke versies hebben de vrouwen amper tekst, terwijl ik er vrij zeker van ben dat Doornroosje wel een mening had over het feit dat een wildvreemde vent haar wilde kussen in haar slaap (lacht). Maar omdat ik die boodschap te belangrijk vind om niet al van kleins af mee te geven, heb ik er een kinderboek van gemaakt. Ik vertel verhalen over meisjes die boos worden, en liever waterpolo spelen dan balletles te volgen, omdat die meisjes ook gewoon bestáán. Ze herkennen zichzelf niet in de klassieke sprookjes vol zwijgzame prinsessen.”
Dalilla Hermans: “Herkenbaarheid is essentieel voor kinderen. Daarom besloot ik het boek te schrijven dat ik zelf altijd heb gemist. Het idee rijpte toen ik vijf jaar geleden in de kinderboekenafdeling van de Fnac in Antwerpen rondliep en ik geen enkel boek vond met een bruin kind op de cover.”
Hanne Luyten: “Ik vind het enorm belangrijk dat de leefwereld van mijn kinderen terugkeert in hun literatuur. De boeken die wij vroeger lazen, zoals de Tiny-reeks, zijn daar mijlenver van verwijderd. Daar zitten heel mooie verhalen tussen, maar ze laten kinderen een gefabriceerde wereld zien.”
Hermans: “De klasjes die je in de meeste kinderboeken ziet, zijn in de echte wereld de uitzondering: alleen maar witte kindjes met een mama en een papa die gelukkig getrouwd zijn.”
Luyten: “Kinderboeken hoeven gelukkig niet echt te zijn. Ze moeten vooral léúk zijn. Maar als er dan toch een familie of een vriendengroep in voorkomt, laat die er dan ook uitzien zoals ze er op straat uitzien. Zonder er een statement van te maken.”
In je Wilma Wonder-boeken zit een personage in een rolstoel, maar dat wordt nooit expliciet benoemd. Je ziet het alleen op de tekeningen.
Luyten: “Precies. Mijn debuut, Het huis met de gele deur, werd ook vaak voorgesteld als ‘het boek met de twee mama’s’, alsof dat iets heel bijzonders is. Maar die mama’s waren niet eens een verhaallijn, dat was gewoon de gezinssituatie van de kindjes om wie het verhaal draaide. Het feit dat mensen mij daar vragen over stelden, dát was bijzonder.”
Baeten: “Ik vond het niet meer dan logisch om in mijn boek terloops te vermelden dat Belle twee papa’s heeft, of om Ariël de kleine zeemeermin als een zwart meisje af te beelden. Kinderen hebben daar geen vragen bij, die vinden dat volstrekt normaal.”
Zit het publiek ook te wachten op jullie soort boeken?
Hermans: “Absoluut. De meeste kinderboekenauteurs hebben twee soorten publiek: mensen die hun werk voorlezen en iets oudere kinderen die het zelf lezen. Bij mij is er nog een derde categorie: volwassenen die mijn boeken voor zichzelf kopen omdat ze die vroeger graag zelf hadden gehad. Ik denk dat Brown Girl Magic inmiddels al aan meer vrouwen van mijn leeftijd is verkocht dan aan kinderen, en Brown Boy Joy staat bij veel jonge rappers in de kast.”
Luyten: “Het mooiste compliment dat je kunt krijgen, is dat kindjes zich herkennen in je personages.”
Hermans: “Volwassenen denken vaak: als het boek over bruine meisjes gaat, dan is het een boek voor bruine meisjes. Maar zo werkt een kinderbrein niet. Brown Girl Magic gaat over een kind dat wordt gepest. Dat is een universeel thema: witte kindjes die worden gepest, kunnen zich er net zo goed in herkennen.”
Luyten: “De kinderen van nu hebben ook vaker vragen bij de klassieke kinderboeken. Onlangs las mijn oudste dochter bijvoorbeeld: ‘Vraag raad aan je mama als je iets niet weet.’ Ze stond meteen op haar achterste poten: ‘Maar wat dan als je twee papa’s hebt?’ Ze was echt verontwaardigd dat het er zo geschreven stond alsof het vanzelfsprekend was.”
Ik vermoed dat haar opvoeding daar wel een rol in speelt.
Luyten: “Natuurlijk, ik indoctrineer ze van kleins af (lacht). Ik let er bijvoorbeeld op dat ik altijd zeg: ‘Later, als je samenwoont met je man of vrouw.’
“Er is nu eenmaal een maatschappelijke omslag aan de gang. Zelfs als je niet bewust aan je kinderen meegeeft dat onze samenleving divers is, zien ze dat toch wel op straat. Onze generatie worstelt daar soms nog mee, omdat we zelf een bepaalde opvoeding hebben gekregen en het tegelijkertijd anders proberen te doen. Maar wanneer onze kinderen volwassen zijn, zullen ze dat allemaal doodnormaal vinden. Dat geeft me hoop voor de toekomst.”
Hermans: “Mijn kinderen zijn allergisch voor sociaal onrecht. Het maakt hen boos als iemand iets homofoobs zegt op tv, omdat het niet strookt met wat ze zien in series als #LikeMe en lezen in boekjes zoals de onze. Dan blink ik natuurlijk van trots: de appels vallen niet ver van de boom (lacht).
Baeten: “Helaas heb je het niet altijd zelf in de hand. Al sinds mijn dochter Alys 2 jaar is, benadruk ik dat iedereen mag dragen wat hij of zij wil: jongens mogen ook jurkjes aandoen of hun nagels lakken. Ze zat nog geen maand op school toen ze thuis ineens verkondigde: ‘Broeken zijn voor jongens en rokjes voor meisjes.’ Hup, mijn levenswerk naar de vaantjes! (lacht)”
Luyten: “Je kunt als ouder ook niet veel meer doen dan je kinderen zo sterk mogelijk proberen te maken. Je kunt hen wel allerlei mooie boodschappen meegeven, maar ze moeten zich ook zelfzeker genoeg voelen om tegen de stroom in te zwemmen.
“Helaas wordt de druk steeds groter naarmate ze ouder worden. Nu trekken mijn kinderen zich nog weinig aan van wat anderen denken, maar mijn oudste is 11 en de middelbare school lonkt. Daar heb ik toch wel schrik voor: met welke denkbeelden komt ze dan misschien af?”
GRENZEN STELLEN
Waarin verschilt volgens jullie het ouderschap anno 2022 met pakweg dertig jaar geleden?
Baeten: “Wij durven sorry te zeggen tegen onze kinderen.”
Luyten: “En dat is zó belangrijk! Als ik tegen mijn kinderen roep, heeft dat meestal meer met mij te maken dan met hen. Dan heb ik te veel gewerkt of slecht geslapen en daardoor een korter lontje. Ik leg dat ook uit en verontschuldig me ervoor. Kinderen begrijpen dat wel. Andersom werkt het immers net zo: kinderen die lastig doen, zitten meestal ergens mee, maar vinden de woorden niet om zich uit te drukken. Dan kun je beter met hen praten in plaats van ze in de hoek te zetten omdat ze zogezegd stout zijn.
“Dat is een duidelijke breuklijn met vroeger: mijn kinderen weten dat ze alles wat ze voelen mógen voelen. Het grootste trauma uit mijn jeugd is dat ik drie miljard keer heb gehoord: ‘stop met wenen’, ‘het doet geen pijn’, ‘het is niet erg’... Dat werd altijd met de beste bedoelingen gezegd, maar volwassenen hebben te veel de neiging om emoties bij kinderen te willen wegduwen. Terwijl op je knie vallen simpelweg pijn doet. En niet mogen meespelen ís ook erg. Waarom zou je daar niet om mogen huilen?”
Baeten: “Ik hoor de dingen uit mijn eigen kindertijd vaak terug bij grootouders: ‘niet wenen’, ‘niet boos zijn’, ‘je bent zoveel mooier als je lacht’... Ik kan me daar echt over opwinden. Want je ziet wat ervan komt: we tellen nu allemaal 60 euro per week neer bij de psycholoog om te leren hoe we deftig met onze emoties moeten omgaan (lacht).”
Luyten: “Tegelijkertijd zijn de ouders van toen ook compleet anders als grootouders. Ik moest vroeger blijven zitten tot mijn bord leeg was. En als ik daarover zeurde, deed mijn moeder er nog een schep bij. Je zou haar nu eens moeten horen tegen mijn drie kinderen: ‘Wat willen jullie eten? Wafels? Pannenkoeken in de vorm van de Eiffeltoren? Komt eraan! Jij wilt geen boterhammen eten? Oké, hier zijn chips!’ Dan denk ik echt: moeder, wat is er gebéúrd? (lacht)”
Zijn jullie boeken een aanklacht tegen jullie eigen opvoeding?
Luyten: “Nee, want ik neem mijn ouders absoluut niets kwalijk. Die generatie deed ook maar haar stinkende best, met de informatie die ze had. Maar ik wil sommige dingen zelf wel anders aanpakken, en die boodschap stop ik duidelijk in mijn boeken.”
Hermans: “Wat ik zo mooi vind aan deze nieuwe kinderboeken, is dat ze ook volwassenen iets bijbrengen. Dat kan soms een beetje schuren, omdat het je als voorlezer confronteert met je eigen fouten, maar dat is niet erg. Zo heb ik uit een kinderboek geleerd dat ik mijn kinderen niet moet pushen om mensen een knuffel of een kus te geven. Terwijl ik dat altijd vanzelfsprekend vond, omdat mijn Rwandese familie erg lichamelijk is: voor hen is het een teken van respect.”
Baeten: “Je eigen grenzen mogen stellen is voor onze generatie een compleet nieuw concept. Op lichamelijk vlak, maar ook op emotioneel vlak of op de werkvloer. Wij hebben dat toch nooit meegekregen van onze ouders? Terwijl het heel simpel is: nee is nee, en je mag dat gewoon zeggen.
“Toch blijft het lastig om de dingen uit je eigen jeugd te ontleren. Wij hebben thuis een regel bij het kietelen: zodra iemand stop zegt, moet je stoppen. Hoewel mijn man en ik allebei beseffen waarom dat belangrijk is, gaat hij soms alsnog door. Het zit er zo ingebakken, dat soort ogenschijnlijk onschuldige dingen, maar het kan gevolgen hebben als je volwassen bent en nooit grenzen hebt leren te stellen.”
Hermans: “Terwijl iederéén toch nog weet hoe het vroeger was als je oudere broer of zus maar bleef kietelen, terwijl je al vijf minuten stop riep? Die wilde paniek!”
Maken jullie het moderne ouderschap zo niet veel moeilijker dan vroeger? Het klinkt vermoeiend om op zoveel dingen te moeten letten.
Luyten: “Ik vind het ouderschap op deze manier vooral echter. Wij práten met onze kinderen.”
Baeten: “Maar ik durf wel te beweren dat het mentaal zwaarder is dan vroeger, ja.”
Hermans: “Dat denk ik ook. Naar mijn gevoel was moederen vroeger eerder uitvoerend: je zorgde voor de was en de plas, dat er eten op tafel stond, dat je kinderen gezond waren. Maar wij, althans de geprivilegieerde middenklasse, kunnen veel meer dingen uit handen geven. Dat biedt ons de luxe om ons ook te bekommeren om hun mentaal welzijn, hun weerbaarheid, hun wereldbeeld...”
Luyten: “Het is ook gewoon een verpletterende verantwoordelijkheid, want je wilt je kinderen niet verknoeien.”
Baeten: “We leggen onszelf veel meer druk op, omdat we ons hyperbewust zijn van de mogelijke gevolgen van onze opvoeding. Je vraagt jezelf constant af: doe ik het wel goed? The mom guilt is real.”
CRISIS IN DE CRECHE
Jullie zijn niet bang om je op sociale media te mengen in het maatschappelijke debat. Waar komt dat activisme vandaan?
Hermans: “Het is nódig. Voor mezelf en voor mijn kinderen. Ik zou niet kunnen functioneren in een wereld waarin ik onrecht zie maar er niks over kan zeggen.
“In het geval van racisme voel ik ook gewoon zelf de impact. Ik ben bekend geworden door mijn open brief over hoe het voelt om als slachtoffer van racisme op te groeien. En mijn debuut, Brief aan Cooper en de wereld, heb ik geschreven voor mijn zoon, omdat ik hem wil beschermen tegen wat ik heb meegemaakt.”
Luyten: “Ik vind het heel fijn dat ik een platform als Instagram heb. Zo’n community van volgers is een gigantisch privilege, waarmee ik meer wil doen dan alleen maar schattige foto’s van mijn kinderen posten. Ik heb altijd iets activistisch gehad. Als ik nare dingen zie, gaan mijn handen zweten en krijg ik hartkloppingen. Ik móét dan iets doen, al is het maar in mijn pen kruipen.”
Baeten: “Voor mij is het doodnormaal om er iets van te zeggen als ik onrechtvaardigheid zie. Tegenwoordig doe ik dat tegen een paar tienduizenden mensen op Instagram en noemen we dat activisme, maar eigenlijk is het gewoon mijn karakter.
“(Windt zich op) Neem nu de crisis in de kinderopvang: ik snap oprecht niet wat onze regering bezielt om daarop te bezuinigen, zeker niet na de recente drama’s. Je krijgt die puinhoop simpelweg niet meer uitgelegd. Ik kan me daar geweldig kwaad over maken. Ik zou dat in alle stilte kunnen doen, maar ik kan het óók delen met mijn volgers, er een hoop politici bij taggen en zien of dat effect heeft.”
Of een vlammende open brief schrijven, zoals je in september deed aan Vlaams minister Hilde Crevits (cd&v). Heb je daar al reactie op gekregen?
Baeten: “Iedereen die in navolging mijn brief ook nog eens naar de minister heeft gestuurd, kreeg het standaardantwoord dat ze ermee bezig waren. Ik ben uitgenodigd op haar kabinet, maar daar heb ik vriendelijk voor bedankt. Als ze concrete plannen wilden bespreken, was ik graag gegaan, maar als die uitnodiging alleen dient om de mensen te sussen, heeft het geen zin. Sindsdien heb ik het onderwerp nog een paar keer aangehaald op Instagram, maar is er geen reactie meer op gekomen.”
Lees ook
Elisabeth Lucie Baeten over haar sprookjesboek en een (te) druk leven: ‘Het leek op een paniekaanval, maar dan wel 24 uur per dag’
Heeft het moederschap je activisme beïnvloed?
Baeten: “Zeker wel. Zodra je kinderen hebt, wil je dat de wereld beter wordt voor hen.
“Het ergste is nog dat werkelijk niemand belang heeft bij die schrijnende toestand. Zelfs Liesbeth Homans (N-VA, Vlaams Parlementsvoorzitter, red.) heeft er toch niks bij te winnen om het probleem af te wentelen op ‘de papa die dan maar moet thuisblijven’? Als er nu één onderwerp is waarbij je politieke kleur niks uitmaakt, dan is het toch de kinderopvang? Ik neem aan dat iedereen wil dat ouders hun baby veilig kunnen achterlaten in de crèche.”
Je zou ook achterover kunnen leunen, simpelweg influencer zijn, en iemand anders het laten oplossen.
Hermans: “Als je als rechtschapen mens onrecht ziet, lijkt het mij je taak om daar iets aan proberen te doen. Wij zijn schrijvers, dus schrijven we erover. Mijn man was lange tijd leerkracht, dus kaartte hij bepaalde onderwerpen in de klas aan. Een bakker kan besluiten om geen Zwarte Piet-slingers op te hangen in zijn bakkerij. Allemaal kleine dingen, maar iedereen kan altijd íéts doen. Je moet het gewoon willen.
“Ik kan me makkelijk inleven in mensen die anders denken dan ik, maar onverschilligheid kan ik niet begrijpen. Als ik jou vertel over de vluchtelingen in Duinkerke die op dit moment letterlijk in de modder liggen te sterven en jij haalt je schouders op, dan kan ik net zo goed tegen een boom praten. Ik kan me daar werkelijk niet in verplaatsen. Hoe kún je zo zijn?”
Luyten: “Vaak is het een vorm van zelfbehoud: ‘Als ik er niet over nadenk, bestaat het niet.’”
Hermans: “Maar dan doet niemand er iets aan en verandert er niets. Als zwarte mensen de discussie rond Zwarte Piet niet jaren geleden al hadden aangekaart, werden er nu nog steeds vrolijk intochten met blackface georganiseerd. Sommige steden blijven hardleers – hallo, Kortrijk? – maar er is wel degelijk een evolutie aan de gang, en die valt niet meer tegen te houden.”
Het is ook onverschilligheid: veel witte mensen zien het probleem niet.
Luyten: “Of ze zijn zich er nog niet van bewust wat voor privilege het is zich er niets van aan te hoeven trekken.”
Baeten: “Het belachelijke is dat ze zich van de oplossing voor het probleem óók niets aan hoeven te trekken. Want wat voor impact heeft het op je leven als de Sint met roetpieten aanmeert in Antwerpen? ‘Ze pakken ons alles af’, roepen ze altijd, maar wát dan precies? Je bent een 50-jarige vent!”
Hermans: “Jaren geleden probeerde ik eens met handen en voeten aan een groep studenten uit te leggen wat er verkeerd is aan Zwarte Piet, maar het kwartje viel pas toen ik het op henzelf betrok. Velen van hen droomden ervan om ooit in het buitenland te werken, dus zei ik: ‘Als er ooit een foto van jou opduikt in blackface terwijl je bij een buitenlands bedrijf solliciteert: bonne chance.’ Pas tóén toonden ze interesse.”
Luyten: “Het draait allemaal om empathie. Als maatschappij staan we nu voor de keuze om een bepaalde bevolkingsgroep wel of niet te pesten. Het lijkt mij logisch om voor het laatste te gaan, want dat is toch ook wat we onze kinderen aanleren?”
Baeten: “Het ergste is: de pesters zien deze discussie als een bewijs dat zíj gepest worden. Ah ja, want ‘we pakken hun traditie af’.”
WE MOGEN NIKS MEER
Tom Lanoye wijdde in Humo drie columns aan antiwokers. Hij noemt ze de gevoeligste watjes van allemaal, die hysterisch worden zodra er aan kerstmarkten of F.C. De Kampioenen wordt geraakt.
Hermans: “Het geklaag over de zogezegde cancelcultuur vind ik enorm frustrerend. Het komt op niets anders neer dan dat mensen er nu op worden gewezen als hun uitspraken of acties seksistisch, homofoob of racistisch zijn. Daar wordt vervolgens een groot drama van gemaakt: de antiwokers klagen dat ze gecanceld worden, maar ze krijgen wel nog overal een platform.
“Het is heel makkelijk om iets ‘woke’ te noemen en het daarmee als iets belachelijks af te doen. Ook de media maken zich daar schuldig aan. Ik vind het zo hypocriet. Als ik vriendelijk vraag: ‘Hé, kun je alsjeblieft niet racistisch doen?’, krijg ik wekenlang de goorste berichten van wildvreemden die mij en mijn gezin bedreigen. (Droog) Maar nee, zij die rustig op hun racisme of seksisme worden gewezen, zíj zijn de slachtoffers.”
Luyten: “Alles wordt nu op één hoop gegooid onder het motto ‘we mogen niks meer’. Maar wat mag je dan niet meer? Nee, racisme mag niet, maar dat mocht vroeger ook al niet. Nee, je mag andere mensen niet meer beschimpen zonder terechtgewezen te worden. Moeten we nu medelijden hebben? Het is de wereld op z’n kop dat mensen die lijden onder haat en racisme worden weggezet als watjes met veel te lange tenen.”
Hermans: “Sinds ik in 2020 het boek Het laatste wat ik nog wil zeggen over racisme heb geschreven, staat mijn publieke activisme op een lager pitje. Ik had toen vijf jaar op de barricaden gestaan en een constante stroom van haatberichten geslikt, maar het was tijd om de microfoon door te geven. Daarna vond geen enkel mediakanaal het interessant om me te vragen hoe het met me ging. Maar als een of andere dude tweet dat hij gecanceld wordt, staat er binnen het uur een camera voor z’n neus en mag hij uitleggen waarom hij geviseerd wordt en hoe erg dat is voor hem.”
Je moet tegenwoordig lef hebben om nog voor je standpunten uit te komen. De weerslag is vaak overweldigend, zeker voor een vrouw van kleur. Werd het je te veel?
Hermans: “Op een gegeven moment was ik er wel klaar mee. Ik heb mijn steentje bijgedragen, ik hoef niet meer elke dag een inbox vol haat en doodsbedreigingen. Het hoort er zogezegd bij als je doet wat ik doe, maar het is fucking zwaar. Niemand houdt dat vol. En het werd op den duur zelfs gevaarlijk, want mijn adres werd gelekt.”
Luyten: “Ik kan me echt niet voorstellen wat voor shit jij allemaal over je heen krijgt. Zelf krijg ik maar af en toe negatieve commentaar, maar tot doodsbedreigingen komt het nooit. Ze vertellen me hooguit dat ik lelijk ben of een mottige blouse draag.”
Baeten: “De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij die platformen. Is het nu zo moeilijk om online haatspraak in te tomen? De Vlaamse media doen bitter weinig om de bagger in hun comments onder controle te houden.”
Hermans: “Omdat ze dat niet willen: het is hun verdienmodel. Het is een van de redenen waarom ik ben weggegaan bij de VRT. De media hebben zoveel macht om iets te veranderen, maar ze weigeren gewoon.
“Ik blijf mijn boodschap wel verkondigen, alleen doe ik dat nu veel selectiever. Ik monitor mijn eigen platforms, zo kun je op Instagram alleen comments achterlaten als je me volgt. Ik probeer mezelf in de mate van het mogelijke te beveiligen.”
Predik je zo niet te veel voor eigen kerk?
Hermans: “Misschien wel, maar dat vind ik prima. Ik heb een tijdlang geprobeerd om een ander publiek op te zoeken, ik ben zelfs met racisten gaan praten. Uiteindelijk heb ik beseft dat het veel moeite is voor weinig resultaat. Nu wil ik niet meer per se elke racist overtuigen dat racisme verkeerd is. Wel wil ik de rest van de wereld sterker en mondiger maken, zodat mensen zich durven uit te spreken tegen racisme. Dat lijkt me slimmer dan elke dag aan karren te sleuren die niet vooruit willen.
“Wij gaan de aanstokers van haat niet meer veranderen, maar we kunnen mensen wel informeren en inspireren, zodat ze naar dat soort mensen kijken en denken: pff, wat een losers.”
Dalilla Hermans, ‘Brown Girl Magic’, uitgeverij Davidsfonds
Elisabeth Lucie Baeten, ‘En ze leefden nog’, uitgeverij Vrijdag
Hanne Luyten, ‘Wilma Wonder’, uitgeverij Het Hannekesnest
© Humo