InterviewDominique Deruddere
‘Ik denk dat wij de gelukkigsten van de zaal waren toen de Oscar naar iemand anders ging’
35 jaar na zijn geprezen debuut Crazy Love is Dominique Deruddere terug. Met een nieuwe film, The Chapel, én een autobiografie, Met de helm geboren. Hij is inmiddels pensioengerechtigd, maar aan stoppen denkt de Oscargenomineerde cineast van Iedereen beroemd! nog lang niet. ‘Het leven is te kort om dingen te doen waarin je niet gelooft.’
“Toen Iedereen beroemd! geselecteerd was voor een nevencompetitie op het Filmfestival van Venetië, was er geen enkele Belgische journalist”, herinnert Dominique Deruddere (65) zich. “Ik weet nog dat Jan Temmerman van De Morgen toen naar mij belde: ‘Zeg, Dominique, ik hoor dat jij een staande ovatie hebt gekregen? Niet liegen, hè!’ Er was in die tijd bijna misprijzen voor de Vlaamse film. Ik denk dat Iedereen beroemd! en De zaak Alzheimer, net daarna, samen met Nederlandstalig drama op televisie, het publiek geleidelijk aan hebben warm gemaakt voor Vlaamse fictie.”
Dik twintig jaar na de première van Iedereen beroemd! in Venetië is er veel veranderd. Deze week nog werd Close genomineerd voor een Oscar, en regisseur Lukas Dhont bedankte alle Belgische filmmakers “die de weg hebben geplaveid.” Deruddere is daar zonder twijfel één van: ook Iedereen beroemd! werd immers genomineerd voor een Academy Award. Maar waar Dhont zijn zinnen heeft gezet op het gouden beeldje, vond Deruddere juist het geluk in de wetenschap dat hij zeker niet zou winnen: met het Chinese Crouching Tiger, Hidden Dragon en het Mexicaanse Amores perros was de concurrentie ijzersterk.
“Na mijn nominatie belde mijn agent mij: ‘Congratulations, but you’re never gonna win!’ Dat maakte het wel relaxed voor mij, dat ik zeker wist dat we niet gingen winnen. Wij konden gewoon genieten. Ik hoopte zelfs echt om niet te winnen, omdat ik geen goesting had om op dat podium te gaan staan. Ik kan dat niet, ik durf dat niet. Net voor de envelop openging zei ik nog tegen Josse (De Pauw, die de hoofdrol vertolkte, EWC): ‘Als wij winnen, ga jij naar voor.’ En hij: ‘Niks van!’ Ik denk dat wij de gelukkigsten van de zaal waren toen Crouching Tiger won.”
Een dikke twintig jaar later heeft Deruddere een autobiografie, Met de helm geboren, én een nieuwe film klaar: The Chapel opent vrijdag het Filmfestival van Oostende en vertelt het verhaal van Jennifer Rogiers (Taeke Nicolaï), een ultragetalenteerde pianiste die het tot in de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd schopt. In ‘de kapel’, waar de finalisten zich een week lang afzonderen voor hun finale concerto, denkt ze terug aan haar vader (Kevin Janssens), die niets van de piano moest weten, en haar moeder (Ruth Becquart), die haar naar de wereldtop pusht.
Zegen en vloek
‘De kapel’ fascineert Deruddere al sinds hij als tienjarige een zwart-witreportage zag over de Koningin Elisabethwedstrijd. Toen zijn zoon zich later aan de piano zette, kwam die herinnering terug. “Ik zag wel dat hij talent had, maar ik vroeg me af: hoe moet je daar mee omgaan als ouder? Je ziet heel veel mensen die hun kinderen echt pushen om te excelleren, ook langs voetbalterreinen bijvoorbeeld. Veel mensen verwachten dat hun mislukte leven — of wat zij als een mislukt leven zien – door hun kind wordt goedgemaakt. Nu, ik wist dat mijn zoon geen groot pianist zou worden, want hij is er pas mee begonnen toen hij al 14 was, en dat is veel te laat, natuurlijk. Maar zo ben ik er wel meer over gaan nadenken.”
“Ik ben gefascineerd door talent, en door wat talent met een mens doet. Is dat nu een zegen of een vloek? Als je ziet voor hoe veel getalenteerde mensen – in de muziek of de schilderkunst of waar dan ook – hun talent zelfvernietigend heeft gewerkt... De lijst is superlang, van mensen die geïsoleerd worden door hun talent, die er geen geluk in vinden. En toch wil iedereen getalenteerd zijn, wil iedereen excelleren. Zoals het in Iedereen beroemd! wordt gezegd: waarom is niemand gelukkig met een normaal leven? Ik vraag me dat soms af.”
Bedankt ma
Deruddere zelf, zo leren we uit Met de helm geboren, was een nakomertje in een kroostrijk gezin uit Leopoldsburg. Zijn vader, een adjudant in het leger, overleed toen Deruddere op het punt stond om naar Brussel te gaan, om er aan het RITCS film te studeren. “Mijn vader zei: je doet wat je wilt, maar als je na je eerste jaar gebuisd bent, kom je hier maar in de mijnen werken. Hij is toen plotseling gestorven, en mijn moeder zei: doe maar, wat moet ik anders met je aanvangen? Een van mijn eerste kortfilms heet Bedankt ma, omdat zij mijn kot betaalde en mij zakgeld gaf, dat ik eigenlijk zondagavond al opdronk met vrienden op café.”
Met Derudderes eigen zonen loopt het anders: zij treden, op hun eigen manier, in de voetsporen van hun vader. Louis monteerde The Chapel, Vic was tweede camera-assistent. En Derudderes echtgenote was, zoals bij de meeste van zijn films, verantwoordelijk voor de kostuums. “Ik heb wel graag dat de ploeg op de set een soort familie wordt, maar dat kun je niet altijd controleren. Misschien is ‘familiegevoel’ wat te sterk uitgedrukt, maar het is altijd fijn als iedereen met enthousiasme werkt, dat iedereen op dezelfde lijn zit, dat iedereen met plezier naar de set komt. Je voelt dat heel sterk wanneer een ploeg al dan niet mee is met de film. Ik heb ook films gemaakt, zoals Pour le plaisir, waarbij je voelt dat zowel de regisseur als de ploeg daar enkel staan omdat ze daar moesten staan. Maar bij The Chapel voelde ik de energie van die ploeg, en dat kan die film echt omhoog duwen. Dat is echt magnifiek.”
Het is evenwel een gevecht geweest om The Chapel gefinancierd te krijgen: aanvankelijk zag Deruddere de film als een internationale productie. “We hebben dat geprobeerd, maar de film is toen gesneuveld omdat de package (de cast die aanvankelijk aan de film verbonden was, EWC) de financierders niet kon overtuigen. Dat gebeurt de godganse tijd. Je moet heel veel geluk hebben, dat al de acteurs die je wilt tegelijk vrij zijn én de rol willen doen. Dat is telkens opnieuw een klein mirakel waarop je moet hopen.”
Zelfs toen Deruddere besloot om The Chapel in België te draaien, had dat heel wat voeten in de aarde, omdat subsidies van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) lang uitbleven. “Op een bepaald moment wilde Bart (Van Langendonck, producent, EWC) het opgeven, heel even. Dat was een avond waarop we echt diep zaten en zeiden: zouden we dit niet beter laten liggen? Toen heb ik een nacht niet geslapen en ’s anderendaags gezegd: nee, we doen het.
“Elke film is een gevecht van jewelste, dat is eigenlijk niet te geloven. Maar één keer in mijn leven heb ik een film gemaakt die meteen gefinancierd was, en dat was Firmin – dat kon niet rap genoeg gaan, bij wijze van spreken. Ik heb intussen wel twee documentaires gemaakt, over Will Tura en over Arno, maar het is tien jaar geleden sinds mijn langste speelfilm, Flying Home. Tien jaar, dat is te lang. Ik hoop niet dat dat een trend is die zich gaat voortzetten.” (lacht)
Rollercoaster
Als er een rode draad door Derudderes carrière loopt, is het die van doorzettingsvermogen. Voor zijn eerste film, Crazy Love (1987), ging hij persoonlijk auteur Charles Bukowski overhalen om hem de rechten op zijn kortverhaal te verlenen én strikte hij bijna Tom Waits voor de soundtrack. “Dat is naïviteit gecombineerd met ambitie, denk ik. (lacht) Die ambitie is er dus wel, maar dat wil niet zeggen dat je tegelijk niet onzeker bent. Het is een tweestrijd. Soms lig je ’s nachts te denken: waar ben ik mee bezig? Gaat het wel goed genoeg zijn? Wat gaan de mensen van mij denken?”
Crazy Love maakte indruk op het Filmfestival van Berlijn én in de Verenigde Staten, wat Deruddere op een lunch met Francis Ford Coppola kwam te staan. De regisseur van The Godfather en Apocalypse Now zou uiteindelijk zijn tweede film, Wait Until Spring, Bandini, produceren, waarin Hollywood-diva Faye Dunaway een van de hoofdrollen vertolkte. “Dat is me eigenlijk wel meegevallen. Wij hadden een goede klik. Maar naar de ploeg toe, zeker naar de opnameleiding, was ze zéér veeleisend, en zeer moeilijk. Mijn producent Tom Luddy, die ook Barfly gedaan had en Faye dus goed kende, zat constant op de trapjes van haar trailer. Tot ze ‘Toooooom!’ riep, omdat haar eten niet goed gepresenteerd was of zo.”
“Ik denk dat Faye ook wel nerveus was voor die rol, en sommige acteurs uiten dat op die manier. Want als we samen een pintje dronken, was ze echt een toffe madam. Dan konden we goed met elkaar lachen. Maar op de set was er bij haar ook twijfel, ook na al die jaren. Ik ben veel mensen tegen gekomen die toch wel iets gepresteerd hebben, en die twijfel heb ik bij iedereen opgemerkt. Zelfs bij Francis.”
Door financiële problemen bij productiehuis Orion kreeg Bandini uiteindelijk niet de bioscooprelease die gepland stond: het zou niet de laatste tegenslag worden in Derudderes carrière. “Bij een volgende film kijken ze maar naar één ding: wat was de box office van je vorige? En bij Bandini was er geen box office. Natuurlijk is dat pijnlijk. Dat is niet goed voor je carrière.”
“Ik schrijf ook in mijn boek: heeft mijn ongebreidelde ambitie me ook niet soms gefnuikt? Mijn carrière is een rollercoaster, met pieken en dalen. Dipanda, een film die ik in Afrika wilde draaien, was een heel ambitieus project. Dat dat niet is doorgegaan, was een nekslag. Daarvan ben ik een paar jaar moeten bekomen. Toen was mijn leven geen pretje, en dat van mijn vrouw nog veel minder. Ik had gelukkig nog geen kinderen, want ook financieel was dat moeilijk. Ik heb toen Suite 16 gedraaid, ook omdat ik echt geld nodig had.”
“Dus ja, ik heb wel verbittering gevoeld. Maar ik heb met altijd kunnen herstellen. Met Hombres complicados, een film die ik met vrienden heb gemaakt en die ik zelf heb gefinancierd. Die scène in Iedereen beroemd! waarin Josse De Pauw zit uit te rekenen hoeveel het kost om een plaat te maken in eigen beheer? Dat ben ik. Ik zat op een nacht op te schrijven hoeveel het kostte om een film te maken. Lorette kwam erbij, en die zei: oké, we gaan dat doen. Er zijn niet veel vrouwen die dat zouden zeggen, maar zij wist dat ik er anders kapot aan zou gaan. En die film, waar ik best trots op ben, heeft me er weer bovenop geholpen. Die puurheid van een film te maken met je vrienden, dat heeft me gered.”
Harvey Weinstein
Nadien zou Deruddere nog films maken in Frankrijk (Pour le plaisir) en Duitsland (Die Bluthochzeit) en spendeerde hij dertien jaar in Los Angeles, waar hij na het succes van Iedereen beroemd! zelfs op het bureau van mogol Harvey Weinstein werd uitgenodigd. “Hij was echt het cliché van een filmproducer. Met een sigaar en een bureau waarin allemaal mooie vrouwen rondliepen. Nu weten we waarom, maar toen had ik geen enkel vermoeden van wat daar aan de hand was. Al kan ik me wel herinneren dat een medewerkster van Miramax ons begeleidde in aanloop naar de Oscars. Soms zag ik haar wenend met een collega van haar praten, maar toen dacht ik enkel: die Harvey Weinstein moet nogal een bullebak zijn en zijn personeel voortdurend uitkafferen.”
“Hij was eigenlijk niet in mij geïnteresseerd tot hij hoorde dat ik naast Iedereen beroemd! ook Crazy Love had gemaakt. Dan zei hij tegen zijn medewerkers: ‘Sign this guy, right here, right now!’ Die vroeg zelfs niet aan mij of ik dat wilde. Hij dacht gewoon: iederéén wil met Miramax werken, dus deze kleine Belg zeker. Maar ik moest mij dan echt binden aan Miramax, ik zou geen enkele film mogen draaien zonder hun toestemming. En daar had ik geen goesting in.”
“Ik ken mezelf: ik moet mijn goesting kunnen doen, ik moet er zelf in kunnen geloven. Ik heb eigenlijk maar één film gedraaid, Pour le plaisir, waarin ik niet geloofde. Dat heeft me niet bepaald gelukkig gemaakt. Dat is een wijze les geweest voor mij, om dat nooit meer te doen. Het leven is te kort om dingen te doen waarin je niet gelooft. Wie doe je daar een plezier mee? Jezelf niet, het publiek niet, wie wel?”
“Ik heb een agent in de VS die mij ‘Picky DD’ noemde. Dat was mijn bijnaam, omdat ik geen projecten vond die ik wilde doen. En als ik er één vond, was er het een dat vrijwel niet te financieren was. Tot ik tegen mijn agent zei: stop met scenario’s te sturen, stop met meetings te beleggen, ik ben het beu. Dan ben ik aan Flying Home beginnen te werken. Die film heeft geen brokken gemaakt, maar ik heb die met veel plezier gedraaid.”
Harde concurrentie
Nu is Deruddere teruggekeerd naar België, waar het filmlandschap niet meer de creatieve en financiële woestenij is waarin de carrière van Deruddere in de jaren 80 desondanks wist te ontkiemen. Al wil dat niet zeggen dat het nu gemakkelijker is dan toen, vindt de cineast. “Het was misschien beter geweest voor de box office als ik later geboren was. Maar voor jonge mensen die nu films maken is de concurrentie ongelooflijk hard. In mijn tijd waren we eigenlijk maar met een man of vier. Nu is het moeilijk voor de kids om hun kop boven water te houden. En het VAF zit met een zwaar probleem: er is te weinig geld, en er zijn te veel goede filmmakers.”
Zijn oude compagnon de route Marc Didden kondigde onlangs zijn afscheid van cinema aan in het boek Over cinema, en zijn goede vriend Arno is niet meer. “Dat doet me zeker nadenken”, geeft Deruddere toe. “Er loopt nu een retrospectieve van mijn films, ik heb een boek over mijn leven, ik zit nu aan mijn tiende film… Misschien wil iemand hierboven me iets duidelijk maken. (lacht) Maar ik wil proberen om nog door te gaan. Ik ben een oude regisseur, en in dit kleine land lig je dan niet in de bovenste schuif, qua subsidies bijvoorbeeld. Ik begrijp dat ook wel: er is weinig geld, en jonge mensen moeten hun kans krijgen. Dus ik ben me bewust van het feit dat de toekomst moeilijker zal zijn. Maar ik heb nog altijd verhalen die ik wil vertellen, en dat zal ik ook proberen te doen.”
The Chapel, vanaf 27 januari op Filmfestival Oostende, vanaf 8 februari in de bioscoop.
Dominique Deruddere, Met de helm geboren: Memoires van een filmmaker, Vrijdag, 304 p., € 27,50