InterviewNetsky
‘Ik ben niet teruggekeerd naar drum-’n-bass om de haters te sussen’: Netsky keert terug naar de roots
Netsky staat voor zijn eerste thuismatch in jaren. Boris Daenen (33) is terug in Antwerpen, nadat de producer in de jacht op le rêve américain het strand van Sint-Anneke had ingeruild voor Venice Beach. In de Lotto Arena keert Netsky terug naar zijn roots, daarna mikt hij op Madison Square Garden.
Vijftien jaar geleden kreeg Boris Daenen, alias Netsky, een platendeal onder de neus geschoven in de Londense kantoorruimten van Hospital Records, het mekka voor drum-‘n-bassproducers. Hij was 18 en op dat moment al een tijdje in de weer met het besmetten van clubgangers met beats die hij in zijn tienerkamer in Edegem bricoleerde.
Daenens werk werd verspreid via MySpace en was niet alleen de bazen van Hospital Records opgevallen. Ook dj High Contrast, een begrip binnen de drum-’n-bass, had Netsky op zijn radar staan. “Hij was de eerste die zei: ‘Je moet je niet beperken tot de underground. Je hebt het potentieel om op een dag arena’s uit te verkopen.’ Die woorden hebben mijn eerste dromen vormgegeven”, kijkt de Antwerpse producer terug op zijn beginjaren.
‘Iron Heart’, een van zijn vroegste hits, opende de poorten naar een sterrenstatus. Met ‘Come Alive’, ‘Puppy’ en ‘Rio’ scoorde Netsky vervolgens nog meer radiohits en clubhymnes over de grenzen heen. In eigen land speelde de boy wonder van Edegem op Rock Werchter, Pukkelpop, Tomorrowland en in het Sportpaleis. “Als dj-producer na een rockband geprogrammeerd staan op festivals was een droom die uitkwam.” Netsky’s dollemansrit passeerde ook langs Glastonbury en Coachella, en tussendoor had de muziek hem al in Rio de Janeiro, Auckland en op Bali gebracht.
Na drie albums met enerzijds clubfähige en anderzijds radiogeile drum-’n-bass verlegde Netsky echter zijn ambities. De lat lag al hoog, maar niet hoog genoeg. Hij droomt sindsdien luidop om de status van hitmachines als David Guetta, Calvin Harris en The Chainsmokers te evenaren. Een verhuizing naar Los Angeles moest Boris Daenen dichter bij een Grammy, een headlinespot op Coachella en pure pophits brengen, waarvoor hij de allergrootsten der aarde wil strikken.
Sinds 2018 brengt Netsky het grootste deel van zijn tijd door in LA. Een pandemie bracht hem even terug thuis, maar zijn verblijf in Antwerpen was van korte duur. In Nieuw-Zeeland, de primus in het verjagen van het virus, was er de mogelijkheid om opnieuw op te treden. “De Kiwi’s steunen mij al van dag één, waardoor ik als niet-Nieuw-Zeelander de kans kreeg om het land binnen te geraken. Vorig jaar verkocht ik er 50.000 tickets.”
In Nieuw-Zeeland woonde hij een halfjaar samen met Ben Dalgleish, de showdesigner die facturen uitstuurt naar Post Malone, Billie Eilish en Travis Scott. Hij is het brein achter de 360 graden set-up waarmee Netsky in de Lotto Arena neerstrijkt. Het publiek zal rond de Belgische dj staan, terwijl boven hem een acrobate zal hangen. “Hij heeft zopas de meeste headlineshows op Coachella vormgegeven, maar dus ook mijn tournee. Ik ben de enige niet-wereldster waarmee hij samenwerkt”, grijnst hij.
De homecoming van Netsky zal spek naar de bek zijn van de drum-’n-bassfans die hij had afgestoten door zich de laatste jaren op mainstreampop te focussen, waarvan de samenwerkingen met David Guetta en Lil Wayne niet de verhoopte wereldhits werden. In de Lotto Arena keert hij terug naar de roots, net zoals hij in 2020 zijn comeback maakte bij Hospital Records met zijn vierde langspeler Second Nature.
Hou je bij het samenstellen van een setlist rekening met je fans?
“Toen ik nog geregeld dj-sets speelde, greep ik steevast de kans om nieuw materiaal uit te testen op het publiek. Maar tijdens een show zoals in de Lotto Arena, waar het licht en de special effects tot in de details zijn uitgewerkt, kan ik het mij niet permitteren om er onaangekondigd een nieuwe beat tegenaan te smijten.
“Ik heb er geen probleem mee om tijdens een set te spelen waar het publiek om vraagt. Er zijn artiesten die een zekere haat hebben tegenover het werk waarmee ze bekend zijn geworden. Ik ben ook passioneler over de producties die ik dit jaar heb gemaakt dan die van tien jaar geleden, maar zou het geen slechte strategie zijn om enkel onuitgebrachte muziek te spelen wanneer het publiek specifiek voor jou komt?
“Ik ben mijn oud werk niet kotsbeu, hoor. Ik heb ‘Rio’ intussen misschien al 12.000 keer moeten aanhoren, maar telkens ik de uitzinnige reactie van het publiek zie, herinner ik mij waarom ik dat nummer blijf spelen. Al wil dat nog niet zeggen dat ik thuis ‘Rio’ opzet. Artiesten kunnen narcistisch zijn, maar zo erg is het mij nog niet gesteld. (grijnst)”
Second Nature was je terugkeer naar Hospital Records. Je fans van het eerste uur waren niet te spreken over je mainstreamwerk van de laatste jaren.
“Ik ben niet teruggekeerd naar drum-’n-bass om de haters te sussen, als je daarop doelt. Ik doe koppig mijn ding en dat specifieke publiek is gewoon erg fanatiek. Ze houden van je, maar o wee als je een popsong schrijft. Dan willen ze je levend villen. Ik ga mij ook niet blindstaren op online commentaren. Je moet de kritiek in perspectief kunnen plaatsen. Ik begrijp heel goed dat drum-’n-bassfans niet zaten te wachten op een samenwerking met Lil Wayne, maar ik word nog steeds gelukkiger van het idee dat 5 miljoen mensen naar dat specifieke nummer hebben geluisterd dan dat de duizenden negatieve reacties die erop zijn gekomen mij raken.”
Hoe klinkt de muziek waar je momenteel aan werkt?
“Als één grote chaos. (lacht) De eerstvolgende single zal aan 150 beats per minuut zijn. Dat is véél. Er is een Noors filharmonisch orkest op te horen. Er staat verder een hiphopnummer klaar. Ik maak nog steeds drum-’n-bass, maar ik neig toch vooral meer naar pop.”
In 2019 zou je Palmtrees & Powerlines uitbrengen, het album waarmee je in de Amerikaanse charts wilde scoren. Hoe is het daarmee gesteld?
“Ik kan er om juridische redenen niet veel over kwijt, maar de deal met Republic Records (het majorlabel waar Netsky getekend was, red.) is beëindigd. Ik ben momenteel op zoek naar een nieuw label voor mijn volgende popproject. Waar ik zal tekenen hangt af van hoeveel budget het label wil vrijmaken voor featurings.”
Wil dat zeggen dat je song met Chris Martin van Coldplay nooit het daglicht zal zien?
(verbaasd) “Hoe weet jij dat Chris Martin een song van mij heeft ingezongen?”
Je hebt dat eens verteld in een interview.
“Ik moet leren om mijn grote mond te houden. (lacht) Het klopt dat we hebben samengewerkt. Het is echt een fantastisch nummer trouwens, maar het lot van die single ligt niet in mijn handen. Als je met popsterren samenwerkt, moet je wachten op hun toestemming alvorens je iets kan uitbrengen. Als maker moet je je dus naar andermans planning schikken, en in dit geval blijft het maar aanslepen. Dat is ook de reden dat Palmtrees & Powerlines niet werd uitgebracht. Het bleek onmogelijk om van alle gastzangers tegelijk toestemming te krijgen om het album te releasen. Ik ben Calvin Harris niet, ik ben maar een producer uit België. Dan krijg je minder klaargespeeld.”
Is dat een klap voor iemand met tomeloze ambitie?
“Ik hoor in LA ergere verhalen van collega-artiesten. Het is niet omdat Palmtrees & Powerlines niet is uitgebracht dat ik het geloof in mezelf ben verloren.”
Door corona heb je even terug in Antwerpen gewoond. Moest je acclimatiseren na je jaren in LA?
“Natuurlijk. Ik heb, net zoals de meeste inwoners van LA, grote dromen en die hou ik niet voor mezelf. Als je in LA op een barbecue belandt, wil iederéén aan tafel de beste zijn in zijn domein. Ik hou enorm van die mentaliteit, ik ben graag omgeven door ambitieuze mensen. Ik vind LA een motiverende stad om in te wonen, al is het niet per se een inspirerende plek. Je hebt immers ook mensen die erg blasé zijn en graag uit hun nek kletsen. Als je zulke types ontmoet, mis ik Antwerpen wel – of all places. (lacht) Mijn vriendin en ik zijn vorige week eens naar het platteland gereden, ergens in the middle of nowhere. Als je daar voelt hoe ontspannen de mensen zijn, dat kom je in LA nooit tegen. In LA staat iedereen stijf van de stress.”
Werkt de prestatiedrang van Amerikanen besmettelijk?
“Enorm. Iedereen spreekt er zijn ambities uit en gelóóft in zichzelf. Ik merk vooral bij jonge artiesten dat ze leven in de overtuiging dat ze de grootste ster ter wereld kunnen worden – ze gaan meteen all-in. Belgen zijn toch iets voorzichtiger op dat vlak. Nieuw-Zeelanders noemen dat het tall poppy syndrome – de maaiveldcultuur, wat inhoudt dat iedereen die groter droomt dan de gemiddelde mens kort moet worden gehouden. In België leeft dat ook. Je moet niet van de daken schreeuwen dat je een Grammy wil winnen, want dat wordt je niet in dank afgenomen, terwijl je in LA wordt toegejuicht wanneer je in jezelf gelooft.”
Tijdens ons vorige gesprek, vier jaar geleden, zei je dat je op een dag een Grammy wil winnen. Beschuldigen mensen je dan van grootheidswaanzin?
“Ik heb geen negatieve reacties op die uitspraak gekregen. De tijden zijn natuurlijk veranderd. Steeds meer mensen stampen start-ups uit de grond, jongeren willen hun eigen baas zijn. Toen ik 16 was en iemand in Edegem had geroepen dat hij een Grammy zou winnen… Het hele dorp zou denken: amai, da’s een weirdo. (lacht) Ik wil the land of the big dream ook niet te hard verheerlijken. Ik put veel energie uit de motivatie om te slagen in LA, maar het is door die prestatiecultuur wel de laatste plek op aarde waar ik mijn kinderen zou willen grootbrengen.”
Hebben je ouders je ambitie ooit willen afremmen?
“Dat was niet nodig, want toen ik nog studeerde was ik niet bepaald ambitieus. Ik wilde carrière maken als muzikant, alleen al zodat ik kon stoppen met studeren. Het was mij ook niet om het geld te doen – als ik genoeg verdiende om te overleven, was ik allang gelukkig. Het is pas later dat ik specifieke doelstellingen, zoals op Coachella spelen, aan mijn bucketlist heb toegevoegd.
“Mijn pa was van in het begin heel fier op mij. Ik moest overal waar de muziek mij bracht een affiche meebrengen, zelfs al speelde ik ergens in een dark hole in Polen. Mijn ouders hadden mij makkelijk van mijn roze wolk kunnen halen en mij kunnen verplichten om mijn studies af te werken. Maar neen, ze namen mij serieus. Mijn papa leefde dankzij mij zijn muzikantendroom. Hij heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, voor zijn generatie was het moeilijker om de vrijheid te krijgen die mijn ouders mij hebben gegeven.
“Sinds ik mijn pa ben kwijtgespeeld – na zijn overlijden ben ik naar LA verhuisd – heb ik meer uitgesproken ambities. Ik wil jonge talenten lanceren, maar ook graag nummers uitbrengen die de grote massa kunnen beroeren. Ergens naar hunkeren zorgt ervoor dat mijn motor blijft draaien. Zolang ik wakker word en de drive heb om iets van de dag te maken, zit het wel goed. Maar ambities zijn een fluïde gegeven, die veranderen steeds.”
Je hebt eens verteld over je pilotendroom. Hoe is het daarmee gesteld?
“Ik was met mijn vliegbrevet bezig, maar ik heb het opgegeven. In Nieuw-Zeeland vloog ik om de drie weken met een instructeur – vergelijkbaar met mensen die gaan racen op een circuit. Wanneer ik in België ben, doe ik hetzelfde. Op en af naar Zeeland om daar mosseltjes te eten. (lacht) Met die sporadische uitstappen sus ik mijn pilotendroom. Ik moet leren focussen op één ding tegelijk. Maar ik heb ADHD, dus dat lukt mij niet goed.”
Heb je het je ooit beklaagd dat je bepaalde doelen hebt uitgesproken die je nog niet hebt behaald?
“Met een grote mond kan je deuren openen, maar daarmee zet je je woorden nog niet om in daden. Het is een tijd geleden dat ik nog eens in mijn arm heb moeten knijpen, als in: is this really happening? Dat heeft natuurlijk met corona te maken, want voor de pandemie was er meer mogelijk, maar nu begint alles stilaan terug op gang te komen. Ik wil niet in het pre-coronastadium blijven hangen. Doorbreken in Amerika blijft de ambitie. Op een dag zou ik heel graag Madison Square Garden willen uitverkopen.”
Netsky speelt op 30/4 in de Lotto Arena, Antwerpen.