AchtergrondFilm
‘I Wanna Dance with Somebody’ is vooral een staaltje sentimentele geschiedvervalsing over het leven van Whitney Houston
Hoe willen we ons Whitney Houston herinneren? De biopic I Wanna Dance with Somebody schotelt ons alvast een sentimentele, onkritische versie van haar levensverhaal voor.
Op 24 mei 2010 zagen we Whitney Houston in slow motion voor onze ogen crashen. In het Sportpaleis in Antwerpen speelde ze een beschamend concert, zoals ze dat tijdens dezelfde tournee ook had gedaan in Sydney en Berlijn. Gewurmd in een veel te krappe glitterjurk kuchte, hoestte en smakte ze zich door haar liedjes, getergd door een mentale breakdown die een leven vol alcohol, cocaïne, crack en tonnen hartzeer met zich had meegebracht.
Ze oogde vermoeid en opgeblazen. Haar grootste hits liet ze bijna integraal zingen door haar koor. Op de achtergrond liep een tape mee met haar eigen zang, in autotune gedrenkt. Nog geen twee jaar later was ze dood. Verdronken in het bad van het Beverly Hilton-hotel in Beverly Hills. De combinatie van een hartkwaal en een laatste dosis cocaïne was haar fataal geworden.
Zeemzoet geschmier
In de biopic I Wanna Dance with Somebody is het de in de pers felbesproken show in Kopenhagen uit die tijd die de neerwaartse spiraal van de Amerikaanse popzangeres onderstreept. Ze werd er onthaald op boegeroep van misnoegde fans, die de zaal voortijdig verlieten. Een handvol scènes later verzuipt regisseur Kasi Lemmons, bekend van Afro-Amerikaanse cultfilms zoals Harriet, over de abolitioniste Harriet Tubman, in zeemzoet geschmier wanneer ze een cameratravel door Houstons hotelkamer koppelt aan flashbacks uit haar leven.
Die schmalz tekent een film waarin puike acteurs (Naomie Ackie, Stanley Tucci) magere dialogen krijgen voorgeschoteld. Het is een uitleggerige, tenenkrommend sentimentele hagiografie die vragen oproept in plaats van dat ze de tragiek uit Houstons leven probeert te duiden.
Nu ja, I Wanna Dance with Somebody rehabiliteert hoe dan ook Houstons status van popicoon, die onterecht werd overschaduwd door de ellende, de roddels en de achterklap. Ze was een fenomenale zangeres, zo wordt nog maar eens benadrukt. Van haar eerste stapjes als gospelzangeres in de kerk langs haar eerste tv-optredens en haar larger than life versie van de Star Spangled Banner tijdens de Super Bowl in ’91 tot haar comebackperformance bij Oprah Winfrey in 2009, Whitney Houston zong haar concurrenten moeiteloos naar huis. De afsluitende sequentie zegt alles: een simulatie van haar jazzy optreden op de American Music Awards in 1994 waarmee ze de goegemeente omverblies, vooral de sceptici die in haar nooit een volwaardige gospelzangeres zagen.
Die aanvankelijke reserves van het Afro-Amerikaanse publiek tegenover Houston worden niet goed gekaderd in de film. Wanneer ze in ’89 tijdens de Soul Train Awards wordt uitgejouwd, lijkt het een zoveelste dipje in haar carrière, dat op een kritisch interview na niet wordt uitgewerkt. Maar ze werd groot in een tijdperk waar zwarte artiesten zoals Michael Jackson, Lionel Richie en Prince aanvankelijk werden geweerd van de popzender MTV. Zwarte en witte radiostations waren strikt gescheiden. Houstons geflirt met (witte) elektropop werd door het Afro-Amerikaanse publiek dan ook gezien als verraad aan de zwarte cultuur.
Coke en misbruik
Dan is er de fluwelen geschiedvervalsing die vooral in functie van het hapklare scenario loopt en die het dweperige, onkritische toontje dient. Mooi dat Houstons lesbische relatie met Robyn Crawford tijdens hun tienerjaren uitvoerig wordt belicht, alleen verzwijgt de film Crawfords belang in de latere carrière van de zangeres.
Zij was haar Ware Liefde: de vrouw die werd opzijgeschoven voor de jaloerse, manipulatieve zanger Bobby Brown. In Nick Broomfields beroemde documentaire Whitney: Can I Be Me getuigt achtergrondzangeres Pattie Howard dat Houston kapot was na de breuk met Crawford. Vrienden beweren er dat Crawford de enige persoon was die haar van de dood had kunnen redden.
Houstons moeder, de strengkatholieke zangeres Cissy Houston, wordt op dat vlak gek genoeg met rust gelaten in de biopic. Nochtans was ze in een interview bij Oprah, vlak na de dood van haar dochter, kwistig met homofobie.
Ook over het stuitende toedekken van Houstons druggebruik door haar familie blijft de film op de vlakte. Uit Kevin Macdonalds uitstekende docu Whitney leren we dat haar oudere broers haar al op tienjarige leeftijd van marihuana voorzagen en later van coke en andere drugs. In haar latere jaren hield haar vader, die haar geld beheerde, haar weg uit de ontwenningskliniek en schermde hij haar af voor bemoeienissen van bezorgde vrienden. Hij en zijn entourage wilden hun kaskoe vooral zien renderen.
Geen woord ook over het vermeende seksueel misbruik door Dee Dee Warwick, de zus van Houstons tante Dionne Warwick. Wie Houstons psyche wil begrijpen, kan er niet aan voorbijgaan. Zo ontsnappen nogal wat dubieuze randfiguren aan de toorn die een journalistiek correcte biopic zou kunnen genereren.
Van een lichtere orde zijn dan weer de biografische hiaten. Waarom rept de film bijvoorbeeld niet over de hit ‘My Love Is Your Love’, toch hét nummer dat Houstons carrière aan het einde van de nineties opnieuw op het juiste spoor tilde na een commercieel moeilijke periode?
Het zal de liefhebbers van mierzoete feelgoodfilms met een kleffe boodschap wellicht worst wezen. Zij krijgen een romantisch drama voorgeschoteld, bomvol goeie popmuziek. Met kerst hoeft dat voor sommigen wellicht niet meer te zijn.
I Wanna Dance with Somebody loopt vanaf 21 december in de bioscopen.