AchtergrondMuziek
Hoe de brexitpunk protest heeft ingeruild voor de lach
Sinds acts als Idles en Shame zich luidkeels lieten horen tegen de brexit, leeft de Britse postpunk weer. Dat is tijdens de pandemie niet veranderd, maar het genre laat de laatste tijd wel een andere smoel zien. Niet langer met een verbeten trek om de mond, wel met een subtiele grijns om de lippen.
Het zijn mooie tijden voor wie van stevige gitaren en vettig Engels houdt. Vorige week speelde Shame nog een gesmaakte show in Trix, de zaal waar vrijdag ook de Ieren van Fontaines D.C. worden verwacht. Volgende week komt Dry Cleaning naar de Botanique met onder de arm New Long Leg, hun verveelde maar nooit vervelende debuut dat vorig jaar de eindejaarslijstjes bestormde.
Neem er Idles, The Murder Capital en Sleaford Mods bij en je hebt de nieuwe golf van de Britse postpunk, al blijft dat een beetje een parapluterm. Je kan je afvragen wat de meebrulbare slogans van Idles, de verdoemde vocalen van Fontaines D.C. en het emotieloze parlando van Dry Cleaning-zangeres Florence Shaw nog echt met elkaar gemeen hebben.
Als je het hebt over Britse postpunk, is het eerste woord belangrijker dan het tweede. In Engeland hebben de goede gitaarbands altijd aan de bomen gegroeid en kan je dus al snel van een scene spreken als je er een stuk of vijf vindt die banden hebben met elkaar. Zo toerde Fontaines D.C. een tijdje met zowel Idles als Shame en zat hun vaste producer Dan Carey ook achter de knoppen bij Black Midi en Squid.
Daarnaast vonden de groepen elkaar in hun kritiek op de brexit en op het Verenigd Koninkrijk in het algemeen. ‘Danny Nedelko’ van Idles, een ode aan hun vriend die uit Polen migreerde, joeg dezelfde vuisten omhoog als ‘Friction’ van Shame, waarin frontman Charlie Steen ook hypocriete progressieven een veeg uit de pan geeft: “Do you ever help the helpless? / Do you give them any time?”
Klezmer en jazz
“Er was een gemeenschapsgevoel, wat helpt als je je eerste stappen in de muziek zet. Inmiddels zijn we allemaal onze eigen weg ingeslagen”, zei Grian Chatten van Fontaines D.C. onlangs nog in Humo. In het geval van Chatten is dat niet het meest verlichte pad. Elke keer dat hij “Life ain’t always empty” gromt in ‘A Hero’s Death’, klinkt het depressiever. Daartegenover staat Joe Talbot van Idles, die op hun laatste plaat Crawler afrekent met allerlei demonengespuis en zelfs optimistisch eindigt: “In spite of it all, life is beautiful.”
De laatste lading weerbarstige gitaren van over het Kanaal laat zich nog lastiger in een hokje zetten. Het ennui van Dry Cleaning kan je met wat goede wil nog kwijt in dezelfde playlist als Fontaines D.C., maar andere bands stappen resoluut af van hoekige gitaarriffs en snelle, dansbare drumgrooves. Bij Black Midi valt er zo weinig te dansen, al is het maar omdat de modieuze conservatoriumrockers om de paar tellen van maatsoort veranderen. Het al even hippe Black Country, New Road klinkt op zijn laatste album Ants From Up There als een dolgedraaide Arcade Fire-coverband. Je hoort zelfs flarden klezmer en jazz passeren, wat Pitchfork deed besluiten dat de band niet aan postrock, maar aan prerock doet.
“And though England is mine, I must leave it all behind”, zingt frontman Isaac Wood – intussen vertrokken bij Black Country, New Road – op ‘Chaos Space Marine’, het eerste nummer op Ants From Up There. Het is een referentie aan een nummer van The Smiths en heeft een grote symboolwaarde: hier hoor je een band die zich heel bewust afscheidt van de brexitpunk waar Idles en Shame groot mee zijn geworden.
Talking Heads
Tegenover het luide protest van Idles en het cynisme van Fontaines D.C. zetten bands als Black Country, New Road en Dry Cleaning een heel ander wapen in: humor, soms van de cynische en meestal van de absurde soort. Yard Act laat nog het meest zijn stem horen, maar doet dat altijd met een dikke laag bijtende satire erover. “Two more poor dead kids in a ditch / I fucking love being rich”, snauwen ze op ‘Rich’, een nummer op hun debuutalbum The Overload.
Black Country, New Road keert zich heel bewust af van de grote, boze wereld en hing zijn laatste plaat op aan de metafoor van de relatie als een Concorde-vliegtuig, waarvan niemand wil toegeven dat het eigenlijk uit de lucht moet worden gehaald. Bij Dry Cleaning staat Florence Shaw aan de microfoon, de enige persoon die “I’ve come to join the knitting circle” kan zingen zonder een spier in haar gezicht te verroeren.
‘The Overload’ is, toevallig, ook het slotnummer op Remain In Light, het meesterwerk van Talking Heads waarop David Byrne zich net als de postpunkers van nu tot absurde beelden en ironie wendt om de harde werkelijkheid een plaats te geven. Wat we de laatste jaren hebben meegemaakt, voelt voor velen als een overload, één langgerekt carnaval van crisissen.
Humor is vanouds een toevluchtsoord in barre tijden. Kijk naar de dadaïsten na de Tweede Wereldoorlog of naar een van de favoriete uitspraken van filosoof Albert Camus: “Het absurde komt voort uit de confrontatie tussen de menselijke nood en de onredelijke stilte van de wereld.” En wanneer de planeet zwijgt, spreekt de muziek, al dan niet met tongue in cheek.
Fontaines D.C. speelt op 10 april in Trix, Dry Cleaning speelt op 17 april in Botanique, Yard Act komt op 13 juni naar Trix en Idles speelt op 24 augustus in de AB. Alleen voor Yard Act zijn er nog kaarten.