Heel wat filmfestivals werden geannuleerd, maar de Berlinale vindt dit jaar zowaar twee keer plaats. Een eerste keer volledig online – een primeur voor een groot Europees filmfestival – en een tweede keer met publiek, wanneer het rijk der vrijheid (hopelijk) weer binnen handbereik is.
Het lijkt vandaag compleet ondenkbaar, maar precies een jaar geleden kropen in hartje Berlijn nog iedere dag duizenden filmfans en journalisten – onder wie ondergetekende – gezellig dicht bij mekaar in reusachtige cinemazalen. De Berlinale was toen het laatste belangrijke filmfestival dat aan de greep van het virus ontsnapte. Vandaag is de Berlinale het eerste grote Europese filmfestival dat volledig virtueel gaat. Met andere woorden: de bioscopen rond de Potsdamer Platz blijven dit jaar dicht, maar journalisten van over de hele wereld kunnen het festival wel online volgen.
Deze uitzonderlijke online-editie mag dan compacter zijn dan anders – ze duurt maar vijf dagen in plaats van de gebruikelijke tien –, ze werpt zich wel uitdrukkelijk op als een filmfestival die naam waardig. Met een ruime selectie, een jury, en vooral: prijzen. Een groot contrast met het festival van Cannes, dat vorig jaar wel een selectie bekendmaakte, maar geen festival organiseerde – noch fysiek, noch virtueel – en geen Gouden Palm uitreikte.
Wat wel opvalt, is de totale afwezigheid van grote Amerikaanse filmstudio’s in de Berlijnse selectie. Verwonderlijk is dat niet: het risico op piraterij valt bij onlinefestivals niet helemaal uit te sluiten, waardoor de majors zich liever afzijdig houden. Maar ook de wereldwijde sluiting van bioscoopzalen speelt een rol: grote studiofilms worden sinds het begin van de pandemie keer op keer uitgesteld. En zonder zicht op een aankomende release is het simpelweg te vroeg voor een festivalpremière.
Desalniettemin zijn festivalleiders Mariette Rissenbeek en Carlo Chatrian erin geslaagd een intrigerende selectie samen te stellen, met nieuw werk van heel wat gerespecteerde arthouseregisseurs. Zo is het in de competitie vooral uitkijken naar Petite maman van Céline Sciamma, die twee jaar geleden in Cannes hoge ogen gooide met Portrait de la jeune fille en feu. Ook acteur Daniel Brühl (Inglourious Basterds) maakt kans op een Gouden Beer: hij stelt zijn regiedebuut Next Door voor, een zwarte komedie waarin hij ook zelf de hoofdrol speelt.
Buiten de competitie trekken twee Engelstalige films de aandacht: The Mauritanian van Kevin McDonald (The Last King of Scotland), waarin Jodie Foster de advocate van een Guantanamo Bay-gevangene (Tahar Rahim) speelt, en Tina, een HBO-documentaire over het bewogen leven van Tina Turner.
Een ‘normaal’ festival
Opmerkelijk is dat de Berlinale zich niet beperkt tot een virtuele vijfdaagse. Van 9 tot 20 juni, wanneer de pandemie hopelijk wat is uitgeraasd, wordt namelijk nog een tweede, fysieke luik georganiseerd. Een ‘normaal’ festival waar ook het publiek de officiële selectie zal kunnen ontdekken – op het grote scherm.
Waarom die tweeledige aanpak? De organisatoren hadden het festival net zo goed volledig kunnen uitstellen naar juni, en zichzelf zo de vele uitdagingen van een online-evenement kunnen besparen. Maar de Berlinale is meer dan alleen een filmfestival: tegelijkertijd wordt namelijk ook de European Film Market georganiseerd, een jaarlijkse afspraak waar films in verschillende productiestadia worden verkocht aan distributeurs, sales agents en streamingplatformen. Om daar wat leven in de brouwerij te brengen, en bepaalde films boven het (virtuele en dus minder overzichtelijke) maaiveld te laten uitsteken, is de buzz van een festival – mét recensies en onlinediscussies – broodnodig. Zeker nu de filmindustrie zich stilaan in gereedheid brengt om weer op te veren.
Het filmfestival van Berlijn loopt van 1 tot 5 maart, meer info via berlinale.de