PostuumRaoul Servais
‘Hij toonde dat je met animatie méér kon doen dan wat Disney deed’: filmpionier Raoul Servais (1928-2023) overleden
Hij regisseerde slechts één langspeelfilm, maar zijn oeuvre aan kortfilms drukte een immense stempel op de geschiedenis van de animatie. Raoul Servais – filmpionier, Gouden Palmwinnaar, en oprichter van de eerste animatieopleiding in Europa – is op 94-jarige leeftijd overleden.
“Als ik het kort kan zeggen, zal ik het niet nodeloos rekken. Vaak wordt de korte film gezien als een opstapje voor een regisseur, als zijn eerste proeve. Voor mij is de korte film het doel op zich, het is een aparte taal.” Dat vertelde Raoul Servais enkele jaren geleden in De Standaard. Zestien kortfilms staan op zijn cv: van Havenlichten uit 1959, een tien minuten durende ode aan zijn geboortestad Oostende, tot het nauwelijks een jaar oude Der lange Kerl, over het front van de Eerste Wereldoorlog.
De gruwelen van de oorlog waren een terugkerend thema in het werk van Servais, wiens jeugd getekend werd door de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader was krijgsgevangene van de Duitsers, met zijn moeder ontvluchtte hij Oostende om er later naar terug te keren – toen ze schuilden in een bunker werd hij ei zo na geraakt door een Duitse kogel. “Ik ben zelf het slachtoffer geweest van fascisme”, stelde hij in deze krant. Niet toevallig kende hij zijn internationale doorbraak met Chromophobia (1966), waarin een leger aan monochrome soldaatjes alle kleur uit de wereld wegschieten.
Chromophobia werd op het Filmfestival van Venetië bekroond met de Leeuw van San Marco voor beste animatiefilm: één van de ruim zestig bekroningen en prijzen die Servais gedurende zijn loopbaan van ruim zes decennia op zijn cv mocht schrijven. De laatste jaren kreeg hij onder meer een eredoctoraat aan de Universiteit Gent, werd hij bekroond met de Joseph Plateau Honorary Award tijdens het afgelopen Film Fest Gent en werd hij benoemd tot ereburger van de stad Oostende. Maar de belangrijkste prijs is misschien wel de Gouden Palm die hij in 1979 op het Filmfestival van Cannes won voor Harpya – het maakt van hem de enige Vlaming met een Gouden Palm.
“Hij was bescheiden en minzaam in de omgang, maar hij was zich ook bewust van zijn status”, zegt Patrick Duynslaegher, die als filmcriticus voor Knack en directeur van Film Fest Gent Servais verschillende keren ontmoette. “De laatste jaren waren er ook ontelbare hommages. Hij is dus zeker niet miskend. In de bredere filmwereld was hij misschien vrij onbekend, maar hij was een sleutelfiguur in de naoorlogse animatiefilm.”
Hoe Servais, de zoon van een filmfreak, filmpjes van Charlie Chaplin en Felix the Cat zag op de projector van zijn vader, was een terugkerende anekdote in interviews. Net als zijn gebrek aan opleiding: hij dacht een animatiefilm te kunnen maken door een reeks naast elkaar gelegde tekeningen op de grond in één beweging te filmen. Dat gebrek aan opleiding wilde hij de volgende generaties niet aandoen, en dus richtte hij in 1963 aan het KASK in Gent de opleiding Animatie op. Het was de eerste van zijn soort in Europa, en onder de alumni bevinden zich striptekenaar Kim Duchateau, animator Frederik Du Chau, Cafard-regisseur Jan Bultheel én Jonas Geirnaert, die met zijn afstudeerfilm Flatlife ook in de prijzen viel in Cannes.
Schilder
Zelf had Servais de opleiding Sierkunsten gevolgd, en eenmaal afgestudeerd, mocht hij de beroemde schilder René Magritte assisteren bij het aanbrengen van een fresco in het casino van Knokke – al kon hij het veel beter vinden met Paul Delvaux. Zijn werk zou postuum Nachtvlinders (1998) inspireren, een kortfilm waarin Servais niet alleen de overleden schilder eerde, maar ook de zogenaamde ‘servaisgrafie’ perfectioneerde: een techniek waarmee echte acteurs in animatiedecors konden worden geplaatst.
“Baanbrekend werk”, noemt Duynslaegher het. “Livebeelden combineren met geanimeerde beelden: iemand als James Cameron doet tegenwoordig niets anders, ook al doet hij dat met een andere - digitale - techniek. Servaisgrafie was puur artisanaal. Maar zijn films waren soms wel de voorlopers van technieken die nu veel gebruikt worden.”
Servais ontwikkelde zijn servaisgrafie aanvankelijk voor Taxandria, de enige langspeelfilm en helaas ook de grootste mislukking uit zijn carrière. Vijftien jaar werkte hij aan de magisch-realistische – die term verkoos hij boven ‘surrealistische’ – film over een dictatuur waar de tijd is blijven stilstaan, en coproducenten uit vijf landen verzamelden er bijna acht miljoen aan budget voor. Maar door de vele koks in de keuken sloeg Servais er niet in zijn visie te realiseren: de film werd afgekraakt. “Ik blijf ontgoocheld over die film”, vertelde hij in De Standaard. “Mijn visie was niet intact gebleven. Dat doet pijn, als je jaren aan iets hebt gewerkt.”
“Misschien was Taxandria te hoog gegrepen”, verklaart Duynslaegher. “Het is moeilijk om zijn manier van vertellen anderhalf uur vol te houden. Animatie als langspeelfilm is geen gemakkelijk genre, zeker niet in avant-garde of kunstfilms.” Servais werd destijds dan ook gepercipieerd als de ‘anti-Disney’-animator. “Zij hadden destijds bijna een monopolie. Maar Servais toonde dat je met animatie méér kon doen dan wat Disney ermee deed.”
En dus zijn het zijn kortfilms waarin hij zich al die decennia bleef ontwikkelen, en steeds opnieuw een eigen stem vond. “Hij experimenteerde heel erg,” weet Duynslaegher, “en hij paste zich voortdurend aan en veranderde zijn stijl naargelang het onderwerp. Als een schilder die niet één bepaalde stijl heeft, maar verschillende periodes.”
Zo is het onmogelijk om Raoul Servais aan de hand van één film of in één woord te omschrijven. Maar toen deze krant hem vroeg hoe hij herinnerd wilde worden, deed hij zelf toch een poging. “Als een verteller. Als een getuige van deze eeuw.”