InterviewJamal Ouariachi
‘Het is zo makkelijk om iemand door de wc te trekken’
In Jamal Ouariachi’s roman Herfstdraad raakt een witte schrijver in de clinch met de wokebeweging. Tot zijn huwelijk eraan gaat en extreemrechts lonkt. ‘Er is een immense hardheid gekomen.’
‘Ik heb getwijfeld over zo’n fluosticker op de voorflap: ‘Gegarandeerd zonder sensitivityreaders’. Maar dat vond ik zonde van het boekomslag”, grapt Jamal Ouariachi (43). “Al klopt het helemaal. Niemand heeft me bij uitgeverij Querido enig strobreed in de weg gelegd.”
Ouariachi intomen? Bijna onmogelijk. “Ik neem me voor altijd vrijmoedig te spreken”, vertelt hij in een Amsterdamse brasserie. De Nederlands-Marokkaanse schrijver ontpopte zich de laatste jaren tot een fel opiniemaker tegen de uitwassen van het woke- en identitaire denken. “Maar tegelijk ben ik de eerste om op de bres te staan tégen discriminatie en racisme.”
Dat hij die ideologische turbulentie ooit in een roman zou gieten, wekt geen verbazing. “Ik stort me graag op ontvlambare maatschappelijke thema’s.”
In Herfstdraad zet Ouariachi alle sluizen open. Zijn ik-figuur, een ‘witte’ Amsterdamse schrijver, raakt in een impasse wanneer hij met zijn Marokkaanse vrouw en dochtertje in een slaapstadje in de Randstad gaat wonen. Schuldenbergen, worstelingen met drank en sigaret én buurtwerk Het Kruispunt dat hem steeds meer op de vingers tikt. Met zelfs ‘literaire Gestapo’-allures en boekenzuiveringen. Zijn teloorgang lijkt compleet, ‘zijn leven zo’n repetitieve kutroman van Knausgard’. Waarna extreemrechts zijn tentakels naar hem uitspreidt. Voor Ouariachi het sein voor een hevige clash tussen links en rechts gedachtegoed, ‘een pandemie van conflicterende wereldbeelden’.
Toch is Herfstdraad veel meer dan een nietsontziende, soms burleske satire over de valkuilen van polariserend denken. De roman groeit ook uit tot de ambigue louteringstocht van een personage dat zich net op tijd weer samenraapt.
Aan uw Facebook-posts te merken was Herfstdraad geen eenvoudige bevalling, dik vijf jaar na de verhalenbundel Herinneringen in aluminiumfolie en zeven jaar na Een honger. Bovendien is de roman flink uitgedijd.
“Ik was eigenlijk bezig met een tweeluik, met als werktitels M.O. en Bloedmaan. Ik wilde even afstand nemen van dat boek. Met het plan om een korte roman te schrijven in hooguit negen maanden. Ik wilde iets doen rond de tegenstelling tussen extreemlinks en extreemrechts. Maar er fietsten persoonlijke verwikkelingen tussen, zoals een liefdesbreuk en een reeks verhuizingen. En toen het weer wat rustiger was, brak de pandemie uit. Als alleenstaande vader met een kind had dat een zware impact. Tot mijn grote frustratie, al leidde die vertraging wél tot verdieping.”
U begeeft zich op behoorlijk heikel terrein. Weinig thema’s lokken zo veel steekvlammen uit als de polarisatie rondom het ‘woke’-discours en alle conservatieve en ideologische tegenreacties van dien.
“Gek genoeg had ik meteen mijn hoofdpersonage beet: iemand die in aanraking moest komen met een extreemrechtse beweging. Maar van wie je niet zomaar verwacht dat hij in de armen van rechts belandt. Ik wilde druk op hem uitoefenen, hij moest door de maatschappij omsingeld worden. En dáár mocht woke zijn zegje doen.”
Door hem als een schrijver op te voeren, gaat de lezer automatisch gissen naar parallellen met uw eigenste, in opiniestukken geventileerde denkbeelden. Want u neemt zelf het identitaire denken zwaar op de slof?
“Ja, maar dit personage staat minder dicht bij mij dan je zou denken. Een bewustzijn laten spiegelen, dat is toch des schrijvers? Het was wel handig om een geplaagde auteur tot centrale figuur te katapulteren. Het is nu eenmaal een vak waarin je hard aangevallen en gecanceld kunt worden. Woke-activisten zijn geobsedeerd door taal, dat maakt van een schrijver een buitengewoon geschikt doelwit.”
En zo spartelt uw ik-verteller in de grijparmen van een gezapige buurtwerking die een soort ‘instituut voor hersenspoeling’ blijkt.
“Wanneer hij met zijn echtgenote verhuist, verliest hij de pedalen. De schulden hopen zich op, hij drinkt en rookt veel. En hij wordt geconfronteerd met Het Kruispunt, de organisatie die onder het mom van buurtwerk inderdaad nogal fervent wokegedachtegoed uitdraagt. En op alle slakken zout legt.”
Dat kost hem zelfs zijn huwelijk?
“Ze verplichten hem hun tweewekelijkse sessies mee te volgen, omdat dat in het koopcontract van hun huis zou staan. Tot zijn vrouw Liek begint te sympathiseren met die dekolonisatie-ideeën. En dat levert een persoonlijk drama op. Hij denkt wel dat hij progressief is, maar hij begrijpt niet dat zijn vrouw zich aangesproken voelt. Terwijl ze al langer met haar identiteit worstelt. En hem verlaat.
“In Liek heb ik elementen van mijn eigen autobiografische achtergrond gestopt, geef ik toe. Hij krijgt ook het verwijt dat hij haar vernederlandst, toe-eigent als het ware, door haar Liek te noemen.”
U hebt veel schik in de satire die vooral het eerste deel van de roman sterk domineert?
“Zeker. En het wonderlijke is dat ik soms dacht dat ik overdreef en wilde milderen… Maar pats, boem, dan werd het domweg realiteit in de bestaande wereld. Er was helemaal niets gechargeerd. Tijdens het schrijven nam de wokewaanzin alleen maar absurdere vormen aan, met microagressies alom.
BIO
* geboren op 8 december 1978 in Amsterdam * Nederlandse moeder, Marokkaanse vader * studeerde psychologie * debuutroman De vernietiging van Prosper Morèl (2010), daarna Vertedering (2013), Een honger (2015, Literatuurprijs van de EU), Herinneringen in aluminiumfolie (2017) en Herfstdraad (2022) * schreef in HP/De Tijd, nrc.next, Knack
“Deze week las ik een artikel waarin geredekaveld werd over het gebruik van duimpjes en emoticons en white privilege. Ook als je appt, moet je erg op je tellen passen welke kleur emoticon je gebruikt, zodat je je niets toe-eigent. Maar zijn er werkelijk sociale wetenschappers bezig met het onderzoeken van deze onzin? Zoiets zou ik niet eens in mijn boek durven te verwerken, omdat het too much is. Wat wél in Herfstdraad zit, is bijvoorbeeld het feit dat je niet zomaar je haar in cornrows mag dragen, ook dát is weer identiteitsroof. Kijk ook uit met te vragen waar iemand vandaan komt. Daar komt hommeles van met de wokies. Voor mij – met mijn naam – voelt de vraag over waar ik vandaan kom nochtans juist als een opener naar een fijn gesprek. Helemaal geen vraag die me bruuskeert of waar ik me onbehaaglijk bij voel.”
U stoeit in Herfstdraad vrolijk met het idee van gedetailleerde kleurencodes voor iedereen. Ieder z’n eigen Pantone, als het ware.
“Ja, om de absurditeit te benadrukken van het feit dat we mensen voortdurend ten onrechte in hokjes opdelen en dat het groepsdenken zoveel brokken maakt. Kun je maar beter iedereen een specifieke kleur geven. (schatert) Tegenwoordig duikt ook de discussie op of bijvoorbeeld een transgender nog wel door een straight acteur vertolkt kan worden of een niet-Jood een Joodse rol kan spelen. Het wezenlijke aspect van acteren is toch dat je je inleeft in iemand anders?
“En er is ook die heiligheidseis. Pas als je 100 procent een zuiver blazoen hebt, mag je je over een bepaald onderwerp uitspreken. Terwijl: níémand is heilig, ik ook niet. Zo’n beetje alles waar wij het nu over hebben, daar zou ik eigenlijk mijn mond over moeten houden. Kop dicht, witte man, en luisteren.”
Het is toch legitiem dat minderheden zich affirmeren en dat er oprechte aandacht is voor diversiteit? Waarom raakt het identiteitsdebat nu zo oververhit, denkt u?
“Eerst even duidelijk stellen dat ik zelf tot een minderheid behoor. Ondanks mijn blanke kop heb ik wel degelijk een Marokkaanse achtergrond. En ik heb mezelf altijd beschouwd als een progressief denker die zich voorstander toont van de emancipatie van achtergestelde groepen, die zich uitspreekt tégen discriminatie en racisme, en ageert tegen extreemrechts gedachtegoed.
“Maar antiracistisch en emancipatoir denken is nu overwoekerd door een uit de VS overgevlogen gedachtegoed, nota bene gebaseerd op Franse postmoderne denkers als Michel Foucault en Jacques Derrida. Onder noemers als postkoloniale theorie, critical race theory en queertheorie is dit denken in de academische wereld enorm populair geworden, door activisme aanwakkerende theorieën van mensen als Kimberlé Crenshaw en Robin DiAngelo. Met een heel veroordelende houding voor wie niet in hun straatje past.”
U doelt op de excessen van de cancelcultuur?
“Het is heel makkelijk om op sociale media mensen te beschuldigen of iemand door de wc te trekken. De gedachte dat alles een groot, in elkaar grijpend systeem is, maakt dat volgens de wokies iedereen een erfzonde met zich meedraagt en dat je op iedereen kunt vuren. De nieuwe activistische interpretatie van progressief links verziekt de oorspronkelijke liberale strijd voor vrijheid en gelijkheid. Woke spuugt op het liberalisme dat hen nochtans de vrijheid biedt hun geschifte denkbeelden te verkondigen.”
‘Witte mensen zijn zich niet bewust van hun bevoorrechte positie in de wereld en vinden het daarom normaal om ruimte in te nemen. Alsof de wereld helemaal van jou is’, wordt de schrijver in Herfstdraad verweten.
“Volgens de wokebeweging heeft elke witte persoon altijd een streepje voor. Zelfs een arbeiderszoon heeft in hun optiek koloniale schuld. Maar als je het uitdenkt, klopt er geen donder van. Ze veralgemenen steeds maar. Maar je kunt niet tegen, pakweg, een witte heteroseksuele man die in armoede opgroeit, arbeidsongeschikt raakt, schulden opbouwt en zijn huis kwijtraakt, zeggen: jij hebt wit privilege. Dat is krankzinnig. Logisch dat dat verzet oproept.”
Nuance nastreven wordt stilaan zeldzaam?
“Er wordt aan beide kanten liever met modder gegooid, hè. De polarisatie kreeg in Nederland ook hevige brandstof door de verrechtsing van de maatschappij na de moord op Pim Fortuyn. Toen Geert Wilders daarna met zijn Partij voor de Vrijheid (PVV) opkwam, is er veel stukgegaan. Er werd toen heel cru over minderheden gesproken – en nog steeds. Dat wekte kwade energie op bij links. Dáár komt het cancelen mee vandaan. Hier kunnen we mee terugslaan, ontdekte de wokebeweging. En bovendien laat iedereen sporen na op sociale media. Je verleden is geen zwart gat meer. Je kunt bijna elk moment op iets afgerekend worden.”
Hebben die botsingen ook te maken met een generatiewissel aan universiteiten, aan de top van instellingen, musea en kunsthuizen?
“Ja. De millennials hebben de leeftijd bereikt waarop ze invloedrijke posities innemen – en dat is nu eenmaal een generatie die veel meer gewend is aan een diverse maatschappij. Op zichzelf is dat prachtig.”
“Verontrustend”, zo vindt Ouariachi wél het feit dat “er tegenwoordig zoveel kwesties en situaties op een hoop worden gegooid”, zonder aanwijsbaar verband. “We gaan stilaan richting een tribunalenmaatschappij. Er moet en zal met iedereen afgerekend worden.”
Ouariachi is bovendien beducht voor de uitwassen van #MeToo. “In Nederland domineert het al weken het nieuws. Let wel, er waren ernstige zaken aan de gang bij The Voice, machtsmisbruik op de werkvloer, verkrachtingen en zo meer. Dat staat buiten kijf. Maar wat me stoort is dat #MeToo nu ook zijn zuiveringen op elke vorm van seksualiteit of een relatie loslaat. Natuurlijk wordt er gelogen en bedrogen in persoonlijke relaties. Maar is iemand die bedrogen wordt in een relatie nu ook al een ‘victim’? Ben je een slachtoffer bij een liefdesbreuk? Wanneer er eerder sprake is van machtsmisbruik, zonder seksuele component, heet het tegenwoordig ook al #MeToo.
“Er is ook zo’n immense hardheid gekomen. Als iemand zich aan grensoverschrijdend gedrag heeft bezondigd, volstaat in bepaalde gevallen een berisping. Maar nee, hij moet helemaal kapot. Baan kwijt, gezin aan flarden. De hele reputatie eraan. Digitale burgers gedragen zich steeds meer als eenmans-stasi’s.
“Rechtspraak komt ook steeds meer bij de massa te liggen of bij de media. Maar wij hebben toch niet allemaal de achtergrond van een jurist? Het vermoeden van onschuld is helemaal van de baan.”
Ouariachi mag graag oreren tegen woke en het doorgeslagen identiteits- en diversiteitsdenken, minstens even gevaarlijk is extreemrechts in Nederland, zo waarschuwt hij. En ook dat verwerkt hij uitgebreid in Herfstdraad. Net wanneer je dat niet verwacht, kantelt het boek immers en raakt het hoofdpersonage ingepalmd door de beweging Deftig Rechts. Via een verborgen verleider.
“Ik had zo’n man voor ogen met legerbroek, houthakkershemd, petje op. Dat werd Wim, zijn buurman. Voor de in de rats zittende schrijver wordt hij een soort strohalm, een smooth operator die hem met whisky langzaam ideologisch overreedt. Hij blijkt verrassend belezen. De schrijver begint warme gevoelens te ontwikkelen als ze op hun besloten, chique, stijve avonden analyses over de moderne vrouw maken. Dat spreekt hem aan. En hij heeft financiële motieven. Wegens geldproblemen moet hij hand- en spandiensten voor de site van Deftig Rechts verrichten.
“Het soort rechts dat ik beschrijf, is hoofdzakelijk dat van Forum voor Democratie, eerder dan dat van Wilders. Een groot ideologisch verhaal waar een onmiddellijke dreiging van uitgaat. Dat neem ik de wokers kwalijk: dat ze de serieuze zaak tegen racisme en salonfascisme belachelijk maken en vertroebelen door op zinloze details van goedmenende mensen te focussen. Terwijl je met het Forum voor Democratie niet genoeg kunt oppassen. In de roman zit een gewelddadige eyeopener, het laatste zetje dat hij nodig heeft om definitief afscheid te nemen van die rechtse gekken.”
Af en toe nam het schrijfproces aan de roman trouwens griezelige dimensies aan, bekent Ouariachi. Alsof het verhaal met hem op de loop ging. “Voor mijn hoofdpersonage bedacht ik een scheiding, om hem zo verder in het verderf te storten. En jawel, tijdens het schrijven kwam ik zelf in zo’n situatie terecht. Angstaanjagend profetisch.”
Daar bleef het niet bij: hij besloot – net als zijn hoofdpersonage – om vlak onder de rook van Amsterdam te gaan wonen, in een saai agglomeratiestadje. Dat beviel matig. ‘O, Amsterdam, ik mis je zo vreselijk terwijl ik je haat’, krijt zijn hoofdrolspeler uit. Dat gold ook voor Ouariachi zelf. “Vandaar dat ik het stadje als een totale hel wilde schetsen, waar alle cultuur ontbrak. Ik heb benamingen ontleend aan Dantes Inferno en Miltons Paradise Lost: het rijk van Chaos en oude Nacht, het zwarte Gehenna, dat soort dingen. Het ruikt er naar zwavel. Een grimmige onderwereld, een bijna-doodervaring. Terwijl Amsterdam een hergeboorte, een euforisch thuiskomen is. En je ziet: intussen woon ik er zelf ook weer, jaja.”
In Herfstdraad kraakt Ouariachi ook harde noten over medialand. “Het moet tegenwoordig allemaal vooral gezellig blijven. Kletsprogramma’s met borrelnootjes op tafel, waar de diepgang angstvallig gemeden wordt. In Nederland mag je elkaar bovendien niet meer lastigvallen met een bepaald kennisniveau. Het boekenprogramma Brommer op zee is een typisch voorbeeld. De schrijver moet een kunstje doen, in dit geval een apendansje in een schrijfhok. Begrijp jij waarom het enige, exclusief aan boeken gewijde programma zo kinderachtig wordt ingevuld?”
Bestaat het risico dat uw roman snel achterhaald is, door zo dicht op de hielen van de actualiteit te zitten? U benadrukte ooit dat je in fictie nooit boodschapperig mag worden.
“Ik denk het niet. Dit boek is meer dan het zomaar vatten van een verknipte tijdgeest. Het persoonlijke levensverhaal van de personages is minstens even belangrijk. Maar goed, ik schrijf niet voor de eeuwigheid. Leuk om over dertig jaar nog gelezen te worden, maar ik ben er niet mee bezig of over honderd jaar iemand nog een boek van me openslaat.”
Curieus. Ongeveer elke schrijver beweert dat hij voor de eeuwigheid schrijft, toch? Vanwaar die down-to-earth-attitude?
“Ik zag ooit eens een documentaire over Arnon Grunberg waarin hij de hiërarchie van zijn leven bepaalde. Op één, zei Arnon, komt de literatuur, dan heel lang niks, dan mijn moeder, dan weer niks, dan mijn vriendin. Die vriendin moest dus wel héél lang wachten. (lacht) Nu, literatuur heeft voor mij een belangrijke plek. Maar waar sta je zonder vriendin, moeder, kind…? Mijn kind is het belangrijkste in mijn leven. Een goed contact met je familie, ook essentieel.”
Het vaderschap, de tederheid voor het dochtertje Salina…het zit allemaal in Herfstdraad. Het maakt dat onder de schutlaag van de satire de gevoeligheid sluimert. Naarmate de roman vordert, vertoont het hoofdpersonage meer mildheid, hoezeer zijn lamlendigheid hem belemmert om zijn ontreddering te overwinnen. “Satire alleen vond ik te vrijblijvend voor alles waarmee hij geconfronteerd wordt. Ik wilde het leven schetsen zoals het op hem afkomt. Met een knipoog naar Dimitri Verhulst zou je het de ineensheid der dingen kunnen noemen. En ja, wanneer je extreem met het leven geconfronteerd wordt, roept dat bijna automatisch de gedachte aan de dood op. Zo kon ik Herfstdraad op zeker moment van het satirische naar het tragische overhevelen.
“Mijn eigen gedachten kwamen een tijdje behoorlijk in de trechter van de dood terecht. En dat is de roman binnengeslopen. Het hing ook samen met mijn vaderschap, met de veertig passeren, én een bezoek aan een jubileumconcert van mijn favoriete band, The Cure, die veertig jaar bestond.”
‘Er is niets gunstigs aan de dood, behalve dat het een probaat middel is tegen geldproblemen’, sneert de schrijver in Herfstdraad. Als hij diep zit, grijpt hij naar The Cures Disintegration (1989). “Ik legde die plaat zelf vaak op om tijdens het schrijven in de stemming te komen. En het woord ‘disintegratie’ paste wonderwel bij dit boek. Het mooie aan The Cure is dat het een donkere band is die toch ook bekendstaat om mierzoete, vrolijke popliedjes. Dat is ook mijn eigen schrijversesthetiek: het duistere laten contrasteren met het schone én het grappige.”