DM Zapt
Het is pas als je iets niet meer hebt, dat je voelt hoe waardevol het is
Kris Kuppens zet deze week de blik op oneindig. Vandaag: De slapelozen op Canvas
Elke ochtend vraag ik aan mijn huisgenoten of ze goed geslapen hebben. Hun antwoord is haast altijd hetzelfde. Het gaat van ‘Ja! En wil je mijn droom horen?’ (dat is de dochter van zes, de langslaper met de poep omhoog), over ‘ Nee, ik heb de hele nacht wakker gelegen’ (de zoon van tien, de vroege vogel en de erg vast slapende, zelfverklaarde nachtelijke piekeraar), tot ‘ Ik ben nog moe’ (de partner die van elk geluid wakker wordt maar er ook zelf veel produceert).
Als die gezinsleden de vraag aan mij zouden stellen, dan zou ik zeggen – natuurlijk niet vooraleer ik hen uitvoerig bedankt heb voor hun ochtendlijke interesse – ‘als een roos’.
Eigenlijk is De slapelozen op Canvas een radioprogramma, maar dan op televisie. Achter de microfoon zit Annick Ruyts, ervaringsdeskundige in het niet kunnen vatten van het kostbare goedje. Het is klassiek: het is pas als je iets niet meer hebt, dat je voelt hoe waardevol het is.
Ik vind die Ruyts een mooie stem hebben, en door de empathische wijze waarop ze lotgenoten aan het woord laat, word ik wakker gemaakt voor een euvel dat – gelukkig maar, als ik de getuigenissen zo hoor – niet het mijne is.
Het besef dat ik beter zou moeten weten, komt binnen. Rondom mij wordt nogal wat af gepiekerd. Hoofden die de uitknop niet vinden, wallen waarin ogen verdrinken en ruggen die gebogen de dag doorkomen; het is er allemaal en dichtbij en ik wuif het al te vaak weg. Of erger: ik geef kordaat goede raad.
Het is dat ze zich bij de VRT gelukkig nog niet helemaal suf aan het besparen zijn, want de kijker van De slapelozen krijgt toch ook nog waar hij recht op heeft bij een tv- programma, zijnde beeld. Intimistische pareltjes van nachtelijke rituelen zijn het.
Zo is er de oude vrouw Lieve die bij donkerte voor haar raam wacht op haar geliefde aan de overzijde. Hij is aan de demente kant en zij zal dra dood blijken te gaan, maar dat belet hen niet om nu, en iedere avond weer, elkaar met zaklampen in de ogen te schijnen.
Een ander tafereel speelt zich af bij een blinde man. Slechts vier uur slaap per nacht wordt hem gegund. Schuifelend loopt hij door de gang of hangt hij in alle stilte wasgoed op. Dat het sprankelende wat van hem af is, zegt hij, en gelijk heeft hij. Wanneer een vrouw naast haar slapeloze man ontwaakt en hem goedemorgen wenst, kondigt haar troostend klopje op zijn rusteloze rug de vrees aan voor de dag die komen gaat.
Zo veel verschillende mensen, zo veel verschillende vormen van tekort en gemis, zo veel witte nachten: ik had er geen idee van. Als het morgen morgen wordt, zal ik aan mijn huisgenoten vragen of ze goed geslapen hebben. Hun antwoorden zullen dezelfde als gisteren zijn, met dat verschil dat ik vandaag naar hen zal luisteren.