Weinigen konden brommende elektronica zo mooi verweven met klassieke instrumenten als Jóhann Jóhannsson. Het eerste deel van het verzameld werk van de vorig jaar overleden componist is nu uit.
Jóhann Jóhannsson (1969-2018) verdween wel vaker een paar dagen. Dan sloot de IJslandse filmcomponist zich op in zijn appartement in het Berlijnse Kreuzberg, op een steenworp afstand van zijn studio, en liet hij zijn telefoon links liggen.
Op 8 februari vorig jaar was Jóhannsson weer eens onbereikbaar. Rosalie Vos, Jóhannssons manager in Berlijn, kende de verdwijntruc. “Dan had hij gewoon even pauze nodig en wilde hij niet met me spreken. Prima, dat mag als je net drie weken vrijwel non-stop in de studio hebt doorgebracht.”
Maar die avond in februari had ze een raar gevoel in haar buik. Voordat ze ging slapen, stuurde ze hem een appje met een tekst die ze nooit eerder naar Jóhannsson had gestuurd: “Kun je me laten weten of je nog leeft?”
Drievoudige workaholic
De studio in de Oranienstrasse en zijn achterhuis aan Engelbecken, een voormalig waterreservoir dat nu als stadsvijver dient: op veel meer plekken was Jóhannsson de laatste twee jaar van zijn leven niet te vinden. “Hij was zonder twijfel een drievoudige workaholic”, zegt de Nederlandse componist Rutger Hoedemaekers, die in dezelfde studio werkt en Jóhannsson bij onder meer de scores voor de sciencefictionfilm Arrival en de psychologische thriller Mother! assisteerde. “Hij was ook een gevoelige en gekwelde man.”
Wat Jóhannsson precies kwelde, vindt Hoedemaekers te persoonlijk om over te praten, “maar hij had demonen, en daarvan had hij steeds vaker last”. En als Jóhannsson die demonen niet van zich af kon schudden, was zijn appartement een toevluchtsoord. Op 48-jarige leeftijd overleed hij daar aan de gevolgen van hartfalen, dat volgens Duitse media werd veroorzaakt door een combinatie van cocaïne en griepmedicijnen.
Dat Jóhannsson hard werkte, werd ook duidelijk toen ik hem voor de Volkskrant in 2016 in zijn studio interviewde. Hij was toen 46. De gaten in zijn schoenen waren zo groot dat je zijn sokken kon zien zitten. Zó druk had hij het gehad. Geen tijd om nieuwe kleding te kopen, ook niet om zijn ouders op te zoeken in IJsland, zo vertelde hij.
Hij had toen al twee Oscar-nominaties op zijn naam: een voor de muziek die hij componeerde bij The Theory of Everything (2014, over het leven van Stephen Hawking), waarvoor hij de Golden Globe-nominatie wel verzilverde, en een voor de score van de thriller Sicario (2015). Arrival (2016), waarin het personage gespeeld door Amy Adams de taal van aliens probeert te ontcijferen, zou spoedig in première gaan.
Trombone en piano
Zijn werk wordt vaak omschreven als melancholisch. Dat was dan ook zijn favoriete gemoedstoestand. “Melancholie wordt meestal verkeerd begrepen”, zei hij. “Veel mensen zien het als iets slechts, als iets waar je van af moet. Als ze zeggen: hij is melancholisch, dan bedoelen ze: hij is verdrietig, hij is depressief. Voor mij is melancholie juist een fijne gemoedstoestand. Ik voel me vaak zo. Ik ben op mijn best wanneer ik een treurige film kijk. Of als ik een tragisch boek lees.”
Jóhannsson benadrukte altijd dat hij geen filmcomponist was, maar een componist die ook filmmuziek maakt. Zijn vader Jóhann Gunnarsson was ingenieur bij IBM en speelde in een brassband, zijn opa was een stugge boer met grove werkhanden, maar kroop elke zondag achter zijn harmonium en zong hymnen voor zijn kleinzoon.
Als roodharige peuter stond hij met breinaalden voor de platenspeler te dirigeren, memoreert zijn moeder Edda Thorkelsdottir in het boekje bij het retrospectief dat deze week verschijnt bij het klassieke platenlabel Deutsche Grammophon. Hij speelde trombone en piano en zat, zoals bijna elke IJslandse tiener, in een reeks obscure indierock- en electrobandjes. Hij studeerde Engelse en Franse literatuur aan de universiteit van Reykjavik en had een bijbaan bij de universitaire boekwinkel, waar hij bijna tien jaar werkte.
“Jóhann wist alles over film, muziek en literatuur en ging ervan uit dat dat algemene kennis was”, zegt Rosalie Vos. “Ik moest vaak na onze gesprekken van alles googelen.”
Hollywood klopt aan
In 2002 bracht hij Englabörn uit, zijn eerste soloalbum. Orphée (2016) was zijn laatste. Met zijn orkestrale muziek, waarin hij klassieke elementen versmolt met elektronische klanken, werd hij internationaal bekend. Hij werd vaak bij Nils Frahm en Max Richter in het rijtje van neoklassieke componisten geplaatst.
Filmmakers sloegen aan op de grootse, filmische klanken die hij componeerde. Hij maakte een handvol partituren voor IJslandse en Deense films en documentaires, tot Hollywood hem ontdekte. Zijn Hollywood-carrière kreeg een kickstart toen regisseur Denis Villeneuve hem vroeg de filmmuziek te schrijven voor zijn wraakthriller Prisoners (2013), met Hugh Jackman en Jake Gyllenhaal in de hoofdrollen. Daarna volgde de ene opdracht uit Hollywood na de andere.
“Hij was goed in basale, bijna irritant eenvoudige melodieën schrijven”, zegt Hoedemaekers. Hooks die blijven rondzingen in je hoofd. “Jóhann heeft een achtergrond in de popmuziek, en zijn kracht zat in het huwelijk tussen die twee: de eenvoudige poppy melodie en de prachtige, complexe textuur van een orkest.” In Arrival kwam dat het best tot zijn recht, vindt Hoedemaekers.
Jóhannsson was een perfectionist en ging door totdat hij hoorde wat hij wilde horen. Hoedemaekers zat erbij toen Jóhannson voor de filmmuziek voor The Mercy (2017) een dirigent keer op keer het orkest vijf minuten lang één noot liet aanhouden. Speelde iemand te hard, dan moest het over, tot hij het perfecte dronegeluid hoorde.
Andere visies
Na Sicario en Arrival was Jóhannsson weer Villeneuves eerste keus voor Blade Runner 2049 (2017), het vervolg op de klassieke sciencefictionfilm uit 1982 met muziek van Vangelis. Een componist tegen wie Jóhannsson in zijn jeugd zeer opkeek en met wie hij ook vaak werd vergeleken. En er kwam nog een groot project aan: de filmmuziek voor Mother! (2017) van regisseur Darren Aronofsky, met hoofdrollen voor Jennifer Lawrence en Javier Bardem.
Nadat Rosalie Vos haar bericht naar Jóhannsson had gestuurd, ging ze onrustig slapen. “Ik had verwacht dat hij geïrriteerd zou reageren. Maar hij reageerde niet.” De volgende dag zou hij een belangrijke werkafspraak hebben, die hij in elk geval niet zou missen.
Om halfeen kreeg Vos een mail van zijn assistent: “Hij is nog steeds niet in de studio.” Vos: “Ik heb teruggemaild: je moet nú de politie bellen en naar zijn appartement gaan.”
Vos maakte zich al langer zorgen. “Ik kom in mijn werk veel hardwerkende componisten tegen, maar nooit zoals Jóhann. Dan was hij weer in slaap gevallen en liep ik ’s ochtends de studio in, schrok hij wakker in zijn stoel en zei droog: ‘O, hallo.’ ‘Op een gegeven moment houdt je lichaam hiermee op’, heb ik een keer gezegd. ‘Dan is dat maar zo’, was zijn antwoord. Hij wilde niet veranderen, en ik moest maar accepteren dat hij zo in elkaar zat.”
Jóhannsson had meer werk dan hij alleen aankon en schreef veel samen met andere componisten, onder wie Rutger Hoedemaekers. Een jaar lang werkten ze samen aan de score voor Blade Runner 2049. Maar op het laatste moment werd Jóhannsson ontslagen en vervangen door oudgediende Hans Zimmer.
Hoedemaekers: “De makers van de film hadden een andere visie, dat kan gebeuren. Het lag volgens mij niet aan de kwaliteit van wat we hadden gemaakt, maar ze vonden het niet ‘Hollywood’ genoeg. Ze wilden het traditioneler, grotere percussie, meer effectbejag. Jóhann hield van tegenstellingen: als er iets heftigs op het scherm te zien is, zette hij daar juist minimalistische muziek tegenover. En vice versa. Hollywood onderstreept juist graag wat je ziet, maar daar was Jóhann niet zo in geïnteresseerd.”
“De film had iets anders nodig. Ik moest terug naar iets wat dichter bij Vangelis lag”, zei Denis Villeneuve erover. De regisseur hoopte dat hij snel weer de kans zou krijgen met Jóhannsson te werken, want: “Jóhann Jóhannsson is een van mijn favoriete levende componisten.”
World Soundtrack Awards
Toen Jóhannsson het bewuste telefoontje van Villeneuve kreeg, zat Hoedemaekers naast hem in de studio aan de score voor Mother! te werken. “Hij vond het jammer, en ik ook; we waren er een jaar mee bezig geweest. Ik zag ook dat hij opgelucht was. Het idee dat hij de iconische muziek van Vangelis moest opvolgen, gaf hem veel stress.” Jóhannsson had er dus vrede mee en kon zich concentreren op die andere grote klus: Mother! “We wisten toen alleen nog niet dat twee maanden later ook deze score in de prullenbak zou belanden.”
Hoedemaekers: “Er lag prachtig materiaal. Jóhann had 80 minuten muziek geschreven voor de film, het orkest was opgenomen, met orgel en een groot ensemble van strijkers, maar het zou nooit worden gebruikt.” Darren Aronofsky besloot op de valreep dat zijn psychologische thriller toch beter uit de verf zou komen zónder muziek – en Jóhannsson was het volledig met Aronofsky eens. “Het was een krachtige keuze en het komt de film ten goede”, vindt ook Hoedemaekers. “Maar ik denk dat hij er stilletjes ontzettend van baalde, meer dan van Blade Runner, ook al liet hij dat nooit zo doorschemeren.”
Hoedemaekers werkte op 9 februari vorig jaar in de studio toen hij hoorde dat Vos zich zorgen maakte. Samen met drie andere medewerkers van Jóhannsson liep Hoedemaekers vanuit de studio naar zijn appartement. Daar klopten ze op zijn deur. “We kregen geen reactie en Jóhanns assistent heeft toen de politie gebeld”, zegt Hoedemaekers.
De politie gebood het viertal in de hal te wachten. Langs hen heen stapten brandweermannen naar binnen en toen die even later met betrokken gezichten naar buiten kwamen, oogcontact vermijdend, wist Hoedemaekers het eigenlijk al: Jóhannsson is dood.
In oktober vorig jaar werd Jóhann Jóhannsson voor het tweede jaar op rij uitgeroepen tot beste filmcomponist van het jaar bij de World Soundtrack Awards in Gent. Hij kreeg de prijs voor onder meer de beklemmende filmmuziek voor Mandy, een psychedelische horrorfilm met Nicolas Cage. Het was zijn laatste filmscore.
Het verzameld werk van Jóhann Jóhansson verschijnt bij Deutsche Grammophon.