InterviewGert Verheyen
Gert Verheyen: ‘Een scheiding is een litteken dat nooit weggaat. Relaties lopen soms spaak, maar het is altijd een egoïstische beslissing’
Zo deskundig hij voetbalwedstrijden analyseert, zo behendig ook loodst Gert Verheyen (52) zeilboot Polygala in Over de oceaan door soms woelige wateren. Meer dan hij zelf voor mogelijk had gehouden, maakte het avontuur grote emoties los in deze bovenal mooie mens. Over het litteken van zijn scheiding, Extra Time, Club Brugge en Roberto Martínez, de trofeeën van zijn vader en zijn liefde voor Afrika. ‘We zouden vaker moeten zeggen: ‘Foert, ik ben weg!’’
In zijn zo goed als volledig gerestaureerde jezuïetenhoeve wijst Verheyen door het raam naar buiten. “Daar ga ik schapen houden”, zegt hij, terwijl naast hem een voetbalmatch speelt op een bovengemiddeld groot tv-scherm.
“Na de wereldbeker kon je me bij elkaar vegen, zo moe was ik. Niet fysiek, maar mentaal. Ik zag soms vier wedstrijden per dag: dan weet je niet altijd meer wát je gezien hebt. Maar het vermoeiendst is dat je over alles een mening moet hebben. Ook als je die een keer níét hebt.
“Ik heb drie jaar als columnist voor Het Nieuwsblad gewerkt. Op den duur vroegen ze me zo vaak dat ik soms drie keer per week in de gazet stond. Daar had ik het mee gehad. Ik was mezelf beu gehoord, ik viel voortdurend in herhaling. Het zoveelste trainersontslag: so what?
“Aan mijn liefde voor het voetbal is niets veranderd – die zal nooit verdwijnen. Er gaat niets boven commentaar geven, en zeker niet bij een Champions League-wedstrijd. Dinsdagochtend het vliegtuig op, matchke ’s avonds, woensdag weer vliegen, ander matchke, en donderdag terug thuis. En dat samen met Peter Vandenbempt, een vriend: mooier wordt het niet. Maar al de rest…”
Er valt niet meer aan te ontsnappen.
(knikt) “Elke dag is er voetbal, en de podcasts schieten als paddenstoelen uit de grond. Er wordt veel meer over voetbal gepraat dan er eigenlijk over te zeggen valt.”
In Extra Time lijk je er soms onverschillig bij te zitten. Als je weer eens aan je vingers zit te pulken, denk ik: Gert wil naar huis.
(lacht) “Ik kan het niet verstoppen als iets mij niet aanstaat. Nu, ik heb vijf jaar een kledingzaak uitgebaat. Ook toen heb ik vaak moeten horen: ‘Gert kijkt zo kwaad!’ Maar mijn standaard gelaatsuitdrukking is nu eenmaal een beetje nors, en zegt niet noodzakelijk iets over hoe ik me voel. Als je met vier aan één tafel zit, moet je soms zwijgen en ook de anderen aan het woord laten, toch?”
Extra Time lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. Zit er sleet op de formule?
“Het programma verliest kijkers, maar dat geldt voor het hele tv-landschap. We gaan tegenwoordig al minder de voetbaltechnische toer op, waardoor we minder in het ijle zitten te praten. Maar jongeren willen nu eenmaal niet op maandagavond een uur lang naar talking heads kijken. Inhoudelijk kun je veel aanmerken op al die podcasts, maar ze slagen er wel in een sfeer te creëren die aanslaat bij jongeren. Nu Frank (Raes, red.) niet meer presenteert, zullen er vast mensen afgehaakt hebben. Maar net zo goed zijn er kijkers die meer van Aster (Nzeyimana, red.) houden. Zelf had ik bij Frank nooit het gevoel dat we tv maakten: het was gewoon gezellig aan tafel. Nu is het zakelijker geworden: we komen aan, zetten ons aan die tafel en maken een programma.”
HORIZON IN ZICHT
In Over de oceaan stel je je voor als iemand wiens werk – voetbalwedstrijden becommentariëren – al bij al een zinloze bezigheid is.
“Op die boot heb ik mensen leren kennen die multigetalenteerd, intelligent én grappig zijn. Daar kijk ik oprecht naar op, ja: ik ben gezond jaloers op mensen die iets kúnnen.”
Hoe zijn de programmamakers bij jou terechtgekomen?
“Na de eerste reeks had ik een berichtje met felicitaties gestuurd naar de eindredacteur – die ik nog kende van zijn voetbalwerk bij Woestijnvis. Hij antwoordde met de vraag of ik ooit zou willen meedoen. Wellicht ben ik zo op de longlist geraakt.
“Van de andere vijf deelnemers had ik nooit eerder iemand ontmoet, maar het klikte meteen. Op geen enkel moment heb ik het gevoel gehad dat ik meedeed aan een tv-programma. Ik moest alleen mezelf zijn, wat niet zo moeilijk is. Maar Ella Leyers, James Cooke en Jonas Geirnaert weten natuurlijk hoe zo’n programma werkt: zij kwamen voortdurend met ideeën op de proppen. Gelukkig maar: mochten ze allemaal zijn zoals ik, was er niks gebeurd op die boot (lacht).”
Uit de vriendschap die tijdens de eerste reeks tussen Otto-Jan Ham en Jani Kazaltzis is gegroeid, is nadien Viva la feta ontstaan. Hoe groot is de kans dat we jou straks ook zien opduiken in een nagelnieuw tv-programma?
“Niet groot, denk ik. Niemand van ons had achteraf het gevoel: nu móéten we vrienden blijven. Alleen met Annelien Coorevits en haar vriend heb ik eens afgesproken – wellicht zal dat nog gebeuren. Maar ook met de anderen zal het weerzien altijd hartelijk zijn: uiteindelijk hebben we samen iets meegemaakt wat ons voor de rest van ons leven zal bijblijven. Over de oceaan is ontegensprekelijk een van de hoogtepunten uit mijn leven.”
Jij bent een van de weinigen die niet heeft moeten nadenken over zijn deelname.
“Ik ben 52. Stilaan komt de horizon in zicht: wat ga ik nog doen met mijn leven? Veel spectaculairs zal daar niet tussen zitten. Als je dan zo’n kans krijgt, laat je die niet liggen. Zeker omdat er ook een sportief kantje aan zat: wij zijn die oceaan niet op een cruiseschip en met een cocktail in de hand overgestoken. Nee, we hebben er hard voor gewérkt. Dat vind ik best een prestatie.”
Ben je bang geweest?
(schudt het hoofd) “Daarvoor ben ik te fatalistisch: als iets moet gebeuren, gebeurt het. Ik trek er vaak op uit met mijn koersfiets. Geloof me, dat is gevaarlijker dan met een zeilboot de Atlantische Oceaan oversteken: ik had al tien keer dood kunnen zijn.
“Natuurlijk moesten we voorzichtig zijn, je wilt echt niet overboord slaan. Ondanks een korte opleiding voor ons vertrek beseften we algauw dat we dan weinig kans zouden maken. Binnen de kortste keren word je verzwolgen door het water.”
Welke verwachtingen koesterde je bij het vertrek?
“Géén! Ik vroeg me af wat we nog konden toevoegen aan het eerste seizoen– dat was al zo goed. Nu zeg ik: het is nóg beter geworden! Niet door mijn aanwezigheid, maar omdat er meer humor in zit. We hebben ontzettend veel gelachen, vooral dankzij Jonas en Ella.”
Zij vonden jou anders ook grappiger dan ze hadden verwacht.
“Dat heb ik al vaak gehoord. Maar commentaar geven bij een voetbalwedstrijd is een serieuze aangelegenheid. En ook in een praatprogramma over voetbal moet je niet de plezante willen uithangen. Mensen denken algauw dat ze je kennen als je geregeld via de tv hun huiskamer binnenkomt. Dat is natuurlijk niet zo. Wie mij kent, zal niet verrast zijn bij het zien van het programma.”
Annelien Coorevits miste haar kinderen, James Cooke zijn man, Élodie Ouédraogo allebei. En jij?
“Als voetballer ben ik vaak uithuizig geweest, voor stages of Europese verplaatsingen. Het is een leven met oogkleppen op: nooit heb ik mijn vrouw of mijn kinderen gemist. Nu wel, voor het eerst. Best confronterend, hoor.
“Het is wetenschappelijk aangetoond dat de zee iets met een mens doet. Is het de immense oneindigheid? De blauwe kleur van het water? De lucht? Je wordt week en kwetsbaar, zeker in combinatie met een slaaptekort. Wat doe je als je ’s nachts met z’n drieën naar die adembenemend mooie sterrenhemel ligt te staren? Filosoferen. Nadenken. Schrijven ook: ik had een boekje mee, waarin ik noteerde wat er allemaal door mijn hoofd ging.”
Zoals?
“Dat ik Inès, mijn vriendin, bij thuiskomst ten huwelijk zou vragen.”
Tenzij ik het heb gemist, is dat niet gebeurd.
“Ze zou niet nee zeggen mocht ik het haar vragen – dénk ik (lacht). Maar we zijn allebei al getrouwd geweest, en net als ik is ze geen vragende partij. Ik zeg niet dat het nooit zal gebeuren, maar het gaat ook goed zo. We zien er de meerwaarde niet van in.
“Weet je, van iedereen op de boot heb ik hetzelfde gehoord: je neemt je voor je leven drastisch te veranderen zodra je terug thuis bent, maar binnen de kortste keren ebt dat weg en draai je toch weer mee in de mallemolen van de dagelijkse realiteit. Iedereen kan een camping openen in Zweden – daar zijn ook programma’s over gemaakt. Maar daar is lef voor nodig, en dus doen we het niet. Van alles wat ik heb genoteerd, is niks in huis gekomen. Op één ding na misschien: ik steek nu iets meer energie in het contact met mijn jongens.
“Tijdens de overtocht kreeg iedereen een podcast te horen van een familielid. Bij mij waren dat mijn drie zonen. Ik had hun van tevoren gezegd dat ze niet moesten afkomen met een lofzang van hier tot ginder, genre ‘papa is de beste’ of zo. Ze mochten zeggen wat ze wilden, ik zou ertegen kunnen. Maar die programmamakers zijn natuurlijk slim: na tien dagen heeft het slaaptekort er al behoorlijk ingehakt en is er weinig nodig om je aan het blèten te brengen (lacht).”
Lees ook
Wat is ‘Over de oceaan’ fascinerende en ontroerende televisie
Elodie Ouedraogo en Jonas Geirnaert: ‘De oceaan oversteken is als een bevalling, uiteindelijk vergeet je alle horror en blijven alleen de fijne herinneringen over’
Over je echtscheiding zei je eerder al dat het de grootste mislukking van je leven is.
“Een scheiding is een litteken dat nooit weggaat. Relaties lopen soms spaak, maar het is altijd een egoïstische beslissing. Je dwingt je kinderen in een situatie waar ze niet om gevraagd hebben. Bij ons is het nog heel fatsoenlijk verlopen: we hebben geen ruzie gemaakt. Maar mijn zonen zijn na de scheiding niet meer bij mij opgegroeid, en dat merk je aan alles. Niet dat ze het mij kwalijk nemen, maar soms gooien ze het wel nog een keer in mijn gezicht – zoals in die podcast.
“Ik heb altijd gevonden dat zij er fantastisch mee zijn omgegaan. Maar goed, dat is hoe ik het zie. Mijn stelling is altijd geweest: als ze me niet bellen, is alles oké. Maar zo is het natuurlijk niet. Ik hoop nu vooral dat hun relatie later wel stand zal houden. Ook al weet ik dat een op de twee relaties spaak loopt.”
Wat doe je om de band met je zonen aan te halen?
“De jongste voetbalt, de middelste speelt hockey: ik ga nu wat vaker naar hun wedstrijden kijken. Ongetwijfeld kan het nog beter, dat besef ik. Voor mijn ouders doe ik meer moeite. Heel bewust, want straks zijn ze er misschien niet meer, en wat dan? Ik wil absoluut geen spijt hebben.”
SEMI-AVONTUURLIJK
Wie in een zeilbootje de Atlantische Oceaan trotseert, is van geen kleintje vervaard. Schuilt er een avonturier in jou?
“Ik reis graag. Afrika is mijn favoriete vakantiebestemming, en dan vooral onder de evenaar: Kenia, Tanzania, Botswana, Namibië, Zuid-Afrika.
“Tanzania heb ik een jaar of tien geleden met de jongens gedaan. Uit schuldgevoel, zeg maar: ‘We zullen samen eens iets doen.’ (lacht) Daar zijn toen wilde plannen gesmeed: ‘Volgend jaar beklimmen we de Kilimanjaro!’ Maar dat is niet gebeurd: het is bij die ene safari gebleven. Slapen deden we in een tent, op een veldbedje met een warmwaterkruik, want ’s nachts is het er ijskoud: bij de Ngorongoro-krater flirt de thermometer dan met het vriespunt.
“Met mijn vriendin slaap ik natuurlijk liever in een zacht bed in een mooie lodge met een spectaculair uitzicht. En hoe graag ik ook avontuurlijk reis, het moet wel op een veilige manier kunnen: ik wil geen revolver tegen mijn hoofd onderweg. In Namibië zat onze laadbak vaak vol met liftende vrouwen en kindjes die we 100 kilometer verder in het volgende dorp afzetten. Maar mannen alleen durfde ik niet mee te nemen. Maak van avontuurlijk dus maar semi-avontuurlijk (lacht).”
Wat trekt je aan in Afrika?
“De natuur, de dieren. Ik kijk het liefst van al naar natuurdocumentaires. David Attenborough, Michael Palin, Bruce Perry en Simon Reeve zijn mijn favoriete gidsen. Inès heeft dezelfde voorliefde. Gelukkig maar: stel dat je vrouw liever op een strand in Marbella ligt, dan heb je een probleem (lacht).”
De moderne voetballer ziet dat vast anders.
“Las ik niet dat Dries Mertens met zijn Kat op safari was geweest? En dat Kevin De Bruyne met zijn kinderen in Lapland heeft gekampeerd? Het zal wel met alles erop en eraan zijn geweest. Maar zouden we niet allemaal zo zijn als we het ons konden permitteren? Ik ben al blij dat ze niet allemaal op een jacht gaan liggen.
“Ik heb me zéér gelukkig gevoeld op onze boot. Niet af en toe, maar élke minuut. Er zijn maar weinig plekken op deze planeet waar het nog donker genoeg is om de sterrenhemel te zien. De oceaan is zo’n plek. Namibië ook: toen ik daar de Melkweg zag, smolt ik helemaal weg. Maar ook thuis kan ik intens geluk ervaren: als ik naar tv lig te kijken, met één kat tussen mijn benen en de andere tegen mijn zij. Dat klinkt saai, maar saai kan ook plezant zijn.”
Welke lessen neem je mee na die drie weken op de Atlantische Oceaan?
(denkt lang na) “Dat je niet mag twijfelen als je een buitenkans krijgt. Door mijn deelname kon ik een maand lang geen commentaar geven. Daar heb ik moeten over onderhandelen, terwijl je eigenlijk had moeten zeggen: ‘Foert, ik ben weg!’ Veel mensen zullen dat misschien herkennen. Maar de meesten zullen ook toegeven dat angst hen tegenhoudt. Of onze opvoeding, die zegt dat er gewérkt moet worden. Twee dagen na het WK zat ik alweer een bekermatch te becommentariëren. Ik had beter gezegd: ‘Laat me nu even met rust!’ Maar dat kan ik niet, ik ben altijd beschikbaar.”
Leidt je levenskwaliteit onder dat plichtsbewustzijn?
“Ik heb niet het gevoel dat ik iets mis. Ik reis veel, maar ben ook graag thuis. En er is het fietsen, natuurlijk: stuur mij een week naar de bergen met mijn fietsmaten, en er is geen gelukkiger jongetje dan ik.”
In Over de oceaan valt je grote verantwoordelijkheidsgevoel op, terwijl voetballers toch vooral bekendstaan om hun ‘aangeleerde hulpeloosheid’, zoals Frank Vercauteren het altijd noemt.
“Voetballers worden van jongs af aan in de watten gelegd. Ik ken er genoeg die ook na hun carrière nog altijd niet weten hoe ze moeten inchecken voor een vlucht. Ik kan dat wel: ik kan dingen alleen, ook al is dat niet makkelijk als je met Peter reist (lacht). Meestal heeft hij alles al geregeld nog voor ik er de kans toe krijg. ‘Jij loopt altijd achter mij aan’, lacht hij weleens, maar volg hem maar: zó’n tempo!”
Wat betekent hij voor jou?
“De goesting en de energie die hij etaleert, daar kan ik met mijn hoofd niet bij. Die gast is constant aan het werk. Komen we aan in het hotel, verdwijnt hij meteen naar zijn kamer om zich voor te bereiden. Ik weet zeker dat hij in Qatar een maand lang alleen maar op zijn kamer heeft zitten werken. Het is sterker dan hemzelf: hij vindt dat hij dat móét doen. Als ik hem met die berg papier naast mij zie zitten, krijg ik het al benauwd. Alle gazetten van de wereld heeft hij gelezen, terwijl hij er misschien maar drie zinnetjes van gebruikt. Maar hij heeft dat nodig, anders voelt hij zich niet goed.”
Ben jij niet net hetzelfde?
“Niet zo erg als Peter. Er zijn gradaties: ik kan gerust eerst een dutje doen in het hotel (lacht). Ik hoef ook niet alles te weten, dat is mijn rol niet. Vergeet niet dat Peter behalve commentator ook journalist is: hij gaat achter elk nieuwtje aan. Alles wat hij heeft bereikt, dankt hij aan die ingesteldheid.”
Je hebt al een paar keer je leeftijd aangehaald: worstel je soms met de grote levensvragen?
“Niet echt, al denk ik wel veel na. Ik was 35 toen ik ben gestopt met voetballen. Mijn carrière was voorbij, maar niet mijn leven. Op dat moment is een zoektocht begonnen: hoe ga ik de rest zo goed mogelijk invullen? Algauw kwam ik erachter dat ik geen durver ben die zijn leven radicaal over een andere boeg gooit. Ik ben ook geen ondernemer, dat heb ik met die kledingwinkel ervaren. Ging het wat minder, was ik niet de man die met nieuwe ideeën kwam aandraven om de omzet te verhogen. Mijn ex-vrouw heeft hem nog altijd: de zaak draait beter zonder mij (lacht).
“In diezelfde context moet je ook mijn keuze voor KV Oostende zien, nu vijf jaar geleden. Ik vroeg me af: blijf ik de rest van mijn leven commentator, of waag ik het toch één keer als trainer? Een succes is het niet geworden. Ik ben dat ene seizoen op mijn limieten gebotst: het was niet zo simpel als ik het mij had voorgesteld.
“De dag dat ik bij Oostende ben weggegaan, vier jaar geleden, zat jij hier ook voor Humo. Wat ik nooit eerder heb verteld, is dat een week later Vincent Mannaert (algemeen manager Club Brugge, red.) op diezelfde stoel in mijn keuken zat. Met de vraag of ik het zag zitten om assistent te worden van Philippe Clement. Daar hoefde ik geen seconde over na te denken: ‘Ja, natuurlijk!’”
En wij maar denken dat je na Oostende helemaal klaar was met het trainerschap.
“Ik had twee conclusies getrokken: hoofdcoach worden hoefde niet per se meer, en alleen bij een grote, goed gestructureerde club wilde ik nog wel aan de slag gaan.
“Na nog drie, vier gesprekken met Mannaert leek alles in kannen en kruiken. Tot het helemaal op het einde over het financiële ging: toen is het fout gelopen. Tussen wat zij me boden en wat ik vroeg, zat een verschil van 2.000 euro bruto per maand. Nu kun jij zeggen: wat is nu 2.000 euro bruto? Maar voor mij maakt dat wel degelijk een verschil.
“Wat ik vroeg, was zeer marktconform. Toch viel er voor Club niet over te onderhandelen. Ik begrijp nog altijd niet waarom. Mannaert gaf me het gevoel dat ik blij mocht zijn dat hij me kwam redden. Prettig voelde dat niet. Hij heeft me nog proberen te paaien met een premie, in het geval dat we kampioen zouden spelen. Maar ik wilde zekerheid. Dat ze uiteindelijk kampioen zijn geworden, had die 2.000 euro zeker gecompenseerd. Maar dat kon ik van tevoren natuurlijk niet weten.
“Uiteindelijk ben ik niet op het geld afgeknapt, maar op Mannaerts houding. En meer bepaald op één zinnetje: ‘Ge krijgt een gratis trainingspak, en ook de lunch is gratis.’ Ik ben opgestaan en ben naar buiten gewandeld. Ik kon door de grond zakken, zo ontgoocheld was ik. Ik heb onmiddellijk naar de tv-zender gebeld en gezegd dat ik opnieuw beschikbaar was als commentator. Ik had geluk: mijn stoel was nog vrij. Nu geef ik hem niet meer af (lacht).”
BEU ALS KOUDE PAP
Je vader Jan is net als jij een voormalig international en speler van Anderlecht. De profielfoto op je WhatsApp is een mooi actiebeeld van hem in zwart-wit. Waarom?
“Omdat ik onze pa heel graag zie. En omdat ik alles wat ik doe voor onze pa doe. Als voetballer heb ik altijd hard mijn best gedaan. Het cliché zegt dan: voor de supporters. Maar ik deed het vooral voor mijn vader: híj moest content zijn. Vroeger reed hij elke dag met mij van Hoogstraten naar de training in Lier. Veel werd er niet gezegd in de auto – juist genoeg, zeg maar (lacht). Hij was niet extreem streng, maar heeft ook nooit gezegd dat ik heel goed was.
“Ik heb vijf keer de beker van België gewonnen. Van al die trofeeën heb ik er geen enkele meer: ik heb ze allemaal weggegeven aan de vroegere materiaalman van Club Brugge. De vier bekers die ik thuis heb staan, zijn die van onze pa. Van mezelf heb ik niets bewaard, maar van hem heb ik alles, ook zijn fotoboeken (zwijgt). Hoe ouder ik word, hoe emotioneler het mij maakt. Hij is mijn vader, hè.
“Toen ik hem vertelde dat ik trainer zou worden van Oostende, zag ik onmiddellijk aan zijn gezicht wat hij ervan dacht. Hij vond het maar niets, en dacht dat ik er niet gelukkig van zou worden. Bovendien keek hij op tegen de stress die het hém zou bezorgen. Toen ik nog speelde, is hij niet vaak komen kijken. Zeker op Anderlecht, waar ik vaak ben uitgefloten. Dan ga je jezelf als vader niet kwellen door in de tribune te gaan zitten. Maar ook bij Club Brugge was hij niet altijd in het stadion. Soms bleef hij weg omdat we een ruzietje hadden gehad. Dan speelde ik nóg beter! (lacht)”
In november is het 50 jaar geleden dat België naast kwalificatie voor het WK van 1974 greep. Tegen Nederland moest worden gewonnen, maar door een onterecht afgekeurd doelpunt van je vader bleef het 0-0. Zonder die arbitrale dwaling had hij de voetbalgeschiedenis in een andere plooi gelegd, en zou de wereld zich in 1974 niet hebben vergaapt aan Johan Cruijff.
(staat op en keert terug met een ingekaderde foto) “Kijk, dit is de foto van zijn doelpunt! (Stil) Over zijn carrière wordt zelden nog iets gezegd, en zelf leef ik ook niet in het verleden. Ik ben trots op wat hij heeft gepresteerd, meer dan op mijn eigen carrière. Misschien wordt hij door die verjaardag nog eens opgevoerd in de media. Al staat hij daar zelf niet om te springen: hij komt niet graag op tv. Soms vragen journalisten me zijn nummer. Veel geluk, denk ik dan.”
Op de terugweg naar Brussel hield de Belgische spelersbus halt in Hoogstraten. Ten huize Verheyen is toen menige fles champagne gekraakt.
(lacht) “Kun je je dat voorstellen? Ze hadden net het WK misgelopen! Maar ik vergelijk het met onze nederlaag tegen Brazilië op het WK van 2002. We voelden ons bestolen door die afgekeurde goal van Marc Wilmots, maar toch was er berusting: ‘Het is Brazilië, we zouden toch verloren hebben.’ De logica werd gerespecteerd, dat maakt het makkelijker om je eroverheen te zetten.”
Het WK in Qatar is, na zes jaar, de zwanenzang van Roberto Martínez als bondscoach geworden. Is ook daarmee de logica gerespecteerd?
“Martínez heeft het heel goed gedaan – dat meen ik oprecht. Niet meer op het eind, maar dat heeft een simpele verklaring: in deze groep Rode Duivels heeft nooit een échte drive gezeten. Ze waren zó goed dat ze hun tegenstanders telkens makkelijk afdroogden. Maar tegen de toplanden heeft dat er, op enkele uitzonderingen na, nooit in gezeten. Daarvoor misten ze die allesoverheersende wilskracht. Naarmate de ploeg ouder werd, viel dat steeds meer op. Maar ik vind niet dat Martínez gefaald heeft omdat hij geen EK of WK heeft gewonnen.”
Afgaand op zijn afscheidsinterviews vindt hij dat hem niets te verwijten valt.
“In ieder geval was hij geen coach die risico’s nam. Door de hechte relatie met zijn spelers, hield hij steeds vast aan dezelfde namen, ook al waren ze niet meer op hun best. Dat is nefast gebleken, waardoor de opvolging nu bruusk zal moeten verlopen. Tenminste, laat het ons hopen, want zo zeker is dat nog niet: er is er maar één (Eden Hazard, red.) die heeft gezegd dat hij stopt.”
Ondertussen lijkt het erop dat de erfenis van Martínez in het voetbaljargon zal overleven. Na Scott Parkers eerste interview als nieuwe trainer van Club Brugge ergerde jij je aan zijn discours. ‘Ik had meteen een Martínez-vibe’, zei je.
“Club had net verloren, maar Parker noemde het publiek amazing. Alsof hij er vooraf over had nagedacht: hoe maak ik me op korte tijd populair? Sommige zaken in het spel van Club waren goed geweest, zei hij. Maar toen de interviewer vroeg wat hij precies bedoelde, kreeg hij geen antwoord. Wel een hele litanie, in fraaie bewoordingen, zoals ook Martínez altijd deed. Dan haak ik af: als je niets te zeggen hebt, waarom zou ik dan luisteren? Martínez was een prima coach, maar net zoals iedereen was ik hem zo beu als koude pap.
“Eén anekdote vergeet ik nooit. Ik werkte nog als bondscoach van de U19 voor de voetbalbond, toen we met alle jeugdcoaches een meeting hadden met Martínez. Ons was vooraf gevraagd om een presentatie te maken over wat we van onze trainingen terugzagen in de wedstrijden. Daar is nog veel werk ingekropen. Na onze uiteenzettingen was het aan Martínez. Ik verwachtte er veel van, tenslotte was hij een coach van hoog niveau: ik wilde graag van hem leren. Groot was onze verbazing toen hij maar één fase bleek te hebben voorbereid.
“Het ergste moest dan nog komen. Zijn deur stond zogezegd altijd open. Maar toen ik hem na die meeting zei dat ik graag eens een training van de A-ploeg wilde bijwonen, kon dat niet. Volgens hem zou ik niet snappen wat ik op het veld te zien zou krijgen, aangezien ik de voorafgaande bespreking niet had bijgewoond. Toen heb ik hem geklasseerd. Misschien is hij later veranderd, want Wes (Wesley Sonck, bondscoach van de U18, red.) is wel lovend over hem. Maar voor mij was het over: met zo’n antwoord kan ik niet leven.”
‘Over de oceaan’, maandag om 21.00 uur op Play4
© Humo