InterviewBoeken
Franse schrijver Emmanuel Carrère: ‘Voelen we ons eigenlijk allemaal niet een beetje als kinderen in het donker?’
In Yoga vertelt Emmanuel Carrère (63) over zijn passie voor mediteren. Het relaas wordt overschaduwd door de aanslagen in Parijs en zijn diepste depressie ooit. En van zijn ex-vrouw moest hij ook nog eens heel veel schrappen.
Hij wilde een dun, luchtig boekje over yoga schrijven, al dertig jaar zijn hobby. Een tussendoortje zou het worden, als afwisseling op zijn doorgaans stevige literatuur.
Maar het liep anders. De Franse bestsellerauteur Emmanuel Carrère raakte onderweg geconfronteerd met dramatische zaken als het jihadterrorisme, de vluchtelingencrisis en een diepe depressie, waarvoor hij vier maanden in een psychiatrische inrichting moest worden opgenomen.
Van al die ervaringen wilde hij verslag doen. Daardoor is zijn zojuist in het Nederlands verschenen Yoga toch weer een omvangrijke, overvloedige roman geworden. In kristalheldere taal voert hij de lezers mee door twee persoonlijke rampjaren.
In januari 2015, als hij aan zijn yogawerkje begint, verkeert hij nog in opperbeste stemming. Hij gaat in retraite in een Frans natuurgebied, de Morvan, waar hij een intensieve tiendaagse yogacursus wil volgen.
Boeken en gsm’s zijn er verboden. Praten ook. De enige activiteit, naast eten en slapen, is tien uur per dag mediteren, in volstrekte stilte en van alles afgesneden. Een ‘commandotraining in mediteren’ noemt Carrère het.
Emmanuel Carrère is scenarioschrijver, documentairemaker en bestsellerauteur. Hij debuteerde in 1983 met L’amie du jaguar. Een keerpunt in zijn werk was L’adversaire (2000), of De tegenstander. Na dit boek, over een man die zijn familie vermoordt, schreef hij alleen nog romans die in de werkelijkheid geworteld zijn.
Een belangrijk doel van mediteren, schrijft hij, is om je Vritti tot bedaren te brengen: je innerlijke spanningen. Daartoe dien je in detail te observeren wat je voelt en denkt.
Begin met je neusgaten, luidt het advies. Voel de luchtstroom en de warmte door je neusgaten bewegen, op en neer. Met milde spot beschrijft Carrère hoe zijn neusgaten gaandeweg ‘zijn beste vrienden’ worden. Tegelijk vraagt hij zich af: hoe vertel ik straks thuis dat ik me tien dagen op mijn neusgaten heb zitten concentreren?
Maar het lachen zal hem snel vergaan. Carrère wordt bruut uit zijn meditatie gerukt door de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo, waarbij hij een vriend verliest.
Emmanuel Carrère
• scenarioschrijver, documentairemaker en bestsellerauteur
• geboren op 7 januari 1957 in Parijs
• debuteerde in 1983 met L’amie du jaguar
• schreef in 2000 L’adversaire (2000), of De tegenstander, het waargebeurde verhaal van een man die zijn familie vermoordt
• andere bekende boeken: Limonov (2011), Het koninkrijk (2014)
Hij gaat opnieuw in retraite, maar belandt dan in de zwartste periode uit zijn leven. Een bipolaire stoornis, oordeelt men in de kliniek waar hij tussen de elektroshocks door alleen nog maar dood wil.
Je kunt mediteren tot je een ons weegt, lijkt de moraal, maar je innerlijke rust zal het altijd afleggen tegen de ellende die het leven nu eenmaal voor je in petto heeft.
Hoe maakt u het nu, na die vreselijke depressie?
“Het gaat heel goed, al blijf je met zo’n bipolaire aandoening natuurlijk kwetsbaar. Weet u, in mijn boek schrijf ik bewust niet alleen over de onvermijdelijke ellende die je als mens meemaakt, maar ook over de goede periodes. Je stemmingen wisselen nu eenmaal, dat is belangrijk om te beseffen.”
“De grootste vooruitgang die je in het leven kunt boeken, is niet dat je jezelf voor elk lijden of alle wanhoop leert afschermen, maar dat je inziet dat er op een zeker moment een einde aan het lijden komt en dat het dan weer beter met je gaat. En omgekeerd: als het goed gaat, moet je je ervan bewust zijn dat het ooit weer slecht zal gaan.”
Dat klinkt heel zen. Doet u nog steeds aan yoga?
“Jazeker, maar niet fanatiek. Ik doe elke dag wat oefeningen, een kwartiertje, ’s ochtends in m’n eentje na een kop thee, voordat ik aan de dag begin. De lichamelijke inspanning doet me goed. Ik ervaar yoga als een soort luchtsluis.”
Een luchtsluis?
“Ja, zoals in de ruimtevaart. Als de luchtdruk binnen en buiten verschillend is, ga je via een luchtsluis naar buiten. Zo voelt yoga voor mij ook: het is een luchtsluis tussen de nacht en de dag, een prettige overgang.”
Bent u na Charlie Hebdo niet afgeknapt op yoga? Of na uw vakantie op Sri Lanka in 2004? U beschrijft hoe een groep Zwitserse yogatoeristen destijds geen poot uitstak om de slachtoffers van de tsunami te helpen – ze vonden hun eigen mediteeroefeningen belangrijker.
“Kijk, alle rituelen hebben als risico dat je erin opgesloten raakt, dat ze je van de werkelijkheid afsnijden. Terwijl een ritueel juist tot doel zou moeten hebben om je open te stellen voor de ander, om je mededogen te vergroten. Het boeddhisme is een godsdienst van mededogen.
“Tegelijk zie je in het boeddhisme de neiging om je in je innerlijk terug te trekken. Het is paradoxaal en ingewikkeld. Toch blijf ik yoga aantrekkelijk vinden, los van de excessen en de new age-achtige vormen.”
Meditatie, een oefening in zelfobservatie, helpt u misschien ook bij het schrijven. U vertelt in elk geval opvallend helder over uw depressieve tijd, terwijl uw gedachten toch nogal chaotisch moeten zijn geweest.
“Dat was inderdaad een enorm punt. Veel van wat ik in die kliniek heb meegemaakt, ben ik vergeten. Mijn herinneringen zitten vol gaten. Ik baseer me daarom vooral op wat mijn naasten me verteld hebben, en op mijn medisch dossier. Ik heb geprobeerd het zo goed mogelijk te reconstrueren.
“Toch houd ik het gevoel dat het aan de oppervlakte is gebleven. Zo’n depressie is iets onbeschrijfelijks. Als de ellende voorbij is, heb je er geen toegang meer toe. Vergelijk het maar met kiespijn. Dat doet afschuwelijk veel pijn. Maar zodra het over is, denk je: nou, dat viel best mee. Het heftige verdwijnt uit je geheugen.”
Uw landgenoot Michel Houellebecq schrijft ook over zijn depressies. Lijken jullie ziektebeelden op elkaar?
“Nee, die zijn heel verschillend. Anders dan ik lijdt Houllebecq niet aan een melancholische depressie, waarbij je in een peilloze afgrond duikt. Hij heeft een chronische depressie, vlakker en minder diep, maar wel vernietigend. Bij hem is het niet kopje-onder gaan en weer bovenkomen, maar een constante futloosheid die je tot wanhoop drijft. Dat beschrijft hij mooi.
“Hij koppelt zijn individuele depressie bovendien aan de depressieve toestand van de maatschappij en de wereld, die hij buitengewoon krachtig weet neer te zetten. Daarom slaat zijn oeuvre wereldwijd zo aan. Zelf vertel ik puur over mijn individuele ervaring.”
U schrijft open en eerlijk over de intiemste zaken. Uw uitgangspunt luidt: ‘De literatuur is de plek waar je niet liegt’. Waarom is het zo belangrijk om de waarheid te vertellen?
“Veel van wat ik schrijf, is documentair en autobiografisch. Daar hoort een streven bij om de waarheid te laten zien. Het is een contract dat ik met de lezers heb gesloten; ze mogen ervan uitgaan dat ik me niet fraaier voordoe dan ik ben. Zelfs mijn minst eervolle trekjes beschrijf ik. Ik schaam me niet. Er is niets schandelijks aan mijn innerlijk leven, ik heb geen pedofiele neigingen. En zo’n bipolaire stoornis is ook geen taboe meer.
“Ik krijg weleens het verwijt dat ik in mijn boeken te exhibitionistisch ben of mezelf te weinig ontzie. Maar volgens mij is dat voor anderen juist prettig om te lezen. Er gaat troost van uit. Lezers denken dan: hij lijdt ook, ik ben dus niet de enige. Want hoe gelukkig en zelfverzekerd mensen zich ook proberen voor te doen, in werkelijkheid voelen we ons allemaal ellendig en verloren, als kinderen in het donker.”
Maar hoe eerlijk bent u écht? In de Franse pers heeft Yoga nogal wat opschudding veroorzaakt, omdat u de ware aanleiding voor uw depressie zou hebben weggemoffeld: uw echtscheiding, nadat u overspel had gepleegd. U noemt die zaken zijdelings in het boek.
“Ik heb inderdaad iets verborgen gehouden en daardoor het contract van eerlijkheid met de lezer geschonden. Op de achtergrond speelde een huwelijkscrisis, die tot een scheiding heeft geleid. Daar mocht ik in het boek niet over praten, want mijn ex-vrouw wilde niet dat ik over haar schreef. Het klopt dat er daardoor een gat in het boek zit. Ik moest me in allerlei bochten wringen om daar uit te komen.
“Het resultaat is een boek waar ik weliswaar aan gehecht ben, maar dat ook imperfect is. Dat vind ik persoonlijk niet erg, ik ben niet geobsedeerd door perfectie. Maar het boek hinkt een beetje, dat viel niet te vermijden.”
Gaf u in eerdere versies van het boek meer prijs over uw huwelijksbreuk?
“Ja, veel meer, en het was niet eens beledigend of kwetsend. Daarom was ik erg teleurgesteld en zelfs ronduit verbijsterd over de reactie van mijn ex. Maar goed, ze wilde absoluut niet in het boek.
“Ik heb geprobeerd dit probleem te omzeilen door er een fictieve roman van te maken, maar dat werkte niet. Alles klonk ineens vals, dat werd me na één alinea al duidelijk. Het druiste te veel in tegen mijn manier van schrijven. Ik schrijf duizend keer liever iets wat een beetje mank is, dan iets wat lekker loopt maar vals klinkt.”
Het boek gaat niet alleen over uzelf, maar ook over gebeurtenissen die het wereldnieuws hebben gedomineerd. Charlie Hebdo uiteraard. En de vluchtelingencrisis, waar u op een vakantie middenin belandde. Hebt u een maatschappelijke boodschap?
“Niet per se. Eerlijk gezegd vertel ik gewoon wat ik in een periode van twee jaar heb meegemaakt. Het gaat om heel verschillende ervaringen. Ik wilde vooral vertellen over de intensieve yogatraining die door Charlie Hebdo zo krankzinnig eindigde. De episode met de vluchtelingen was min of meer toeval.
“Een bevriende journaliste gaf op het Griekse eiland Leros een schrijfklasje in creative writing voor jonge immigranten. Ze vroeg of ik me nuttig wilde maken toen ik daar op vakantie was. Zo werd ik haar assistent. Of die Afghaanse jongens echt behoefte aan dat klasje hadden, weet ik niet. Maar ze vonden het prettig dat er iemand met aandacht naar hen luisterde. Ik had er zelf ook iets aan. Ik stond tegenover mensen die afschuwelijke beproevingen hadden doorstaan. Door me op hen te richten, hield ik me automatisch wat minder met mezelf bezig.”
Over engagement gesproken: sinds een aantal weken volgt u voor het tijdschrift L’Obs het proces tegen de daders van de Parijse aanslagen uit 2015. Wat zoekt u daar?
“Ik heb al langer intellectuele belangstelling voor de justitiële wereld. In De tegenstander schrijf ik bijvoorbeeld over het waargebeurde verhaal van een man die terechtstaat omdat hij zijn hele familie heeft uitgemoord. Grote processen hebben iets fascinerends. Ze tonen een ingedikte versie van de menselijke natuur.
“Het proces rond de aanslagen is volstrekt uniek. Negen maanden lang ga ik elke dag naar het paleis van justitie om daar de afschuwelijkste dingen te horen. Dingen die ik vooraf nooit had kunnen bedenken. Ik ben daar heel nieuwsgierig naar. Ook naar het religieuze: de pathologische transformatie van zo’n godsdienst. Het wordt vast een schrikwekkende ervaring die mijn leven zal veranderen. Een bijzonder jaar, een lange reis.”
Bent u niet bang voor een psychische terugslag?
“Je moet je wel goed voelen, anders verdraag je zo’n proces inderdaad niet. Ik ben pas kort bezig. Misschien stop ik over twee maanden wel omdat het te zwaar is. Tja, dat risico moet ik nemen. Je kunt je niet overal tegen beschermen.”