AchtergrondWellesnietes
‘Fortnite-verslaving is even erg als alcohol en drugs’
Een voor- en tegenstander gaan in duel over een hot issue. Kruisen deze week de degens: Nederlander Jan Willem Poot van Yes We Can Clinics, een kliniek voor probleemjongeren van 13 tot 23 jaar, en Ben Allossery, hoofdredacteur van het videogameplatform Invader.
JAN WILLEM POOT: ‘Fortnite-verslaving is even erg als alcohol en drugs’
‘Hoe komt het dat we de toegang tot een casino voorbehouden aan mensen ouder dan achttien, terwijl we games zoals Fortnite, waarin zeer verslavende elementen zijn verwerkt, beschikbaar stellen voor kinderen?’ Jan Willem Poot pleit onomwonden voor een strengere aanpak van games zoals Fortnite.
“In onze kliniek behandelen we jaarlijks zo’n 750 jongeren met ernstige problemen, van wie er 150 werkelijk zwaar verslaafd zijn, door de impact van games zoals Fortnite. Ze gamen twaalf tot zestien uur per dag, zeven dagen op zeven. Die jongeren moeten een geweldige strijd leveren om hun leven weer op te pakken.”
“Die games zitten bijzonder slim in elkaar. Ze spelen in op het groepsgevoel – het is belangrijk erbij te horen – en op de status binnen zo’n groep: je moet de juiste skills hebben, de juiste accessoires kopen. Dat lijkt op het eerste gezicht allemaal leuk en onschuldig en sociaal, maar dat is het niet. Wat je daar krijgt, is extreem. En het kan al gauw honderden euro’s kosten, om je ‘status’ op peil te houden. Geld dat die jongeren doorgaans niet zelf hebben en dus elders moeten zien te pakken te krijgen.”
“De gevolgen zijn heus niet min: ze gaan liegen, ze gaan bedriegen, ze worden angstig, ze vereenzamen, ze verwaarlozen hun hygiëne, ze verwaarlozen hun eten. Inderdaad: dezelfde symptomen als die van zware gokverslaafden en alcohol- en drugverslaafden.”
Verantwoordelijkheid
“Ik besef natuurlijk dat Fortnite en consorten hier zijn om nooit meer te verdwijnen – het is een keihard businessmodel. En de hele grote gamebouwers, die krijg je sowieso niet te spreken. Maar met de organisatoren van evenementen proberen we wel te overleggen, zodat ze in zekere mate hun verantwoordelijkheid zouden opnemen. Die weten best wel dat er onder de spelers een groep is van jongeren die echte problemen heeft.”
“Met mensen die in gelijkaardige organisaties als de onze werken praten we wel, en uit mijn contacten met mensen in de Tweede Kamer (bij ons de Kamer van Volksvertegenwoordigers, JD) begrijp ik dat de bezorgdheid over de materie er leeft, dat het besef groeit dat dit een ernstig probleem is. Maar ik vrees dat we straks op een punt aanbelanden waarop we zullen terugblikken en ons realiseren dat we er als samenleving te weinig aan hebben gedaan.”
“Ten gronde is het natuurlijk zo dat er achter die gameverslaving bij jongeren een heel andere realiteit schuilgaat: die van pijn, van een pestverleden, van het verlies van dierbaren, van trauma’s die ze niet eens durven te delen. Vandaar dat die gamewereld zo aantrekkelijk wordt: met één druk op de knop krijgen ze een goed gevoel, belanden ze in een ‘ideale’ wereld, waarin ze niet aan problemen hoeven te denken, waarin ze niet met hun ouders hoeven te praten.”
“Vandaar mijn advies aan ouders: als je met je kind ruzie krijgt over het gamen, is het vaak te laat om het in je eentje op te lossen. Om die ruzie te voorkomen, moet je dus je rol als ouder écht opnemen. Luister, maak écht contact, wéés er, leer je kind hoe het volwassen moet worden, bied structuur. Je kind heeft er behoefte aan.”
BEN ALLOSSERY: ‘Ooit was muziek slecht, nu zijn het games’
“Games verbieden? Dan ga je terug naar een tijd waarin ook rockmuziek des duivels was. Wel moet je jongeren monitoren”, vindt videogame-expert Ben Allossery.
“Als ik hoor dat de Britse prins Harry vindt dat een game zoals Fortnite moet worden verboden, kan ik maar één ding besluiten: prins Harry speelt duidelijk niet. Bij het woord ‘verbieden’ denk ik onmiddellijk aan de rock-’n-roll – die moest ooit ook verboden worden, hè, omdat die muziek zogezegd slecht was voor de jeugd; hetzelfde verhaal gaat op voor sommige films, en later voor sommige tv-programma’s, en nu dus voor games zoals Fortnite. Blijkbaar heeft men altijd een zondebok nodig.”
“Ik ben nu 37 en speel games sinds ik een jaar of zes was. Ik heb echt heel veel gespeeld, maar verslaafd ben ik niet geworden. Ik werd ook niet gemonitord door mijn ouders – op dat vlak was er toen, veel meer dan nu, een generatiekloof –, ik was gewoon zo’n kereltje dat graag gamede. En als ik een tijdje had gespeeld, begon ik me te vervelen en deed ik iets anders. Dan keek ik naar een film of ging ik sporten. Gamen was leuk, maar afwisseling was nog veel leuker.”
“Ik heb twee kinderen, eentje van tweeënhalf en eentje van vijf. De jongste is natuurlijk nog veel te jong, de oudste mag gamen, maar ik monitor dat wel. Er zijn strikte regels. Maximaal één uur per dag, niet meteen ’s morgens, en niet langer dan een uur omdat het nu toevallig vakantie is. Als hij moet stoppen na een uur, dan speelt hij weleens op, maar dat lijkt me normaal als je moet stoppen met iets waarmee je je aan het amuseren bent. Ongeacht of dat nu Fortnite spelen is, of buitenspelen.”
“De kritiek op games dat het sociaal contact er fake is, vind ik niet correct. Dan moet je dat ook zeggen over alle sociale media. Máár: je leert tijdens het gamen wel mensen kennen die je anders nooit zou tegenkomen. Daaruit ontstaan community’s, die soms ook een vervolg krijgen in het ‘echte’ leven, dat jongeren dan met elkaar gaan afspreken en vrienden worden en zo. In dat opzicht zijn games soms een goed hulpmiddel voor kinderen die zich wat geïsoleerd voelen, die moeilijk vriendjes maken.”
Valkuilen signaleren
“Waarmee ik het wel eens ben, is dat men moet uitkijken met microtransacties in games, waarbij je tijdens het spelen wordt ‘uitgenodigd’ om geld uit te geven. Nu, dat wordt in ons land al deels aangepakt: het is nu verboden om de zogenoemde ‘loot boxes’ te koop aan te bieden, virtuele dozen waarin misschien wel iets zit dat je kan helpen in het spel, maar misschien ook wel gewoon iets dat mooi maar nutteloos is. Maar het blijft uitkijken: sommige games zijn in een basisversie zó traag, dat je algauw in de verleiding komt om tools aan te kopen waarmee je het spel versnelt. Zo’n spel is dus ontworpen om je tot kopen aan te zetten.”
“En juist om zulke valkuilen te signaleren, vind ik dat wij als videogameplatform wel degelijk een functie vervullen. Iémand moet aan jongeren vertellen of die 60, 70 euro die ze zouden uitgeven aan een nieuwe game geen weggegooid geld is.”
“Voor alle duidelijkheid: ja, wij halen inkomsten uit advertenties, maar lang niet voldoende om er een vaste redactie mee uit te bouwen, laat staan om er rijk van te worden. Wij drijven grotendeels op een ware passie voor games. Wij zijn geen pr-bureau van de sector.”