ReportageReizen
Fietsen langs het water door de Bourgogne
Na dit weekend mogen we de grens met Frankrijk weer over. Om wat te doen? Fietsen over de jaagpaden langs de Saône, bijvoorbeeld. Maar niet gejaagd!
De trein, dat vonden ze helemaal niks. De oude Bourgondiërs zagen het nut niet van dat nieuwe ding op wielen. Ze vonden het vooral bedreigend. Daar hadden ze een punt, anderhalve eeuw geleden. Want vervoer over die kaarsrechte spoorlijn ging sneller dan zoals zij het gewend waren. Met kleine vrachtschepen, langs de eindeloos meanderende Saône waar de paarden over het jaagpad het tempo bepaalden en de rustperiodes. Soms konden ze een kronkel van de rivier afsnijden via een kanaal, maar dan moesten ze steeds wachten bij de tientallen sluizen. Waar ze bang voor waren, dat gebeurde. De binnenvaartschippers verloren, eerst van de trein en toen van de auto. De jaagpaden raakten leeg.
Maar wie had ooit gedacht dat juist de trein dan toch weer kan zorgen voor nieuwe bedrijvigheid op die paden? Bij het ambitieuze plan om in de voormalige regio Bourgondië, sinds 2016 onderdeel van de nieuwe regio Bourgogne-Franche-Comté, fietsroutes aan te leggen die aansluiten op grote Europese fietsroutes, spelen de jaagpaden een belangrijke rol. Deze voies vertes zijn autovrij en dus veilig, ze liggen pal naast een rivier of kanaal, dus je hoeft niet steeds op je kaart te turen en er zijn geen grote hoogteverschillen. Vooral: ze liggen langs stations van de TGV. Dat betekent dat je met de trein naar een beginpunt van de route kunt, om daarvandaan een fietstocht van een paar dagen te maken naar een volgend TGV-station. Of langer, want er is een route van Luxemburg naar Lyon. De Echappée Bleue, 800 kilometer. Dus echt iets voor fietsers met vliegschaamte.
Wij probeerden een nieuw deel van zo’n route uit. Met de TGV naar Epinal, 70 kilometer ten zuiden van Nancy en dan later vanaf Mâcon terug.
Het allerliefst rijd ik dan op mijn eigen fiets. De folders die ik in mijn handen heb verzekeren me dat je je fiets mee kunt nemen in de TGV, in de regionale trein en zelfs in sommige bussen. Maar op de website van Thalys en TGV lees ik over een doos waar je je fiets in moet verpakken, en die kan alleen mee als er plaats voor is. Ik stelde me voor hoe ik in Parijs op Gare du Nord mijn fiets uit de doos zou halen, met bagage, doos en fiets naar Gare de l’Est zou moeten gaan. En besloot om mijn lot in handen van de fietsverhuurders te leggen. Een goede keuze, verzekerden ervaringsexperts me later.
Sinds ik ooit in het noorden van Frankrijk gefietst heb, ben ik gespitst op winkels waar je eten kunt kopen en op plaatsen waar je kunt overnachten. Want als je er aan het eind van de middag achter komt dat de dichtstbijzijnde supermarkt en B&B 50 kilometer verderop liggen, dan strijden chagrijn en hongerklop om de eerste plaats. Dat scenario is in de Bourgogne uitgesloten, merkte ik al snel. De route voert langs vele kleine plaatsen. Steden liggen zo’n 25 kilometer van elkaar vandaan, dankzij de Romeinen. Die veroverden dit gebied al marcherend, over de Via Agrippa. Na 25 kilometer waren ze toe aan eten en slapen, en georganiseerd als ze waren, bouwden ze steden steeds op afstand van een dagetappe. Ik ben de Romeinen dankbaar. Grappig genoeg is de fietsroute, waar zo’n handig boekje bij hoort, ook in etappes van zo’n 25 kilometer ingedeeld.
Is het niet saai, op een vrij vlakke weg langs het water te fietsen? Ja, een beetje wel. Veilig betekent meestal ook saai. De kick kan ook niet komen van zo hard mogelijk en zo ver mogelijk, daar leent het traject zich niet toe.
Nu is er onderweg veel te zien, zeker als je van geschiedenis houdt. Neem die idiote tunnel, bedoeld voor vrachtschepen die zo een enorme slinger van de Saône konden afsnijden. Ik stel me voor hoe het gegaan is, bijna twee eeuwen geleden. Iemand heeft bedacht dat zo’n tunnel handig zou zijn. Een onmogelijke opgave, 681 meter onder een heuvel door graven. Maar het is gelukt en ik heb hem gezien, de tunnel van St. Albin. Hij ligt op de route. En zo tragisch. In 1840 zijn ze begonnen met graven. Het werk heeft heel lang stilgelegen. Pas in 1880 konden de eerste boten erdoorheen. En ja, als je dan aan de treinen denkt, die tegen die tijd door heel Frankrijk reden, dan voel je de pijn. Een meesterwerk, een kunststuk. En overbodig vanaf de dag dat het af was.
En dan is er natuurlijk Tournus, een verrukkelijk stadje van nog geen 6.000 inwoners. Een schone slaapster, nauwelijks wakker gekust. Toevallig bestaat de St. Philibert abdijkerk daar dit jaar 1.000 jaar. Wel ja, eigenlijk al veel langer. Ga maar eens de crypte in: er ligt een nog oudere kerk onder die 1.000-jarige. Ergens in de 10de eeuw, misschien nog eerder, werd hier gezongen, gebeden, gedoopt en gerouwd. Zoals het licht de pilaren streelt, betoverend. In Tournus is vlak bij de rivier de Saône een straatje waar de leerlooiers nog niet zo gek lang geleden hun werk deden. Vervallen huizen, in allerlei pastelkleuren.
En wie het fietsen langs de rivier te saai vindt, kan hier een kano huren en dan een paar dagen stroomafwaarts afzakken. De verhuurder komt de fietsen en de bagage brengen. Maar eerst wel even eten bij een van de sterrenkoks in Tournus. Er zijn er van de vier nog twee over. Die ene heeft gelukkig ook een bistrot, de Bouchon Bourguignon. De chef, Yohann Chapuis, organiseert elk jaar een voetbaltoernooi voor Michelin-chefs. Dat is dit jaar in Tournus, in oktober.
Ook naar de Bourgogne?
Overnachten: in Recologne-les-Ray is een biologische B&B van Christine Spohn met moestuin, en kookworkshops. Hostellerie Bourguignonne in Verdun sur le Doubs is heel sfeervol.
Fietsen huren en laten repareren kan op vele plaatsen. Fietsmuseum in Tournus: de eigenaar, Michel Grezaud, was slager. In 50 jaar heeft hij een enorme collectie opgebouwd. Je kunt er de gekste fietsen uitproberen.