RecensieBoeken
Femke Vindevogels roman ‘Baksteen’ palmt je voetje voor voetje in ★★★☆☆
In haar tweede roman Baksteen bevestigt de uit Oost-Vlaanderen afkomstige Femke Vindevogel haar talent om schrijnende situaties met een droogkomische twist neer te zetten.
Er zijn zo van die debutanten die op sluipvoeten de literatuur binnenwandelen. Zonder veel trammelant, tromgeroffel of social-media-offensiefjes. Femke Vindevogel (43) behoort tot die categorie. Bovendien, om het wat oneerbiedig te zeggen, is ze een ‘zij-instromer’ in boekenland. Van opleiding muziekdocente en beeldend kunstenaar, nu pianolerares, blijkt ze ook een poezenfanaat die in haar eerste boek Kattenknutsels spullen voor zachte viervoeters fabriceerde.
Een wereld van verschil met haar bij Van Oorschot verschenen romandebuut Confituurwijk (2019). Daarin introduceerde ze Marie De Geest, een dromerig personage dat na de dood van haar vader in een achterstandsbuurt verzeilde.
In opvolger Baksteen snijdt Vindevogel gelijkaardige thema’s aan. Weer blikken we terug op de geaccidenteerde jeugd van een zoekende ziel, al groeit dit boek uit tot een soort road novel en zet Vindevogel als schrijver forse stappen vooruit. En in de valkuil van het miserabilisme trapt ze niet.
In Baksteen wordt ik-verteller Iggy ingehaald door haar jeugdjaren vol fysieke kwellingen en psychische terreur, veroorzaakt door een drankbeluste, agressieve en dan weer dak- en werkloze, inmiddels overleden vader. Een onstuimige Dirk die een resem raadsels met zich meetorste.
‘Zijn gemoed draaide constant duizelig door de ongebreidelde aanvoer van alcohol’, lezen we, ‘zijn levenselixer een Johnny Walker’. Dimitri Verhulst is niet veraf, maar bij Vindevogel is de wrangheid meer getemperd, haar droogkomische humor van een ander, achtelozer allooi.
De 30-jarige Iggy is gesloten, stug en wat wereldvreemd tot ze er soms ongecensureerde frasen uitflapt en haar omgeving bruuskeert. Ze werkt als suppoost in het Gentse S.M.A.K.. Haar relationele leven is er een van vallen en opstaan, al komt haar ex-vriendin Luka nog wel over de vloer. Iggy kampt met blokkades: ‘Mijn lichaam is een sedimentair gesteente. Lagen van stress hebben zich van jongsaf rond me vastgezet en hebben van mijn beweeglijkheid een fossiel gemaakt.’
VW-kevers
Kwansuis ploffen er zakken vol stenen neer voor haar voordeur. Wie heeft ze daar gedropt? Bij nadere bestudering blijken ze een onvolledige muurschildering van haar vader te zijn, die hij ooit voor een psychiatrisch instituut maakte. Iggy verliest zich met Luka in een intense zoektocht naar de ontbrekende bakstenen, waardoor ‘de slagboom naar haar verleden’ wordt opengezet. In dat verleden moest ze veel klappen incasseren, want ‘soms zijn vaders gewoonweg hongerig naar weerloosheid’. Om haar dan weer te paaien, bijvoorbeeld met een BMX, ‘een zoveelste poging om zijn hondsdolle aanvallen te vermalsen’.
Dan verdwijnt hij weer, om te verblijven in ‘legerkazernes, vakantiekolonies, psychiatrische instellingen en ontwenningsklinieken’. Maar waar komt zijn fascinatie vandaan voor VW Kevers (‘wagen voor het volk’), voor de DDR, ‘naar wat geweest en nu kwijt was’. En wie is de mysterieuze Helga? Iggy ruikt ook de kans om de banden aan te halen met haar impulsieve zus Pinkeltje die op een Noors eiland een wolbedrijf bestiert.
Baksteen is een goed gekozen titel. Hij staat voor de koudheid, de gevoelsbarricades waar het kind zich mee afschermde: ‘Ik werd een Muur, steviger dan de Berlijnse en hoger dan de Chinese’. Maar ook voor de onnavolgbare speurtocht naar de stenen. En de puinhoop die Iggy met zich meetorst.
Vindevogel bespaart niet op details over de ravages van Iggy’s jonge jaren en de verwrongen verhouding met haar vader. Met soms akelig scherpe observaties én een grote beeldenrijkdom bevriest ze de taferelen op ons netvlies, waaronder een in totale dronkenschap eindigend filmbezoek.
Helaas heeft Vindevogel weleens last van ‘vergelijkingendwang’, de lezer overvoerend met metaforen die de mist ingaan: ‘Dat er stenen ontbreken maakt van mijn gedachten een plastic zak tijdens een winderige dag’. ‘Een hoofd dat neerviel’ is dan weer ‘afgeslagen door een onzichtbare guillotine’. Het zijn slechts kleine smetjes op een roman die je voetje voor voetje inpalmt.
En precies wanneer je het niet meer verwacht in dit universum vol grauwtinten en verstold verdriet, wenkt begrip en een happy end. Daarin gooit de schrijfster alle trossen los en mag de pathetiek even de plak zwaaien. Ja, Vindevogel durft wel degelijk risico’s te nemen.