InterviewJan Decleir
Ex-Sinterklaas Jan Decleir wordt Kerstman op Netflix: ‘Ik heb geen probleem met afscheid nemen’
Op pensioen zoals Martine Tanghe? Jan Decleir mag er niet aan denken. Op zijn 74ste blijft hij gewoon doorgaan. En als hij niet langer de Sint mag spelen, dan wordt hij wel de Kerstman in de Netflix-film De familie Claus. ‘Acteren is voor mij als ademen.’
De lucht die langs de openstaande tuindeur binnenstroomt is ijzig, op het gasvuur pruttelt hete koffie. Jan Decleir schenkt twee kopjes in en sloft naar de keukentafel. Door de hoge ramen kijken we naar de uitgestrekte tuin, waarvan hij en zijn vrouw, actrice en theatermaker Brechtje Louwaard, nu al enkele jaren kunnen genieten. Helemaal achteraan staat een opgekalefaterd duivenhok waar Decleir kan schilderen. Dit is een oase van rust, midden in de bruisende Antwerpse buurt Zurenborg.
“Je ziet hoe wij hier wonen”, zegt Decleir wanneer ik vraag hoe hij coronajaar 2020 beleefd heeft. “Wij hebben niet te klagen. Leuk is anders natuurlijk, want ik ga ook wel eens graag op café, en spelen kan nu ook weer even niet. Maar al bij al heb ik er weinig last van. Wat ik het moeilijkste vind, is zien dat veel andere mensen lijden, vaak in stilte. Als acteur is het nu eenmaal mijn vak om me in een ander te verplaatsen.”
De komende weken zal dat lijden er niet minder op worden, nu we Kerst en Nieuw zonder familie of vrienden moeten vieren. Een pijnlijk contrast met de gezelligheid van De familie Claus, een rasechte kerstfilm die maandag op Netflix verschijnt. Decleir speelt de Kerstman himself. Een figuur waarvan hij zich nog levendig herinnert hoe die in onze contreien plots de bebaarde kop opstak. “Toen ik een jaar of zes was, verschenen er plots campagnes die beloofden dat er iets heel leuks op komst was... We kregen rood-witte meetlatjes, en vroegen ons af wat dat allemaal te betekenen had. Uiteindelijk bleek het reclame voor Coca Cola te zijn. (lacht) De Kerstman is er in mijn herinnering dus altijd geweest, maar hij speelde geen belangrijke rol in mijn kinderjaren. Wat ik vooral onthoud, is de nachtmis waar we elk jaar op Kerstavond naartoe gingen met ons gezin. Die vond ik mooi. Al vond ik – raar maar waar – de dodenmis, die eindigde met het prachtige ‘In paradisum’-gezang, nog mooier.”
De dood speelt ook een belangrijke rol in De familie Claus: het jonge hoofdpersonage Jules verwerkt het verlies van zijn vader. Opvallend ernstig, voor een kerstfilm die op kinderen mikt.
“Er zit genoeg verbeelding en verrassing in de film opdat de sfeer leuk blijft, maar bij de eerste lezing dacht ik toch ook: ‘Kan het niet iets vrolijker?’ Maar de dood is natuurlijk wel een onderwerp waar kinderen veel vragen over hebben. Het is een zeer lastig ding. Dat iemand voor altijd weg is, daar kan een kind zich niets bij voorstellen. Ik ook niet trouwens, nog altijd niet. Daarom is die tijd dat je niet aan de dood denkt, zo heerlijk. Spelen heeft daar ook mee te maken: als je speelt, ben je een paar uur lang onsterfelijk. Dan ben je God zelf. Je bent niet bezig met het scheppingsverhaal, je bent zelf aan het scheppen.”
Het is raar om u als de Kerstman te zien, nadat u meer dan 25 jaar lang de Sint speelde in Dag Sinterklaas. Het afscheid van die mythische rol, en zeker de communicatie errond, verliep nogal rommelig.
“Rommelig, dat vat het inderdaad goed samen. Maar ja. Er is een Sint, dat is het belangrijkste. En aan al de rest heeft het Sint-publiek eigenlijk geen boodschap.”
Maar is dit toch geen subtiele vorm van revanche? ‘Als ik de Sint niet meer mag zijn, dan word ik wel de Kerstman’?
“Ik wou dat ik die macht had! (lacht) Dan had ik het waarschijnlijk ook allemaal zelf bedacht en ineengestoken. En de kans is groot dat ik dan Hugo Matthyssen (die de scenario’s van ‘Dag Sinterklaas’ schreef, LT) had gevraagd om me daarbij te helpen. (lacht) Maar nee, het toeval bestaat. Ik was nog maar net Sint af, of ik werd al gebeld met de vraag of ik de Kerstman wou spelen. Ik heb er nog lang over nagedacht of ik dat nu wel zou doen. Maar uiteindelijk heb ik toch toegezegd, onder meer omdat ik dan nog eens met Mo (Bakker, die zijn kleinkind speelde in ‘Niet schieten’, LT) kon samenwerken.”
De Sint was meer dan een gewone rol. U speelde hem bijvoorbeeld ook bij de jaarlijkse Intrede in Antwerpen, waar duizenden kinderen u opwachtten. Had dat een bijzondere waarde voor u?
“Dat had het zeker. Het was een soort ritueel geworden. Niet alleen voor mij, maar voor de hele ploeg die eraan meewerkte. Het was soms erg ontroerend, ik heb er veel plezier aan beleefd. Maar ik heb ook absoluut geen probleem met afscheid nemen. Als theateracteur doe je dat eigenlijk avond na avond. Als men me nu zou zeggen: ‘Corona is voor eeuwig en altijd, je zal nooit meer spelen’, dát zou een probleem zijn. En dan nog zou het meevallen. Ik schilder, ik teken, ik heb in mijn leven veel te weinig gelezen... En ik ben wat langzaam geworden, dus ik heb eigenlijk tijd nodig.”
Hoe hebt u ervoor gezorgd dat deze Kerstman niet gewoon een doorslagje van Sinterklaas zou worden?
“Om te beginnen ziet hij er al anders uit. Als je een ander kostuum aantrekt, ga je daar ook naar bewegen. Dat was ook zo toen ik priester Daens speelde: je doet een soutane aan, en klaar is kees. (lacht) Dat is het plezierige aan acteren, vind ik. Er zijn er die vinden dat je eeuwig en te allen tijde naar jezelf moet zoeken. Maar ik vind niets zo leuk als naar de ánder te zoeken. En je vermommen is daar een belangrijk onderdeel van. Kinderen doen dat zo vanzelfsprekend. En acteren zou dan plots gepromoveerd worden tot een of andere doorgedreven zelfstudie, waarvoor een publiek moet komen opdraven? Nee, daar ben ik geen voorstander van.”
Met De familie Claus bent u voor het eerst te zien in een Netflix-film, die niet in de bioscoop komt. Wat vindt u daarvan?
“Ik weet eigenlijk niet goed wat dat allemaal inhoudt. Ga ik dan meer verdienen of zo? (lacht) Ik ben niet helemaal mee met de moderniteit, maar sinds kort heb ik wel een Netflix-abonnement. Daar zitten een aantal goeie dingen tussen. Peaky Blinders en Broadchurch vond ik bijvoorbeeld heel mooi. Maar ik weet niet of ik het hele streaming-gebeuren zo geweldig vind. Ik ga graag naar de cinema. Al zit daar misschien ook een soort romantiek aan, want zodra men in mijn buurt allerlei snacks met gesmolten kazen naar binnen begint te steken, gaat het voor mij niet meer. Dan zit ik toch weer liever thuis voor het scherm.”
Martine Tanghe ging deze week verplicht met pensioen op haar 65e. Hoe zou u zich gevoeld hebben als u negen jaar geleden al had moeten stoppen?
“Dat zou zeer lastig geweest zijn. Gelukkig kon er niemand mij verplichten om te stoppen.”
Wat houdt u als acteur gaande?
“Acteren is gewoon zoals ademen voor mij. Ik heb het nooit echt als ‘werken’ gezien. Ik ben ook geen goede manager, ik heb niets gepland. Misschien heb ik gewoon heel veel geluk gehad – daar ben ik eigenlijk heel zeker van. (lacht) Daarnaast speelt ook de economie een rol. Ik mag hopen dat Martine Tanghe als ambtenaar een mooi pensioen heeft, maar ik heb dat niet. Ook daarom blijf ik werken. Omdat ik graag leef zoals ik nu leef.”
U denkt dus nooit aan stoppen?
“Zolang het kan, en zolang ik er plezier aan beleef, blijf ik doorgaan. Tenzij ik een of ander voorstel krijg dat te mooi is om waar te zijn, en dat me de vrijheid geeft om andere dingen te gaan doen. Een paar plekken opnieuw gaan opzoeken met die dame daar (kijkt naar Brechtje), bijvoorbeeld.”
Het culturele leven werd de afgelopen maanden nagenoeg lamgelegd. Maakt dat u ongeduldig? Om het cru te stellen: u hebt geen 50 jaar meer.
“Nee, er zijn geen zaken die ik nog absoluut wil of moet doen. Maar als er een interessant voorstel komt, zeg ik wel meteen ja. Dat zou eigenlijk weleens moeten gebeuren...”
Uw agenda voor 2021 is toch al goed gevuld?
“Dat is waar. Ik bereid Er was eens.... Beethoven voor met Het Ensor Strijkkwartet. Landru (waarin Decleir seriemoordenaar Henri-Désiré Landru speelt, LT), met Het Banket, I Solisti en het Vlaams Radio Koor, wordt nog hernomen. De Desperado’s van de Vlaamse Poëzie komt er ook aan... En dan staan er nog een paar dingen in de steigers. Misschien ga ik straks nog moeten kiezen.” (lacht)
Vindt u uw leeftijd een voor- of een nadeel als acteur? Het brengt ook een zekere levenswijsheid met zich mee, vermoed ik, die van pas kan komen in uw werk.
“Je kunt proberen te doen alsof het een voordeel is. Maar... Ik heb een hele lange periode in mijn leven ouder willen zijn. Mijn kindertijd was best aardig, maar ik zou er voor geen geld naar terug willen. Puberen vond ik verschrikkelijk. Ik wilde altijd ouder zijn. Maar op een bepaald moment stopt dat, en zou je misschien toch liever wat jonger worden. Niet te jong, want Brechtje houdt van oud. (lacht) Maar als je 74 bent, scharniert het allemaal niet meer zoals het hoort, en komen er pijntjes die moeilijk weg te werken vallen. Dat vind ik niet leuk, nee. Absoluut niet.”
Op welke leeftijd bevond zich het kantelpunt voor u?
“Tegen de vijftig aan, denk ik. Is dat niet de ideale leeftijd? Dat gevoel van onsterfelijkheid waar we het daarstraks over hadden: ik denk dat ik dat toen een beetje heb kunnen rekken. Totaal irrationeel, en ik kan me voorstellen dat het dom zal klinken als het in de krant gedrukt staat, maar ja... Dan maar dom.” (lacht)
‘De familie Claus’ staat vanaf 7/12 op Netflix. Jan Decleir speelt (normaal gezien) in januari 2021 in ‘De Desperado’s van de Vlaamse poëzie’, en in februari in ‘Er was eens.... Beethoven’