Literatuur
Eric Min en Gerrit Valckenaers schrijven fascinerende cultuurgeschiedenis van Venetië
In De klank van de stad nemen Eric Min en Gerrit Valckenaers de lezer mee door de kunsthistorische geschiedenis van Venetië. Een verhaal vol genieën, vreemde vogels en tragiek.
Venetië: je kunt er tientallen keren geweest zijn en de stad blijven ontdekken; er jaar na jaar je weg gebaand hebben en alsnog verdwalen; je grijs ergeren aan het massatoerisme en er toch opnieuw voor gaan. Want jij, wij, zijn natuurlijk cultuurreizigers, en Venetië heeft ons een voor een bedwelmd. Met haar praal, haar unieke geografie, haar afbladdering en zelfspot ook - die zij ons als spiegels voorhoudt.
‘Haar’, want Venetië, la Serenissima, is een vrouwelijk wezen, tussen femme fatale, androgyn en oude vrijster. Ze is een existentiële aanmeerplek waar alles onvergankelijk anders is: de kleur van de lucht, het licht in het water, het geklots in kanalen, de afwezigheid van auto’s, de echo van voetstappen en stemmen, de stank en zompigheid, de lokroep van de kunst, van Fenice, Mostra en Biënnale.
In lijn met die prikkels hebben kunstliterator Eric Min en muziekwetenschapper Gerrit Valckenaers De klank van de stad. Een cultuurgeschiedenis van Venetië geschreven, een werk dat ons 400 pagina’s lang op sleeptouw neemt door bijna alles wat de stad aan fraais en buitenissigs heeft geproduceerd: muziek in de eerste plaats, maar evengoed een vracht aan schilderkunst en letteren.
Niet alleen doen de auteurs Venetiës zes historische wijken en het Lido aan, ze flaneren ook door alle eeuwen sinds het vroege cinquecento.
Terwijl hun muzikale tocht zich grosso modo uitstrekt van de Vlaamse polyfonist Adriaan Willaert over Monteverdi en Vivaldi tot Wagner, de dodecafonie en Stravinsky, gaat het picturale parcours van Bellini, Carpaccio en Titiaan over Canaletto en Tiepolo, tot de Franse impressionisten en de futuristen, inclusief de Antwerpse schilder Jules Schmalzigaug.
Tot het door Min en Valckenaers behandelde schrijversgilde behoren onder anderen Lord Byron, Friedrich Nietzsche, Henry James, Thomas Mann, Gabriele D’Annunzio, Walter Benjamin, Ezra Pound en Joseph Brodsky.
‘Venise à Bruxelles’
Zo’n suite aan fameus of veelbesproken volk over de vloer krijgen? Niet één stad van die omvang deed het Venetië na. De hoofdvraag die de auteurs stellen, is dan ook deze: wat verklaart dat een kleine archipel in een lagune zijn bezoekers eeuw na eeuw blijft betoveren? Waarom wordt Venetië van Las Vegas tot Macau als pastiche nagebouwd? Wat bezielt ook ónze hoofdstad om in 1895, op Thurn en Taxis, Venise à Bruxelles neer te poten, een pop-upthemapark, compleet met Dogepaleis en Brug der Zuchten? Waar komt, kortom, de gefixeerdheid vandaan waarmee we al sinds 1500 naar Venetië kijken?
“Dankzij haar bijzondere ligging en bouw, die door de eeuwen heen amper ingrijpende wijzigingen hebben gekend, lijkt de stad een besloten universum buiten de reguliere ruimte en tijd”, schrijven Min en Valckenaers in de aanzet.
“Het eeuwige andere: tegendeel en keerzijde”, zo noemen ze Venetië. “Als de stad zich voordoet als pittoresk, dan komt dat omdat alles er merkwaardig is, ongezien en ongewoon, maar tegelijk ook vertrouwd omdat het zo lang hetzelfde is gebleven.” Meer dan een stad is Venetië inderdaad “een paradigma”.
Ook in dit verhaal vormt Piazza San Marco, het meest monumentale, grootste en laagst gelegen plein van Venetië, het epicentrum, de plek waar de personages van Min en Valckenaers altijd weer thuiskomen.
Hiervandaan bestuurde doge na doge een republiek die op haar hoogtepunt reikte van Lombardije in het westen tot Akko in de Levant. Hier ook klapte – veel later, op een zomerochtend in 1902 – de oude klokkentoren of Campanile in elkaar. Als bij mirakel vielen er geen doden, schrijven de auteurs, of het moest de kat van de huisbewaarder zijn.
Daar lag de puinhoop dan. Ramptoerisme is van alle tijden, ook Venetië-habitué Sigmund Freud stond erbij en keek ernaar. Hoogmoed en val, maar de stad bleef niet bij de pakken zitten. Heel bemiddeld Europa stuurde centen, de toren werd steen voor steen weer opgetrokken – ‘zoals hij was en waar hij stond’ –, al werd de binnenkant met 20ste-eeuwse technieken geschoord.
Lef en theater
Want neen, alle gewilde schijn ten spijt ontsnapte Venetië, dat intussen met een eerste (spoor)brug aan het vasteland geklonken was, niet aan de moderniteit. Het fascisme, de industrialisering van de zuidelijke lagune en het exponentieel groeiende toerisme deden de rest. Alleen excentrieke zielen als de Spaanse schilder, ontwerper en decorateur Mariano Fortuny hielden het fin-de-siècle nog even overeind.
We kénnen de stad, maar uit de vele finesses in het boek wordt ze opnieuw geboren. Een voorbeeld: naar mediterrane normen is de Serenissima, die halfweg het eerste millennium pas als paaldorp uit de drab ontstond, een piepjong kuiken. Of beter, een koekoek, die de oudheid kaapte (de Griekse en Romeinse paarden op de San Marcobasiliek die ooit het hippodroom van Byzantium sierden, pakweg) om zichzelf gezag aan te meten. Met lef en veel theater doen alsof: het tekent Venetië, en het is een inzicht dat deze recensent zelden helderder voor ogen stond dan na lectuur van Min en Valckenaers.
Nog een kersvers besef: dat de stad zonder dure stadswallen en dito verdediging door het leven kon, en zo sneller dan elders geld kon uittrekken voor kunst, vermaak en commercie. Hoewel Venetië allerminst een liberaal-democratie was, bleek het losser van God en vrijer van geest dan de meeste van zijn concurrenten. Vertaald naar vandaag: alleen open steden houden stand.
Aan De klank van de stad is jarenlang onderzoek voorafgegaan, het resultaat is een schat aan informatie. Toch weten de auteurs in alle veelheid de eenheid te vrijwaren. Ze brengen een bevattelijk verhaal, dat ook nog eens vol geestigheden zit.
Wie eerder in Venetië was zal door dit, fraai geïllustreerde, boek verleid worden om er opnieuw heen te reizen. Wie de stad nooit eerder aandeed, heeft aan Min en Valckenaers de fijnste gidsen uit ons taalgebied. Zelfs lezers die thuis in de sofa blijven zitten, zullen pagina na pagina de gondel nemen. Een groots werk!
Eric Min en Gerrit Valckenaers. De klank van de stad. Een cultuurgeschiedenis van Venetië, Uitgeverij Polis, 431 pagina’s, 34,50 euro.