Boeken
Er schuilt een merkwaardig sadistisch genoegen in het luisteren naar een Chinees die ‘Thane of Cawdor’ uitspreekt
Daan Heerma van Voss is een Nederlandse schrijver.
Is this a dagger which I see before me?
Ik bracht de woorden met een lichte, maar onmiskenbare Engelse tongval te berde, inderdaad, als een toneelacteur. Alleen als ik mezelf misleidde, zou ik in staat zijn deze uren te doorstaan. Ik mocht niet blijven stilstaan bij de onmogelijkheid van mijn opdracht, of bij de doodsangsten die ik had uitgestaan toen het verzoek mij bereikte. Het verzoek of ik, nu ik toch op uitnodiging van deze Chinese universiteit een maand lang op de campus zou verblijven om Creative Writing te doceren, misschien ook een paar lesjes Shakespeare kon geven, aangezien de gebruikelijke (Britse) docent elders was. Ik zou Macbeth en Hamlet behandelen. Geen kleine jongens, zou mijn vader zeggen.
Goed, dat wilde ik natuurlijk allerminst. Het leek me eerlijk gezegd een nachtmerrie. Ik bedankte vriendelijk voor de eer. Ze drongen aan; het zou me toch nauwelijks moeite kosten?
In China houdt men er eigenaardige ideeën over westerlingen op na. Het meest memorabele misverstand: menig Chinees durft het Europese leidingwater niet te drinken, uit angst voor een chemisch middeltje in het water dat hem kaal zou maken – hoe verklaarde ik anders dat zo veel Europese mannen kaal waren, terwijl Chinese mannen vrijwel altijd hun zwarte dos behielden?
Een ander misverstand is dat Europeanen allemaal Shakespeare kennen, alsof wij allen met een verzameld werk van de Bard onder ons kussen slapen.
Zolang Shakespeare niet tot leven wordt gewekt door een woordsjamaan als Tom Lanoye blijft het voor mij dode taal. Ik heb er geen affiniteit mee. Ik zei opnieuw nee tegen de universiteit. Opnieuw namen ze daar geen genoegen mee. Ik smeekte hen om een ander te regelen. Op de dag dat ik naar China zou vertrekken, kreeg ik bericht dat ze daar niet in waren geslaagd, ze rekenden op me. Koortsachtig las ik in het vliegtuig de toneelstukken door, net zolang tot ik enigszins controle kreeg op die glorieuze taal.
Op de dag zelf was ik er, hoewel geteisterd door een trumpet-tongued jetlag, klaar voor. Waar ik bij het ontvangen van hun verzoek een vertwijfelde Hamlet was geweest, was ik nu een vastberaden Macbeth.
Dus daar stond ik, in de klas, met mijn ingebeelde dagger – de dolk waarmee ik de koning zou vermoorden schitterde voor mijn ogen, kleine gouts of blood dropen langs het mesblad. Ik declameerde en begon er zowaar schik in te krijgen.
Daarna liet ik de studenten beurtelings verder lezen. Een onwerkelijke ervaring. Het was alsof dicteersoftware de geschreven zinnen omzette in gesproken taal, woord voor woord, klemtoon voor klemtoon. (Er schuilt een merkwaardig sadistisch genoegen in het luisteren naar een Chinees die ‘Thane of Cawdor’ uitspreekt. Ik kan het iedereen aanraden.)
Toen nam de student die zichzelf om een of andere reden Piggy noemde het woord. Met een uitgekiend en archaïsch Engels accent waarop zelfs Sir Lawrence Olivier jaloers zou zijn geweest, aangevuld met de nodige handgebaartjes en theatrale gezichtsuitdrukkingen, loodste hij ons naar het einde van Macbeth.
Uiteindelijk liet ik de studenten naar huis gaan met een vraag die ik dagelijks stel: al die moordlust, al die door blinde ambitie aangevuurde rampspoed, moeten we die volledig verhalen op de man die de misdaden heeft begaan of misschien ook (een beetje) op de ophitsende vrouw op de achtergrond? (Mijn vader weet het antwoord wel.)
Aan het einde van de les kreeg ik applaus. Het lokaal liep leeg. I have done the deed, zei ik tegen mijn reflectie in de ruit. Didst thou not hear a noise?