Postuum
Elke zombie die u ziet in de Walking Dead is schatplichtig aan deze man
De cinema was zonder hem heel wat gruwelhordes armer geweest. Met de dood van George A. Romero, die zondag op 77-jarige leeftijd in Toronto overleed aan longkanker, heeft de moderne zombiefilm zijn geestelijk vader, belangrijkste pleitbezorger én morele geweten verloren.
Niet dat er geen films over levende doden bestonden, toen de in 1940 in New York geboren Romero zijn regiedebuut maakte. Maar met het onafhankelijk geproduceerde, nog altijd zenuwslopende Night of the Living Dead (1968) kwamen hij en co-scenarist John Russo tot een herdefinitie van het genre die nog altijd dwingend en actueel is. Echte filmzombies schuifelen kreunend rond, hongeren onverzadigbaar naar mensenvlees en laten zich enkel uitschakelen door een schot of steek in de hersens. Zomaar enige regels die de zeven hoofdpersonages van Night of the Living Dead gaandeweg moeten leren, terwijl ze in een gebarricadeerd landhuis uit de klauwen van de ondode meute proberen te blijven.
Nog zo'n genrewet: niet de zombies maar de levenden zijn het monsterlijkst. Incapabel om onvoorwaardelijk en onzelfzuchtig samen te werken, delven Romero's warmbloedige personages telkens weer elkaars graf. Veelzeggend is het einde van Night of the Living Dead, waarin Ben, de enige overgeblevene in het landhuis, alsnog door zombiejagers wordt vermoord omdat ze hem voor wandelend lijk aanzien. Ben werd door een Afro-Amerikaan vertolkt, waarmee het wrange slot vanzelf een politieke lading kreeg in de door rassengeweld geteisterde VS van de jaren zestig. Zelf relativeerde Romero die uitleg steevast. "Van onze vrienden was Duane Jones gewoonweg de beste acteur", zei hij in 2008 tegen filmwebsite A.V.club.
Metafoor
In het Romeriaanse zombie-universum, dat zijn vervolmaking vond in Dawn of the Dead (1978) en Day of the Dead (1985), horen dergelijke interpretaties evenwel net zozeer thuis als de zwartgallige humor, of de collectief aan karkassen knabbelende kadavers. Steeds weer gebruikte Romero de zombie doelbewust als metafoor voor een maatschappelijke kwaal of tendens. In Dawn of the Dead leverde hij kritiek op het consumentisme door zijn ondoden en masse naar een overdekt winkelcentrum te laten schuifelen ("Ze herinneren zich dit als een fijne plek", zeggen de in het centrum verschanste overlevenden tegen elkaar); het als videodagboek opgezette Diary of the Dead (2007) zette vraagtekens bij de hedendaagse cameraverslaving en mediageilheid.
Multifunctioneel, zo noemde Romero zijn levende doden ooit. Terwijl hij genoeg films maakte zonder hen - zoals de ridders-op-motors-actie Knightriders (1981) en Martin (1978), een droefgeestig horrordrama over een adolescent die gelooft dat hij een vampier is - bleef hij graag bij zijn favoriete monsters terugkeren. "Ik kan ze uit de kast halen zodra ik ze nodig heb", zei hij in 2014 in een interview met nieuwssite npr.org. "Je kunt ook niet echt boos op ze worden, omdat ze geen verborgen agenda hebben. Ze zijn wat ze zijn. Ik vind ze sympathiek."
Romero, die als kind verslaafd was aan de EC-griezelcomics en de klassieke engerds uit de Universal-filmstal, zou tot en met Survival of the Dead (2009) zes zombiefilms draaien, met wisselende budgetten én wisselend artistiek succes. Waardevoller dan zijn laatste genreoefeningen is de moeilijk te onderschatten invloed die hij op andere makers heeft gehad, van films en televisieseries tot strips, videogames en zombiewalks. Niet dat Romero altijd kon waarderen wat anderen met zijn erfgoed deden: zo haatte hij zombies die rennen in plaats van zwalken, zoals in Zack Snyders remake Dawn of the Dead (2004). De apocalyptische TV-serie The Walking Dead, in veel opzichten de meest directe voortzetting van zijn gedachtegoed, serveerde Romero af als een met zombies veredelde soap.
Sad to hear my favorite collaborator--and good old friend--George Romero has died. George, there will never be another like you.
— Stephen King (@StephenKing) 16 juli 2017
Intussen bleef het hem bevreemden dat de zombie van marginaal monster wist uit te groeien tot wereldwijd cultuuricoon. "Vroeger was ik de enige op het speelplein. Tegenwoordig - mijn God."