RecensieCopenhagen Cowboy
Een varken, een wraakengel en stilte voor de storm: het bizarre maar heerlijke universum van ‘Copenhagen Cowboy’
In de aankomende Netflix-serie Copenhagen Cowboy van de Deense hyperstilist Nicolas Winding Refn is van de echte wereld geen spoor meer te bekennen. Wie de fascinaties van Refn deelt, kan zijn lol niet op.
Wanneer de morsige, vadsige handlanger van een vrouwenhandelssyndicaat in Copenhagen Cowboy zijn mond opendoet, klinkt afwisselend het geknor en gekrijs van een varken. In de aankomende Netflix-serie van hyperstilist Nicolas Winding Refn (Pusher, Drive, The Neon Demon) is dit niet de menselijke imitatie van een varken, zoals bijvoorbeeld kinderen graag dierengeluiden nadoen. Refn monteert simpelweg het geluid van een écht varken onder een man, die zich, u begrijpt het al, figuurlijk als een varken gedraagt.
Dat klinkt als een flauwe grap in een dito komedie, maar dat is Copenhagen Cowboy zeker niet. De varkensman oogt zonderlinger en griezeliger dan de punchline van een grap, zoals talloze personages in deze hoogst eigengereide zesdelige Deense misdaadreeks duivels knap balanceren tussen groteske overdrijvingen en waarachtig angstaanjagende mensen van vlees en bloed. Een mogelijke parodie op symboliek in film, dat zou dit in vrouwen handelende zwijn overigens zomaar wel kunnen zijn.
Deze man speelt geen bijzonder belangrijke rol in Copenhagen Cowboy. De serie wordt gedragen door de Deense actrice Angela Bundalovic, als de tengere doch zeer strijdlustige, mogelijk bovennatuurlijke wraakengel Miu. Bundalovic speelt een vergelijkbaar stoïcijns personage als Ryan Gosling in Refns doorbraakfilm Drive, zijn met de regieprijs in Cannes bekroonde misdaadtrip uit 2011: het archetype van de zwijgzame wreker. De varkensman staat op de achtergrond in elk geval symbool voor het extreem gestileerde, in zichzelf gekeerde, deels uit tarotfilosofie en deels uit zelfverzonnen mythen en rituelen opgetuigde universum dat Refn het afgelopen decennium bouwde. Want waar een verdere doorbraak bij een groot publiek tot de mogelijkheden behoorde – er ging even het gerucht dat hij de James Bond-film Spectre (2015) zou regisseren – koos Refn na Drive een radicaler carrièrepad.
Vaandeldrager van de auteurscinema
Netflix financiert ze nog altijd zo nu en dan: makers met een nadrukkelijk eigen stijl, ook wel ‘singulariteit’ in de woorden van Refn. Wat in zijn geval zoveel betekent als: “Je eigen stem vinden en die met je leven bewaken.” Goed voor de film in het algemeen en de uitverkoren makers in het bijzonder, en daarnaast zeker ook voor Netflix zelf, dat zich ondanks dalende aantallen abonnees voorlopig nog even kan beroepen op zijn rol als vaandeldrager van de internationale auteurscinema. Alfonso Cuarón (met Oscarwinnaar Roma, 2018), Paolo Sorrentino (The Hand of God, 2021), onlangs nog Alejandro Iñárritu (Bardo, 2022) en enkele andere filmers kregen daarvoor, net als Refn, een flinke zak geld en ongelimiteerde creatieve vrijheid.
Met Copenhagen Cowboy zet Refn zelfs binnen zijn oeuvre opnieuw een paar stevige stappen weg van zijn internationale doorbraakfilm Drive (2011). Weer worden we iets dieper zijn konijnenhol binnengetrokken, zoals dat eerder gebeurde met de in Bangkok gesitueerde slowmotionwraakfilm Only God Forgives (2013), de topmodellen-annex-kannibalenthriller The Neon Demon (2016) en zijn voor streamingdienst Amazon gemaakte, dertien uur durende politie-yakuza-maffia-kartelserie Too Old to Die Young (2019), in zekere zin Refns weergave van het Amerika van Trump. Weer zullen mensen afhaken, om de eenvoudige reden dat Refns werk inmiddels zeldzaam zonderling is. En weer krijgen de vermoedelijk steeds kleinere verzameling overblijvers nog meer redenen gevoerd om van zijn werk te houden.
Fetisjfilmmaker
Wie Drive al een tikje lethargisch of leeg vond, is gewaarschuwd. Refn zei destijds hoe hij zich voor de geweldsscènes in die film onder meer liet inspireren door Robocop (1987) van Paul Verhoeven, zonder diens onderliggende boodschap over de hypergewelddadige Amerikaanse samenleving over te nemen. “Ik maak geen politieke films”, zei hij . “Ik creëer scènes die mij opwinden. In dat opzicht ben ik een fetisjfilmmaker, ik laat mij tijdens het maken van films leiden door datgene wat ik graag in een film wil zien.”
Wie de fascinaties of fetisjen van Refn deelt, kan zijn lol niet op. Want waar hij met Drive voortbouwde op bestaande misdaadfilms – en daardoor ook een film maakte die in zekere zin herkenbaar was – is zijn universum ruim tien jaar later ronduit uniek. Hoofd- en bijpersonages zijn in dit universum nog altijd min of meer menselijk, maar ook zonder uitzondering uitvergrotingen van de werkelijke wereld. Buiten de onderwereldlocaties waar Copenhagen Cowboy zich afspeelt – een bordeel in een soort fabriekshal, een kasteel, een Chinees restaurant – is van de echte wereld zelfs geen spoor te bekennen.
Verzadigd rood en blauw neonlicht domineren het kleurenpalet, een gevolg van Refns kleurenblindheid, waardoor hij alleen in staat is contrasterende kleuren waar te nemen. Plot en karakterontwikkeling zijn definitief ondergeschikt aan vorm en sfeer. Zijn lang uitgesponnen momenten van stilte voor een excessieve geweldsuitbarsting zijn inmiddels zo’n beetje films op zich. Er bestaat een video-essay dat volledig is gemonteerd uit momenten waarop personages in The Neon Demon zwijgzaam in of langs de camera staren, als cowboys in een western van Sergio Leone. In Copenhagen Cowboy zijn er hele scènes, soms haast volledige afleveringen, waarin betekenisvol/wezenloos naar elkaar wordt gestaard, alsof iedereen op een catwalkperformance is beland.
“Ik kan me ergeren aan films die zich afspelen in de echte wereld,” zei Refn ooit, “waarin er alles aan wordt gedaan om ze zo authentiek mogelijk te laten lijken. Typemachinegeluiden, noem ik dat. Ik gebruik elementen uit de realiteit, uitvergrotingen zo u wil, om mijn verhaal te vertellen. Met de realiteit heb ik niets te maken.”
Copenhagen Cowboy. Regie Nicolas Winding Refn. Te zien op Netflix vanaf 5/1.