Dinsdag 21/03/2023

InterviewAlex Turner

‘Een romantische oude gek, daar heb ik wel wat trekjes van’: Alex Turner over 20 jaar Arctic Monkeys en de nieuwe plaat

Alex Turner en zijn Arctic Monkeys stelden 'The Car' afgelopen maandag voor bij Studio Brussel. Beeld Damon De Backer
Alex Turner en zijn Arctic Monkeys stelden 'The Car' afgelopen maandag voor bij Studio Brussel.Beeld Damon De Backer

Arctic Monkeys bestaat twintig jaar en brengt zijn zevende album uit. Toch blijft frontman Alex Turner (36) een mysterieuze figuur die nooit het achterste van zijn tong laat zien. En toch: ‘Zelfs als ik de songs uit mijn duim zuig, denk ik dat ze redelijk persoonlijk zijn.’

Ewoud Ceulemans

“Ik spendeer eigenlijk niet zo veel tijd met denken aan vroeger”, antwoordt Alex Turner op de vraag om even aan de beginjaren te denken, “maar er zijn momenten waarop het bij me daagt dat er een redelijk grote hoeveelheid tijd is gepasseerd sinds we in de garage speelden. En soms is het moeilijk om dat te accepteren. In de zomer van 2002 zijn we begonnen. And now we’re twenty years down the road.”

Zijn nieuwe snit is die van een warrige tienerjongen, en het ringbaardje waarmee hij fans gek maakte toen hij vier jaar geleden de songs van Tranquility Base Hotel & Casino voor het eerst speelde, heeft weer plaatsgemaakt voor gladgeschoren wangen. Maar vergis u niet: hint zijn voorkomen naar een vroege twintiger, dan toont zijn identiteitskaart dat de frontman van Arctic Monkeys al 36 is. Bovendien zit hij hier om te praten over The Car, toch alweer het zevende album van een band die ooit als een hype werd weggezet, maar nu een van de grootste rockacts op de planeet is.

Zoals de eerste single ‘There’d Better Be A Mirrorball’ al verried, klinkt Turner op The Car volwassener dan ooit: de sarcastische spring-in-’t-veld die zestien jaar geleden op Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not (2006) zong over dronken sms’en en weggestuurd worden bij de discotheek omdat je de verkeerde sneakers aan hebt, is helemaal verveld tot een melancholische crooner. Maar nu en dan denkt hij wel terug aan de tijd dat hij in een witte hoodie en met een hoog opgetrokken gitaar onder de kin voor het eerst op grote festivals stond.

“Enkele weken geleden speelden we op de festivals van Reading en Leeds”, zegt Turner. “En in de week ervoor merkte ik plots bij mezelf dat ik terugdacht aan toen we er voor de eerste keer stonden, in 2005. Ervoor hadden we een optreden in Southend. Ik kan het me nog heel levendig voor de geest halen, hoe we wachtten in de hotelkamer in Southend en dan vol enthousiasme naar Reading vertrokken. We waren waarschijnlijk redelijk zenuwachtig om daar te gaan spelen. Dat concert was een kantelpunt.”

BIO

geboren op 6 januari 1986 in Sheffield (VK) • kreeg van zijn ouders op zijn vijftiende zijn eerste gitaar • startte in 2002, geïnspireerd door bands als The Strokes, met jeugdvrienden Arctic Monkeys op • scoorde zijn eerste hit in 2005 met ‘I Bet that You Look Good on the Dancefloor’ • bracht in 2006 het debuut­album van Arctic Monkeys uit • speelt ook in The Last Shadow Puppets • brengt met The Car Arctic Monkeys’ zevende plaat uit

Hij pauzeert even – het zal niet de laatste keer zijn in een gesprek dat zich laat typeren door de stiltes waarin Turner naar de juiste woorden zoekt, en waarin nu en dan beleefde frases als “Ik weet het niet, sorry” of “ik dwaal af, sorry” de kop opsteken. “Toen we deze zomer weer op Reading stonden, moest ik dus daaraan terugdenken. Het voelde alsof het nog maar net gebeurd was. De show zelf kan ik me eigenlijk niet goed herinneren, maar ik weet nog heel goed hoe iemand de gordijnen opzijtrok waarlangs we op het podium kwamen.” Stilte. “Die herinnering was nog heel levendig, en toen ik begon te rekenen, besefte ik: dat is zeventien jaar geleden. En om de een of andere reden voelde het heel raar om dat cijfer te moeten geloven. Zeventien jaar.”

Arctic Monkeys opende die dag zijn set met ‘Fake Tales of San Francisco’, een ironische rocksong over beginnende Britse bands die doen alsof ze een glamoureus bestaan in de Amerikaanse spotlights leiden. ‘You’re not from New York City, you’re from Rotherham / So get off the bandwagon and put down the handbook.’ Zeventien jaar na dat concert ontmoeten we elkaar in een broeierig Los Angeles, in de kleine, gesloten bar van een boetiekhotel in de buurt van Hollywood Boulevard, waar gouden sterren met namen als Marilyn Monroe en Charlie Chaplin samen de Walk of Fame vormen.

Op de houten panelen verderop in de straat schijnt de zon op een tweetalige affiche voor het nieuwe Arctic Monkeys-album (‘The Car – El Coche’), maar binnen is het donker: de stoelen staan op de tafels, achteraan staan roodbruine Chesterfield-zetels. Je bevindt je in het decor van een vroege Tom Waits-song, als je er het gevoel van gemorste whisky, de geur van sigarettenrook en de klank van een oude piano bij denkt. Turner houdt het op een flesje water, kauwgum en een accent dat hij overhield aan een jeugd in South Yorkshire. Jarenlang mocht hij de City of Stars ‘thuis’ noemen, maar volgens de Britse pers is hij terug naar Engeland verhuisd, waar hij samenwoont met de Franse singer-songwriter Louise Verneuil. “Ik heb al een tijdje niet meer hier gewoond”, bekent hij, na even aarzelen, als ik vraag of hij Los Angeles effectief achter zich heeft gelaten.

The Car klinkt wel zeer hollywoodiaans, vind ik, en de albumhoes – een foto die drummer Matt Helders maakte – werd ook hier genomen. Is dat toch de invloed van Los Angeles?

“Ik heb een deel hier geschreven, ja. Grappig dat je dat zegt, want sommige mensen hebben me al gezegd dat deze plaat juist weer meer Europees aanvoelt. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben, moet ik zeggen. Misschien is het geen van beide.”

De meeste nummers klinken heel filmisch, en de titelsong neigt zelfs naar Ennio Morricone. Een bewuste keuze?

“Zeker. Ik voel bij mezelf dat ik wat probeer op te steken van componisten als Ennio Morricone, John Barry of Nino Rota, van het soort muziek dat zij schrijven. Met het fundamentele verschil dat wij popmuziek maken, en wat zij doen is dat niet.”

Meer dan ooit eisen pianomotiefjes en zelfs strijkersarrangementen de hoofdrol op. Was dat vanaf het begin het plan, of is dat eerder natuurlijk gekomen?

“Het tweede. De songs komen eerst. En in die songs was er nu genoeg ruimte om wat meer te arrangeren. Tot nu toe deed ik dat niet echt, maar ik heb er echt van genoten om met James Ford (producer, red.) aan die arrangementen te werken. En die strijkers… Weet je, strijkers bieden je iets dat je niet kunt bereiken zonder strijkers. (stilte) Als dat steek houdt.”

Euh, ik denk dat dat wel steek houdt.

“We hebben onszelf overtuigd dat het wel gepast was om daarmee te experimenteren. Ik hoop gewoon dat het niet klinkt alsof we een paar strijkers op de muziek van een rockband hebben geplakt. Ik denk dat we er redelijk goed in geslaagd zijn om ze op de juiste manier te gebruiken.

“Dit was eigenlijk niet het soort album dat ik had verwacht te maken. We zijn eraan beginnen werken aan het einde van 2019. Toen was ons idee dat we opnieuw meer een rockplaat zouden maken, maar de songs bleven maar deze richting uitgaan.”

Het wordt wel een uitdaging om die songs live te spelen, lijkt me. En ze steken nogal af tegen, pakweg, ‘I Bet You Look Good on the Dancefloor’ of ‘Brianstorm’.

“Daar zit misschien wel wat spanning op, dat is goed mogelijk. Maar in zekere zin wordt elke song van elke plaat iets anders als je hem op een podium brengt. It starts to become something else. Dat is ook wat gebeurd is met de songs die in de loop der jaren op onze setlist hebben gestaan, en ik denk dat het niet anders zal zijn met deze nummers.

Arctic Monkeys, van links naar rechts: bassist Nick O'Malley, zanger-gitarist Alex Turner, drummer Matt Helders en gitarist Jamie Cook. Beeld Zackery Michael
Arctic Monkeys, van links naar rechts: bassist Nick O'Malley, zanger-gitarist Alex Turner, drummer Matt Helders en gitarist Jamie Cook.Beeld Zackery Michael

“We zullen gewoon een versie maken die op een podium werkt. We zullen ze zonder strijkers spelen, dus ze zullen op die manier wel in de set passen. Er is een verschil tussen de plaat en de show, en dat vind ik best oké. Ik vind het zelfs redelijk opwindend. ‘I Ain’t Quite Where I Think I Am’, het nummer van deze plaat dat we nu al een paar keer live hebben gespeeld, klinkt nu al een beetje anders dan de song die we een jaar geleden hebben opgenomen.”

Een tijd terug liet je je ontvallen dat je je liever ophoudt in de studio dan op het podium. Is dat nog altijd zo?

“Goede vraag. Ik dacht dat ik intussen meer hield van het schrijven en arrangeren, van de studiokant, zeg maar. Maar ik moet toegeven, door nu weer op de hort te zijn, dat ik best weer enthousiast word van optreden. Ik ben de laatste jaren ook meer bezig met het ontwerpen van onze liveshow. Het was even aanpassen, maar ik heb geleerd dat live spelen ook een soort vakmanschap is.”

We spreken Turner in L.A. omdat Arctic Monkeys enkele dagen later aan het Amerikaanse luik van zijn tournee begint, nadat ze in de zomer de Europese podia hebben afgeschuimd. Hun show op Pukkelpop werd matig onthaald, al lijkt Turner zelf er redelijk tevreden over te zijn (“Pukkelpop, yeah. That was fun”). Nu ik tegenover hem aan een cafétafel zit, begrijp ik plots waarom hij geen al te groot gebruiker is van bindteksten, en dat de arrogantie die hem vaak aangewreven wordt eerder een soort verlegenheid, misschien zelfs een tikkeltje onzekerheid omhult. Ergens onder de attitude van een rockster of het leren jasje van de seventiescrooner zit nog steeds een jongeman uit High Green, Sheffield, die uitzoekt hoe hij met de aandacht van de wereld moet omgaan sinds zijn eerste album het snelst verkopende debuut uit de Britse muziekgeschiedenis werd.

Turner is vriendelijk, maar gereserveerd: pas wanneer hij na ons gesprek weer de zonnige straat opstapt en daar wordt opgewacht door Matt Helders, achteloos op een bankje leunend, lijkt hij echt open te bloeien. Zijn persoonlijke leven schermt hij af, en hij is zo gericht op het vinden van de juiste zinnen dat je begrijpt dat het geschreven woord hem beter ligt dan de gesproken variant.

Op een bepaald moment tovert hij uit zijn binnenzak zelfs de teksten van The Car tevoorschijn, compleet met handgeschreven notities, “om te kunnen zeggen waarover de tekst gaat”. Niet dat het veel helpt, als ik hem vraag naar een erg toepasselijke regel uit het mooie ‘Big Ideas’: ‘I had big ideas / The band were so excited / But the orchestra’s got us all surrounded / And I cannot for the life of me remember how they go.’ Turner: “Yeah, what’s up with that? Wat is het verhaal daarachter?” Ik had gehoopt dat hij me dat kon vertellen, wil ik zeggen, maar dan begint hij zelf aan een antwoord dat begint met: “Het is een song die van zichzelf weet dat het een song is” en eindigt met een moeilijk begrijpbare stream of consciousness over The Larry Sanders Show, een Amerikaanse serie uit de jaren 1990.

Drie minuten later besluit hij zijn betoog met een welgemeend: “Sorry, man. Dat was echt een lang fucking antwoord. Zodra ik over Larry Sanders begin, is het: buckle up.” Om dan toch nog even terug te komen op de tekst van ‘Big Ideas’: “Om het simpel te zeggen, it’s amusing, want er is een orkest dat nu en dan op de voorgrond treedt op deze plaat. Vandaar het idee van een orkest dat een rockband omsingelt. Seems quite frightening. Or amusing.

Een andere lyric dan maar? In ‘Mr. Schwartz’ zing je: ‘Gradually, it’s coming into view / It’s like your little directorial debut’. Een zin die blijft hangen, omdat je met de videoclip voor ‘There’d Better Be A Mirrorball’ zelf je regiedebuut hebt gemaakt.

(trekt grote ogen) “Ja, dat klopt, nu je het zegt. Ik had daar zelf nog niet bij stilgestaan, maar je hebt gelijk. Alsof die song mijn toekomst heeft voorspeld. Soms hebben ze die neiging, weet je.”

Zijn er dan nog andere songs die je toekomst hebben voorspeld?

(denkt na) “Om de een of andere reden denk ik nu aan ‘Born to Run’ van Bruce Springsteen. Maar weet je, songs hebben een soort magisch potentieel. Soms schrijf je over iets dat daarna tot leven komt. Nick Cave heeft daar ooit een lezing over gegeven, The Secret Life of the Love Song. Best interessant. En veel eloquenter verwoord dan ik zelf ooit zal kunnen.”

Terug naar de videoclip voor ‘Mirrorball’. Stond regisseren al lang op je bucketlist?

“Nee, het is gewoon natuurlijk zo gekomen. Toen we afgelopen zomer met de band de studio in trokken, had ik al een tijd aan deze songs, aan de demo’s, gewerkt. Op het moment dat ik naar de studio vertrok, bij wijze van spreken, heb ik besloten om een camera mee te nemen. En de daaropvolgende weken heb ik – ik weet niet waarom, het was een impulsieve beslissing – die camera gebruikt. Om de ervaring vast te leggen van hoe we allemaal weer samenkwamen, denk ik. It just came over me.

“Die camera duwde me een beetje weg van de songs, daardoor was ik niet meer zo bezig met die plaat waaraan ik al zo lang aan het werken was. Waardoor de anderen de ruimte kregen om hun plaats te zoeken in die songs. Ik denk dat de producer het best leuk vond, want het hield me tegen om me voortdurend te mengen in beslissingen over die plaat. Ik zat immers gewoon in een hoekje de camera op te laden.

“Eerder dit jaar hebben we wat met die footage zitten prutsen en er een kort filmpje van gemaakt, dat uiteindelijk de ‘Mirrorball’-video werd. Het is zoals met songs schrijven: het ene ding leidt tot het andere, en uiteindelijk ontstaat er iets.”

Het is niet meteen de start van een nieuwe carrière?

“Daar lijkt het niet op. You know, ik ben er wel geïnteresseerd in, maar ik ben niet gehaast. Ik leer langzaam hoe het allemaal werkt, en er valt veel te leren.”

‘Mirrorball’ klinkt, net als het leeuwendeel van The Car, erg nostalgisch, zelfs melancholisch. Zijn dat adjectieven die ook op Alex Turner van toepassing zijn?

“Die emoties zitten zeker in dat nummer, maar ik heb niet het gevoel dat ik voortdurend achterom kijk. I’m forward facing. Als je vraagt: ben ik een nostalgisch, melancholisch persoon? Ik denk van niet. Maar van tijd tot tijd moeten we onszelf toestaan om een moment van melancholie te beleven, denk ik.”

Is ‘Mirrorball’ een break-upsong, zoals het her en der werd omschreven?

“Ik denk het wel, ja. Ik begrijp alleszins waarom mensen dat vinden. Er zit een zekere vorm van afscheid nemen in die song. Het voelt als het einde van een concert, als het einde van de nacht.”

Nick Cave vertelde onlangs over The Boatman’s Call dat die plaat rechtstreeks voortvloeide uit zijn relatiebreuk met PJ Harvey: ‘Geen gelukkige periode, maar gelukkig heb ik er wat songs kunnen uitpersen.’ Geldt dat ook voor jou? Vloeien de songs direct voort uit je persoonlijke leven?

“Ik begrijp wat je wilt zeggen. Bij de eerste paar albums die we hebben gemaakt waren de songs die ik schreef direct te linken aan echte ervaringen die we hadden meegemaakt. Maar dat is redelijk snel nogal vaag geworden. En Nick Cave vertelt nu over een plaat uit…”

1997.

“1997. Dat is 25 jaar geleden. Ik denk dat het soms nodig is om die afstand te hebben om te weten waarover een song echt gaat.

“Ik denk niet dat ik songs echt uit het niets verzin. Maar soms lijkt het daar wel op, dan weet ik zelf niet zo goed waar de tekst vandaan komt. Zelfs als ik de indruk heb dat ik het gewoon uit mijn duim zuig – wat ik ook doe – dan denk ik dat het nog altijd redelijk persoonlijk is. (denkt na) De eerste maten van ‘Mirrorball’ hebben geen tekst, en dat voelt voor mij ook persoonlijk aan. Die melodieën komen óók van binnenin. Er is een prachtige regel tekst op ‘A Song for You’ van Leon Russell, waarin hij zegt: ‘And if the words don’t come together / Listen to the melody / ‘Cause my love is in there hiding’. Zo is het een beetje.”

null Beeld Damon De Backer
Beeld Damon De Backer

Dat is eigenlijk hetzelfde als ‘I poured my aching heart into a pop song / I couldn’t get the hang of poetry’, zoals je het zelf op ‘Suck It and See’ zong.

“Ja, maar dat is toch een stuk minder goed, een stuk minder slim. Ik denk dat Leon die wedstrijd heeft gewonnen.”

Nu we toch bezig zijn met tekstanalyse: op ‘Mirrorball’ zing je ‘Somehow giving it the Old Romantic Fool / Seems to better suit the mood’. Die oude, romantische gek is een rol die je wel ligt, denk ik, als ik terugkijk op songs als ‘Cornerstone’, ‘Love Is a Laserquest’ of ‘Arabella’.

“Ja, dat kan ik wel toegeven. Ik denk dat er in die regel tekst heel veel vervat zit. De manier waarop ik zing, het soort songs dat ik in mijn standaardmodus schrijf, om het zo te zeggen, zijn dát soort songs. Een oude romantische gek, daar heb ik wel wat trekjes van. De verteller in ‘Mirrorball’ is zich daar ook bewust van, dat hij die rol speelt, dat die rol hem ligt.”

Voor een band die zo immens is geworden, en een frontman die zo iconisch is dat er heelder websites worden gewijd aan het nieuwe kapsel dat hij zich bij elk nieuw album aanmeet, is het opvallend hoe weinig er geweten is over waarmee Alex Turner zich zoal bezighoudt als Arctic Monkeys of Last Shadow Puppets, zijn nevenproject met Miles Kane, even on hold staan. Zijn relatie met model, presentatrice en modeontwerpster Alexa Chung werd destijds zo breed uitgesmeerd in de Britse tabloids dat hij er een song over schreef: ‘Can’t you sense she was never meant to fill column inches?’, sneerde hij in het inmiddels vijftien jaar oude ‘If You Were There, Beware’.

Nog steeds lijkt hij voortdurend op zijn hoede te zijn: op YouTube doen er compilaties de ronde van interviews waarin Turner op onnavolgbare wijze vragen ontwijkt. In de loop der jaren, zeker vanaf de derde Arctic Monkeys-plaat Humbug (2009), zijn ook zijn teksten poëtischer en hermetischer geworden: minder rechtlijnig dan de scherpe en vaak satirische sociale observaties uit Sheffield, de Britse working-classstad waar Turner en de andere Monkeys opgroeiden, die Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not kleurden.

Noel Gallagher zei ooit dat het bij de eerste twee platen gemakkelijk is om je publiek te bereiken, omdat ze hetzelfde leven leiden als jij. Daarna wordt het anders: jij bent een rockster, en je fans niet.

(lacht) “Ik denk dat er wel een paar rocksterren tussen zitten, hoor, als je goed genoeg kijkt.”

Maar herken je het probleem? In ‘Red Light Indicates Doors Are Secured’ zong je over de problemen om na het uitgaan een taxi te nemen, wat veel fans zullen herkennen. In ‘Body Paint’ gaat het over een fotomodel dat van een covershoot terugkeert in bodypaint.

“Ik heb niet echt een alternatief, op dit moment. En ik denk niet dat het zo rechtlijning, zo simpel is. Toen ik de songs voor Whatever People Say I Am schreef, ging ik er waarschijnlijk niet van uit dat veel mensen die nummers zouden horen, maar ik kan me inbeelden dat ons publiek zich heel direct herkende in de situaties uit onze teksten. Maar dat is maar één aspect van die song. Er is ook de muziek, de melodie, de energie die ertoe bijdraagt dat mensen een emotionele connectie hebben met een nummer. Niet alleen het feit dat zij ook eens op een taxi hebben staan wachten.”

Voor veel jonge rockbands geldt: here today, gone tomorrow. Hadden jullie wel een meerjarenplan?

“Ik denk dat we wel van het idee hielden dat we even konden blijven plakken, maar ik denk niet dat iemand van ons had verwacht dat we dit twintig jaar later nog altijd zouden doen. Nu ja, twintig jaar: pas in 2005 begon het echt te bewegen, dus dat is nog niet echt twintig jaar, toch? Maar onze ambities op dat punt gingen niet verder dan onze eerste plaat maken.”

Sinds Nick O’Malley in 2006 bassist Andy Nicholson verving, zijn er ook geen personeelswissels meer gebeurd. Is het moeilijk om na al die jaren en al dat succes vrienden te blijven?

“Het lijkt toch redelijk eenvoudig. Het is heel fijn om nu weer samen on the road te zijn. We blijven volhouden, vriendschapsgewijs. (grijnst) Matt en ik, maar eigenlijk wij allemaal, zijn al vrienden van voor de band begon. Soms is het goed om die twee van elkaar te scheiden. Enerzijds is er de vriendschap met Matt, Jamie (Cook, gitarist, red.) en Nick, anderzijds zitten we ook samen in een band. Dan zie ik Arctic Monkeys als een ding dat apart staat. Natuurlijk zijn wíj dat, maar wat mij betreft is het logisch om die twee gescheiden te houden.

“We komen deze vrijdag weer samen in Las Vegas, nadat we elkaar twee weken weken niet hebben gezien. Ik ben al opgewonden om iedereen terug te zien. Dat lijkt me een goede zaak, want zoals ik het begrijp is dat niet altijd het geval geweest in de rockgeschiedenis.”

De hoes van 'The Car'. Beeld rv
De hoes van 'The Car'.Beeld rv

Voor de duidelijkheid: jullie gaan naar Las Vegas om er op te treden.

“We gaan gewoon aan de blackjacktafel zitten, we gaan naar Beatles: Love kijken, and then we’re gonna hit the roulette. Nee, inderdaad: we hebben er een concert.”

Misschien is dat wel het begin van een Las Vegas-residentie, in de stijl van Elvis?

(ironisch) “Misschien. Laten we een paar venues testen voor onze residentie. Check out some acoustics.

Denk je al na over waar Arctic Monkeys over twintig jaar staat? Of blijf je van plaat tot plaat leven?

“Het tweede. First, let’s get Las Vegas out of the way. We zijn heel enthousiast over deze plaat, we gaan weer op tournee dit jaar én volgend jaar: dat is waar nu de focus ligt. Momenteel kijk ik niet echt verder dan dat.”

Tot slot: vraag je je ooit af waar je nu zou staan als je als vijftienjarige geen gitaar als kerstgeschenk had gekregen?

“Wat zou ik aan het doen zijn? Geen idee, man. Denk ik daar ooit over na? Nee, eigenlijk niet. Ik denk er nu over na omdat jij het me vraagt. Ik hoop dat ik in dat scenario een meer klassieke opleiding had gehad. Dat is zeker een mogelijkheid. Niet dat ik nu het gevoel heb dat ik veel heb gemist, maar wie weet waartoe dat had geleid. Toen ik naar de universiteit zou gaan, stond ik al in de spotlights. De showbusiness riep.”

En als de showbusiness roept…

“… dan heb je niet echt een keuze. Toch?”

The Car verschijnt op 21 oktober bij Domino Records.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234