Bonobo
"Een groot publiek is als een monster"
De laatste plaat van Bonobo heet Migration, maar zijn door vier windstreken geboetseerde muziek vormt naar eigen zeggen geen manifest over de vluchtelingencrisis. “Het is eerder een manifest voor een nomadenbestaan. Ik geloof dat reizen en voortdurend emigreren betere wezens maakt van mensen.”
Bonobo speelde afgelopen zomer een bevlogen show op Rock Werchter, waarbij Simon Green – de man achter de mensaap – dolde met zoveel verschillende genres en stijlen dat alle wiegende heupen in The Barn een wereldreis leken te maken. Van het New York uit de jaren zeventig, over de Afrikaanse savanne tot hitsig Colombia.
Wanneer we de Britse Ninja Tune-legende ontmoeten, oogt hij minder bevlogen. Zijn gezicht kleurt bleek en grauw. Een uitgebluste geeuw kan hij node onderdrukken, wanneer hij zich in de zetel nestelt. En dan moet hij onze vragen nog doorstaan! “Sorry man”, verontschuldigt hij zich toonloos. “Het leven onderweg begint me te slopen. Eén slapeloze nacht kan al moordend zijn op tournee. Maar ik mag niet zeuren, want de weg die ik heb afgelegd om van muziek mijn leven te maken, is lang geweest. Is dat een lekker biertje, trouwens?”
We bieden hem een slok aan, en verzekeren dat we zo goed als syfilisvrij door het leven gaan. Het aanbod weigert hij met een grijns: “Je zou moeten weten waar ik overal heb gezeten. Euh, grapje! Ik ben het type muzikant dat eerder in zijn slaapkamer werkt dan… nou ja, je weet wel.”
Klappen voor de kluizenaar
Die slaapkamer bevindt zich nu al twee jaar in de heuvels van Los Angeles, waar Green op een boogscheut woont van die andere Britse elektronicagoochelaar, Jon Hopkins. “Jon speelt trouwens piano op de titelsong van Migration. Briljante kerel. En ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat hij de waanzinnigste perfectionist ter wereld moet zijn.
"Na mijn verhuis van Engeland naar Amerika zijn we goede vrienden geworden. Het is net alsof we parallelle levens leiden: elk aan de andere kant van de heuvels, allebei gezworen studiofreaks. De romantiek van in je eentje knoeien aan muziek heeft nog niets aan schoonheid ingeboet. Al moet ik toegeven dat het optreden intussen mijn drijfveer is geworden om telkens weer bloed, zweet en tranen te vergieten in de studio. Blijkbaar heb ik applaus nodig om mezelf te motiveren tot zo'n kluizenaarsleven.”
Green had een paar albums nodig om dat publiek voor zich te winnen. Maar de laatste jaren slaagt hij er met gemak in om grote clubs uit te verkopen. Zelfs in Amerika gaat het hem voor de wind. “Of toch zeker in de alternative-minded steden: New York, Chicago, Los Angeles. Hoe linkser, hoe leuker. In de Yoga Belt – ik vermoed dat ik dat woord net ter plekke heb uitgevonden (lacht) – ben ik geen onbekende naam meer. Zelfs Red Rocks in Colorado kreeg ik dit jaar uitverkocht: zo cool, omdat The Grateful Dead er ooit speelde.”
Geschiedenis schrijven
Over een week staat hij in Vorst Nationaal. Een groot verschil met de AB waar hij in maart ten dans speelde. “Kleine clubs zijn altijd fijn, omdat je er het publiek letterlijk kunt ruiken. Maar ik geef eerlijk toe dat grote shows me nog meer opwinden: het is alsof je de handschoen opneemt tegen een monster. Doe je het niet goed, dan kan die abstracte massa je verscheuren. Doe je het wel goed, dan houd je dat monster kwispelend aan de leiband.” Of die uitdaging met machtsgevoel te maken heeft? “Nee, eerder met ambitie. Als ik oppermachtig zou willen zijn, hulde ik me allicht niet zo vaak in duisternis op het podium. (lacht)”
Bij bonobo's staan de vrouwtjes meestal het hoogst in de rangorde, en eigenlijk is dat ook niet anders bij de live-optredens van Green. Daar staat de Brit liefst achter de rug van zijn zangeressen en andere bandleden. “Ik heb nooit beroemd willen zijn, of de patserige rockster willen uithangen. Zelfs als kind boeide me dat niet. Het enige wat ik altijd hoopte, was om een plaatsje in de muziekgeschiedenis te verdienen. Zover sta ik nog lang niet. Maar fuck it, ik ga het wel tot mijn laatste adem blijven proberen.”
Bonobo speelt op 15/11 in Vorst Nationaal, Brussel.