RecensieBoeken
‘Een geest in de keel’: dichter Doireann Ní Ghríofa schrijft een prozadebuut gedrenkt in moedermelk ★★★☆☆
‘Dit is een vrouwelijke tekst’, zijn de woorden waarmee de Ierse dichter Doireann Ní Ghríofa haar bijzondere prozadebuut Een geest in de keel opent. Een jonge moeder raakt in dagen van zogen en kolven geobsedeerd door een achttiende-eeuwse dichteres.
Ze zullen vaker terugkomen, die woorden, minder nadrukkelijk maar in velerlei betekenis. Dit is een vrouwelijke tekst, omdat die gaat over vrouwen die door de geschiedenis zijn uitgewist. Dit is een vrouwelijke tekst, omdat die gaat over taken van ‘De Velen’ die thuis het huishouden doen – taken die zelden een plek in de literatuur vinden zoals hier. En bovenal is dit een vrouwelijke tekst, omdat die is gedrenkt in moedermelk.
Voor mannen die toch al afhaken bij boeken van vrouwelijke auteurs is dit natuurlijk meteen een rood sein. Maar voor wie ervoor openstaat: deze vrouwelijke tekst van Ní Ghríofa is bijzondere, hoog-literaire én meeslepende non-fictie over zwanger- en moederschap, liefde en literatuur.
Met de auteur, derde kind aan de borst, vervolgens het vierde – verslaafd is ze, aan ‘de roes van het baren’ – kom je terecht in de wereld van de achttiende-eeuwse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill. Het gedicht dat zij schreef na de moord op haar man Airt Uí Laoghaire in 1773 geldt als een van de belangrijkste Ierse literaire werken.
Patriarchaat
Een ‘caioneadh’ is het, klaag- en lofzang ineen. In het Engels staat het bekend als The Lament for Art O’Leary. Ní Ghríofa voelt een magische verbondenheid met de tekst, waar ze als elfjarige op school al een kalverliefde voor opvatte door het tragische liefdesverhaal. Maar nu te meer omdat Eibhlín ook moeder is, van twee zoontjes, een ongeboren kind nog in haar buik.
Het zijn Ní Ghríofa’s ‘dagen van melk’, tien jaar waarin ze of zwanger is of de borst geeft of allebei. Tijdens het kolven – het enige rustmoment tussen de eindeloos repetitieve lijstjes huishoudelijke taken – verdiept ze zich in de tekst.
Steeds meer bijt ze zich vast in het leven van Eihblín, van wie in de wereld van het patriarchaat alleen bekend is dat ze vrouw was van O’Leary en vooral: tante van Daniel O’Connell, de Ierse katholieke leider die bekend stond als The Liberator. Een figurante in mannenlevens. Ni Ghríofa’s ‘geest’.
Alle minieme feitjes die ze vindt prikkelen haar verbeelding. ‘Ik stofzuigde en schrobde, las verhaaltjes voor en propte dekbedden in dekbedhoezen en ondertussen werd de vrouw hoe langer hoe echter voor me.’
Ní Ghríofa beziet haar bezigheden van zekere afstand en met zekere humor; zij en haar man hebben ervoor gekozen van zijn salaris een karig bestaan in huurwoningen te leven en ze munt uit in geestige (en herkenbare) opsommingen van huishoudelijke taken, het doorstrepen op de lijst een ‘bron van vreugde’.
Zoals ze niet kan ophouden met borstvoeden – Dienstbaar zijn! Nodig zijn! – kan ze Eihblín niet loslaten. Wat het allemaal is en waar het toe dient weet ze aanvankelijk niet. Maar uiteindelijk beseft ze dat het jarenlang doorpluizen van verspreide puzzelstukjes geen verspilde moeite is geweest, maar voorbereiding. Zo wordt Een geest in de keel de weerslag van een persoonlijke en literaire zoektocht, die telkens als Ní Ghríofa even te ver dreigt te voeren, toch weer een nieuwe verrassing in zich draagt.
Bloed en liefde
En ondertussen is er, inderdaad, de magie van die oude caioneadh zelf. Langzaam wordt je meegezogen in die tekst vol bloed en liefde, decennia mondeling overgedragen van vrouw tot vrouw en rond 1800 opgetekend. Ní Ghríofa beklaagt zich over de rammelende Engelse vertalingen, doet zelf een poging waarover ze ook niet tevreden is maar die aan het boek is toegevoegd.
Helaas vergaloppeert vertaler Caroline Meijer, die de lopende tekst wel prachtig verwoordt, zich hier op menig punt. Hoe, hoe (!) kan bijvoorbeeld een frase als ‘how my eye took a shine to you/ how my heart took delight in you’ zoiets plats worden als: ‘ik viel als een blok voor jou/ mijn hart was verrukt van jou.’ Zeker geen klein minpunt in een boek waarvan een achttiende-eeuwse tekst het hart vormt.
Maar daar kan Ní Ghríofa dan weer niks aan doen.
Zij schreef een vrouwelijke tekst, die zoals ze zelf constateert óók een caioneadh is: ‘een klaaglied en een sloofzang, een lofzang, een psalmodie en een lijkzang, een rouwklacht en een echo, een refrein en een hymne.’ Zing mee, vraagt Ní Ghríofa.
Een onweerstaanbare oproep.
Doireann ní Ghríofa, Een geest in de keel,, Van Oorschot, 304 p., 24,50 euro. Vertaald door Caroline Meijer.