J. De Witte leest
Een eindeloos, onzinnig gezoek naar woorden
Wat zijn ze goed, die nieuwe Vlaamse schrijvers. Prijzen dat ze winnen! J. De Witte nestelt zich in zijn comfortabele Nederlandse leunstoel, overschouwt de polonaise en denkt er het zijne van. Vandaag: Roderik Six.
Wie wist zich in Vlaanderen de voorbije jaren verblijd met de titel 'Literaire Belofte'? Ik loop het lijstje even af: Kris Van Steenberge, die hebben we gehad, met al z'n prijzen. Die wordt hooguit de nieuwe Cyriel Buysse, of beter: de oude, naast zijn vast werk als leraar op de mavo. Griet Op de Beeck, die wordt de nieuwe Jomanda, zeker weten. Lara Taveirne: ik twijfel grondig, zij het niet aan de kracht van haar blauwe ogen. Ann De Craemer dan? Neen.
Wie werd er voorts geëerd, gelauwerd en bewierookt? Christophe Van Gerrewey staat in dit lijstje, alsook Marnix Peeters, maar laten we beginnen met Roderik Six. Diens debuutroman, Vloed, werd drie jaar geleden in de duistere krocht van de Vlaamse Letteren ingehaald als lichtpunt; zijn ster zou de weg wijzen, zijn boek luidde het begin van de opleving in.
Intussen zitten wij nog steeds te wachten op Six' tweede roman (zelfs in de aanbiedingsfolders voor 2015 is er van hem voorlopig geen spoor), wat op zich geen slecht teken hoeft te zijn: al te vaak worden jonge schrijvers door hun uitgeefbazen aangepord en opgejut om toch maar snel met vers werk voor de dag te komen, met leuzen die vaak de woorden 'ijzer', 'smeden' en 'heet' bevatten. Al te vaak leidt dit tot onzorgvuldig of onnauwkeurig geschrijf en tot halfslachtige, schamele boeken, en dan zijn we nog verder van huis.
Enige tijd geleden verscheen wel al De boekendokter, een werkje dat Roderik Six bouwde rond de columns van zijn veel te vroeg gestorven Vlaamse vriend Thomas Blondeau. Daar kunnen we dus niet veel mee aan, al leren de wat gezwollen inleiding van Six en zijn verdere interventies in het werk ons wel een en ander. Namelijk: Roderik Six kan wat schrijven, maar hij is, zoals een recensent het ooit opschreef, te veel een etaleur. Een showman, een window dresser. Zijn verlangen om een Echte Schrij-ver te zijn is zo groot, dat dit verlangen voortdurend, alle aandacht op-eisend, door het beeld komt lopen.
Ooit, lang geleden, beweert Six in De boekendokter, schreef hij het regeltje 'Dood is waar de taal faalt' neer. Hij wist toen niet wat het betekende: het vloeide z'n pen uit, maar hij besefte wel meteen dat het een of andere essentie bevatte. 'Uitgeroesd leun je naar achter en bekijk je met enige verbazing het resultaat', schrijft hij; 'woorden die je niet echt bedacht hebt... die meteen in de perfecte slagorde staan... Alsof je een buitenaards kristal in handen hebt gekregen... Goed geslepen... Een zwarte diamant...'
Die Six vindt zichzelf een hele pief, denk je als lezer meteen, en dan is hij nog niet eens begonnen met het strooien met namen en traktaten, als waren het serpentines met carnaval. Roland Barthes wordt erbij gehaald, Wittgenstein, Jezus, Orpheus, Dylan Thomas en Samuel Beckett, allen ten bewijze dat er aan de Taal niet te ontsnappen valt, dat het dan wel een 'onmachtig instrument (mag) zijn in het aanschijn van de dood, een bot lemmet dat breekt op het monolitisch zwart, ze is wel de enige werkelijkheid'. 'We zijn veroordeeld tot onze woorden, bestaan slechts uit die kluisters'.
Veel nevel, veel mist, veel lage bewolking, hier.
'Kijk, een woord!' zucht de schrijver versaagd, met een besluiteloos handgebaar, van achter het beslagen raam.
Dan maar eens op zoek gegaan naar die veelbelovende debuutroman van deze Gekluisterde, en hierin treffen wij de patiënt warempel in dezelfde toestand aan, lijdend aan dezelfde kwaal - weliswaar in een nog wat minder driest stadium.
Vloed speelt zich af in een studentenhuis, nadat een zondvloed de aarde heeft doen onderlopen. De hele roman door blijft het regenen, en het boek werd door vele recensenten dan ook geprezen om zijn schitterende taalkundige variaties op deze eeuwige neerslagactiviteit.
Onzinnig gezoek naar woorden
Variaties zijn er inderdaad meer dan genoeg: op de ene bladzij heet het: 'Stofregen vlijt neer op ons gezicht... Als een warm vlies ligt het water op onze huid...' De volgende dag is het 'Spikkelregen... De druppels vallen ver van elkaar... als een paar schaarse spatten op een grijs canvas...' Dan weer is het 'Een hevige regen met dikke glibberige druppels als spatten smeerolie'.
We draaien de pagina om, en daar vliegen 'Druppels als vloeibare kogels... die het gebouw vergiftigen', en in een volgend hoofdstuk miezert het: 'Dunne stipjes die in gestage vlagen tegen je aanwaaien als speldenprikken zonder pijn'.
Dit verdient geen lof. Dit is een eindeloos, onzinnig gezoek naar woorden die hetzelfde beschrijven. Dit is kliederen met metaforen die ook nog eens de helft van de tijd kant noch wal raken. Dit is, inderdaad, etaleren: wat dacht u van 'De regen valt op mijn tanden... Koud water glijdt als kwikzilver langs het ivoor en vult mijn onderlip'.
Dat moeten nogal tanden zijn, asjemenou!, als het water er als kwikzilver langs kan glijden! En wat te denken van die gevulde onderlip!
Het verhaal is saai. Het is niet meeslepend. En daarom denkt Six: ik doe het klinken alsof het dat wél is. 'In mijn mond plakte een kleffe smaak... Net op tijd scheurden mijn lippen vaneen... Muffe lucht raspte hoorbaar langs mijn huig... Mijn geest was ontdaan, zonder ballast en toch terneergedrukt door een onbestemde zwaarte'. Iemand voelt zich niet echt super, dat is duidelijk - maar wat stáát er daar nu eigenlijk allemaal? Denk je als lezer: ha ja, daar kan ik me wat bij voorstellen - of liever nog: zo heb ik me ook al wel eens gevoeld?
Neen. Het zijn woorden, er is over nagedacht, maar ze staan daar maar, fraai te wezen, de indruk gevend dat er een heleboel achter schuilgaat.
De lege plekken, de verveling verbergend.
Het geinige is, als je er tenminste niet te zwaar aan tilt, dat recensenten die dit soort boeken bespreken, vaak de holheid en het suggestieve van het gelezene overnemen of imiteren. Ik heb er een paar opgezocht: '(Six) schrijft alsof hij met pas geslepen messen jongleert... beklijvend, onthutsend, verbijsterend' (leg uit waar dit op slaat); 'Zijn personages kantelen uit de samenleving... Ze weren elkaar af' (knoop daar maar 'ns iets aan vast).
Neen. Roderik Six, die is het dus ook niet.
Volgende week: Christophe Van Gerrewey