AchtergrondTick, Tick... Boom!
Doodsangst en jazzhands: ‘Tick, Tick... Boom!’ geneert zich niet om een musical te zijn
Doodsangst, hiv en gefnuikte kinderdromen. Netflix neemt een gok met een miljoeneninvestering in Tick, Tick... Boom!, een musicalfilm die geen taboe uit de weg gaat. Kenners zijn enthousiast, maar is het brede publiek klaar voor een musical die met de klassieke verwachtingen van het genre speelt?
“De laatste tijd hoor ik steeds vaker een getik in mijn hoofd, zoals het geluid van een tijdbom.” Aan de vooravond van zijn dertigste verjaardag in 1990 wordt Jonathan Larson gedwongen om enkele existentiële knopen door te hakken. Vanuit een troosteloze flat in Manhattan sleutelt hij al acht jaar aan een musicalbewerking van George Orwells roman 1984, een voorstelling die voor zijn langverwachte doorbraak moet zorgen. Het grote succes blijft echter uit en ondertussen ruilen steeds meer bevriende kunstenaars hun artistieke plannen in voor een carrière in de bedrijfswereld. Larson, die jarenlang geloofde dat hij de Amerikaanse theatercultuur zou omgooien, twijfelt voor het eerst aan zijn talenten. “Volgende week ben ik even oud als Paul McCartney toen hij zijn laatste nummer met John Lennon schreef. En waar kan ik precies trots op zijn?”
De tumultueuze dagen in aanloop naar Larsons dertigste verjaardag vormen de basis voor Tick, Tick… Boom!, een filmadaptatie van de autobiografische solovoorstelling waarmee de componist in 1990 langs verschillende kleine zalen trok. Bij de première van zijn relatief obscure productie kan Larson onmogelijk inschatten dat een Hollywoodstudio ooit miljoenen in zijn werk zal pompen. Want de man wordt wel degelijk een legende in de Amerikaanse theaterscene, alleen maakt hij dat zelf nooit mee.
Op de ochtend van de eerste preview van zijn musical Rent in 1996 overlijdt Larson onverwacht aan de gevolgen van een verbreding van een van zijn slagaders. Hij is amper 35 en mist hoe Rent, een rockvoorstelling over kunstenaarschap met thema’s als aids, verslavingen en gentrificatie, uitgroeit tot een monsterhit. De productie loopt twaalf jaar op Broadway, krijgt talloze internationale bewerkingen en wordt overladen met prijzen. “Larson herdefinieerde wat musicals konden zijn”, schreef theatercriticus Eric Grode onlangs in The New York Times.
Doodsangst
De manier waarop Larson Broadway de 21ste eeuw binnenloodst, inspireert ook een nieuwe generatie theatercomponisten. Lin-Manuel Miranda, de bekende musicalschrijver die met Tick, Tick… Boom! debuteert als regisseur, ziet de solovoorstelling van zijn inspiratiebron live tijdens zijn laatste jaar aan de universiteit. Als jonge New Yorker met een artistieke vernieuwingsdrang en een flinke portie doodsangst herkent hij zich in de existentiële vraagstukken waarmee Larson kampt.
“De voorstelling toonde me een toekomst waarin al mijn kunstzinnige vrienden ‘echte jobs’ zouden nemen en ik als enige idioot mijn kinderdroom bleef najagen”, vertelde Miranda aan The New Yorker. Toch heeft dat enigszins fatalistische beeld geen ontmoedigend effect. Hij wordt nog ambitieuzer en laat zich creatief inspireren door Larson. In zijn bekroonde musicals In the Heights en Hamilton, waarin rap als stijlmiddel gebruikt wordt, worden de protagonisten opgejaagd door dezelfde klok die de componist van Rent ooit hoorde. Met de filmadaptatie van Tick, Tick… Boom! wil hij het werk van Larson nu bij een breder publiek bekend maken.
Larson werd de afgelopen jaren een cultfiguur, maar de film past voor een verheerlijking van de betreurde artiest. “Hij was geen heilige”, vertelde Miranda aan The New Yorker. “Als hij overtuigd was van zijn eigen gelijk gaf hij geen millimeter toe.”
In de filmbewerking wordt het koppige karakter van Larson in de verf gezet door de introductie van nieuwe scènes die tot stand kwamen na gesprekken met zijn persoonlijke vrienden. Zo maken zijn existentiële angsten hem dermate egocentrisch dat hij weigert tijd vrij te maken voor zijn getormenteerde partner en kan hij zich moeilijk inleven in het standpunt van anderen. Dat veroorzaakt conflicten die vaak pijnlijk zijn om naar te kijken.
“Je schrijft musicals in je woonkamer, het is niet alsof je het regenwoud aan het redden bent”, werpt zijn beste vriend Michael op tijdens een discussie over zijn gebrek aan relativeringsvermogen. Wanneer even later alweer een personage aan aids sterft, voelt de mantra van de gezonde Larson over de tijdbom die hem spoedig zal doden wat wrang aan.
Dat Tick, Tick… Boom! er toch in slaagt voldoende sympathie voor Larson op te wekken, is grotendeels de verdienste van hoofdrolspeler Andrew Garfield. De man oogstte eerder lof met zijn vertolkingen in films als Hacksaw Ridge en Silence, maar schoolde zich voor de gelegenheid om tot musicalacteur. In zijn spel vindt hij een evenwicht tussen de jeugdige naïviteit van iemand die gelooft dat hij zijn generatiegenoten zal wakker schudden en de verbittering van een volwassene die ontdekt dat idealisme ook economische repercussies heeft.
Daarnaast geeft Miranda hem en de rest van zijn ensemble voldoende ruimte om ook de muzikale scènes geloofwaardig te brengen. Waar recente filmmusicals als La La Land of A Star Is Born zich nog geneerden voor hun eigen theatraliteit, gebruikt Tick, Tick… Boom! de muziek van Larson als een component die evenwaardig is aan de dialogen. Aan het eind van de film is het regenwoud niet gered, maar is er wel weer hoop dat de Amerikaanse filmmusical nog niet dood is.
Tick, Tick... Boom! is vanaf 19 november te zien op Netflix.