Zijn er foto’s die deel uitmaken van een wereldwijd visueel geheugen, vroeg historicus Rutger van der Hoeven zich af. Onderzoek bracht hem tot een topzes.
80 procent van de wereldbevolking kent de foto van het tweede vliegtuig dat de Twin Towers invloog op 11 september 2001. Daarmee is het mogelijk ’s werelds bekendste historische foto, op de voet gevolgd door de maanlanding van Neil Armstrong (1969) en het portret van Che Guevara (1960). Zo blijkt uit promotieonderzoek van de Nederlandse historicus Rutger van der Hoeven (Universiteit Utrecht).
‘Onder wetenschappers leeft het idee dat er foto’s bestaan die tot een soort wereldwijd collectief geheugen behoren’, zegt Van der Hoeven, die behalve universitair docent ook buitenlandjournalist. ‘Ik wilde weten of dat ook echt zo is.’
Van der Hoeven doelt op iconische beelden die telkens terugkeren, via media of geschiedenisboeken, en zo symbool zijn gaan staan voor gebeurtenissen in het verleden. Hij besloot de proef op de som te nemen en schakelde het internationale onderzoeksbureau SSI in om een panel van wereldburgers naar 25 beroemde nieuwsbeelden te laten kijken. Foto’s, zo stelde hij ook vast, die voornamelijk zijn verspreid via ‘een westerse infrastructuur’ van de persbureaus Reuters (Brits), AP (Amerikaans) en AFP (Frans).
Uiteindelijk bekeken drieduizend deelnemers uit twaalf landen – Turkije, Argentinië, Brazilië, de VS, Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Italië, Rusland, India, China en Japan – de door Van der Hoeven gekozen beelden. Afrikaanse en Arabische landen ontbreken, daar had het onderzoeksbureau te weinig respondenten. Per land namen mensen deel van verschillende leeftijd, opleidingsniveau en politieke oriëntatie.
‘Mensen over de hele wereld hebben gedeelde referenties van het verleden’, concludeert Van der Hoeven op basis van zijn onderzoek. ‘Ik heb zes foto’s gevonden die deel uitmaken van een gezamenlijk mondiaal visueel geheugen.’
Behalve 9/11, de maanlanding en Che zijn er nog drie beelden die pakweg de helft van de wereldbevolking (her)kent. Dat zijn het naakte wegrennende ‘napalmmeisje’, ‘tankman’ op het Tiananmenplein in Beijing (1989) en de zes Amerikaanse soldaten die een vlag hijsen op het Japanse eiland Iwo Jima in 1945.
De kracht van deze beelden schuilt volgens Van der Hoeven niet in de esthetiek. ‘Ze hebben vaak meer culturele dan kunstzinnige status. Het zijn vooral simpele beelden met een heldere betekenis.’
Van der Hoeven wilde ook weten wat mensen met een verschillende achtergrond lezen in de iconische foto’s. ‘We gaan ervan uit dat een beeld voor zichzelf spreekt, of dat onze interpretatie overeenkomstig is, maar dat is helemaal niet zo. Waar de een zegt: dit is hoe honger eruitziet, zegt een ander: dit is een commentaar op ongelijkheid in de wereld en ons onvermogen om dat op te lossen.’
In zijn proefschrift onderscheidt Van der Hoeven vijf manieren om een foto te interpreteren: puur informatief/documentair (‘zo ziet oorlog eruit’), als een praktische wenk (‘gooi geen eten weg’), een emotioneel appèl (‘we moeten onze kinderen beter beschermen’), een moreel oordeel (‘de mens is slecht’) of meer categorisch (deze foto staat voor ‘honger’ of ‘terrorisme’).
Tot slot vonden oudere deelnemers in alle landen beelden van de oorlog in Vietnam en de Tweede Wereldoorlog vaker belangrijk dan jongeren. Jongeren (tot 35 jaar) kozen daarentegen voor het beeld van hongersnood in Soedan.
Italianen zijn veruit de beste herkenners én – mogelijk houdt dit verband – ze hebben de grootste emotionele respons bij de beelden, ontdekte Van der Hoeven. Japanners herkennen het minst en worden het minst geraakt door de beelden die ze zagen, zij zien foto’s meer als informatief. Eén beeld riep in Japan geheel andere associaties op dan in de rest van de wereld: de 9/11-foto van de man die uit het raam van de wolkenkrabber springt. Veel Japanners kenden de foto niet. Een aantal schreef : ‘Dit is wat werkdruk met je doet.’