AchtergrondKunstbeleid
Deadline voor subsidiedossiers lonkt, en daar hangt voor veel kunsteninstellingen nog meer van af dan anders
Voor het gesubsidieerde kunstenveld is het woensdag D-day: dan moeten de dossiers voor de komende subsidieronde worden ingediend. Voor het eerst kunnen grotere spelers voor tien jaar ondersteund worden, in plaats van voor vijf jaar. En daar blijkt veel belangstelling voor te zijn.
De traditionele deadlinestress voor het indienen van de subsidiedossiers is dit jaar nog iets groter, in een kunstenveld dat zijn coronawonden likt. Elk dossier wordt geschreven met de gedachte dat in 2023 de pandemie voorbij is, al durft niemand dat met zekerheid te voorspellen, en intussen moesten heel wat spelers de reserves aanspreken om de afgelopen twee seizoenen door te komen.
“De gemiddelde organisatie haalt 63 procent van haar omzet uit eigen inkomsten”, zegt Leen Laconte van Overleg Kunstenorganisaties (oKo). “Maar dan moet je wel normaal kunnen functioneren. Als de coronasituatie blijft aanslepen, zullen heel wat spelers een probleem hebben om hun vooropgestelde inkomsten te behalen.”
Daarnaast is er het nieuwe Kunstendecreet, dat na heel wat kritiek van de politieke oppositie en de kunstensector dit voorjaar werd goedgekeurd. Een van de opvallendste wijzingen in het decreet zijn de tienjarige subsidies waarop bepaalde grotere organisaties aanspraak kunnen maken. Een subsidieperiode loopt normaal vijf jaar: deze ronde behandelt de periode van 2023 tot en met 2027. Door die looptijd te verdubbelen, wil Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA), ook bevoegd voor Cultuur, meer financiële stabiliteit verlenen.
Compromis
Aanleiding daarvoor was de vraag van de drie grote stadstheaters – KVS in Brussel, Toneelhuis in Antwerpen en NTGent – om als Vlaamse Kunstinstelling erkend te worden, zoals dat nu al het geval is voor onder andere De Singel, Voo?uit en Opera Ballet Vlaanderen. Die vraag werd niet ingewilligd, maar door het introduceren van ‘Kerninstellingen’ stelde Jambon een compromis voor. Alleen liep de sector daar niet warm voor. De vrees leefde dat de introductie van een nieuwe categorie het kunstenlandschap zou opdelen, in plaats van de onderlinge dynamiek te versterken. Dat de Kerninstellingen een beheersovereenkomst zouden moeten afsluiten met de overheid, leidde tot gemor over politieke inmenging.
Sindsdien werd er nog heel wat gesleuteld aan het plan. De term ‘Kerninstellingen’ werd geschrapt, en het is niet langer een aparte categorie: ze behoren nog steeds tot het ‘Brede Veld’ van gesubsidieerde organisaties. Organisaties die over tien jaar gesubsidieerd worden, krijgen halverwege een evaluatie. Afhankelijk daarvan kan hun subsidie met 20 procent verhoogd of verminderd worden.
Zo lijkt de kritiek stilaan te gaan liggen. Zowel KVS, NTGent als Toneelhuis geven aan dat ze hun subsidiedossier indienen met het oog op die tienjarige subsidie. “Eigenlijk vinden wij nog altijd dat wij aan de tien voorwaarden voldoen om als Kunstinstelling erkend te worden, zoals internationale uitmuntendheid”, stelt Michael De Cock, artistiek leider van KVS. “Maar op dit moment is dit voor ons de beste optie. Het kan ons meer financiële stabiliteit bieden op lange termijn.”
Dertig aanvragen voor tien jaar
De stadstheaters zijn niet alleen met die ambitie. Zo’n dertig organisaties zouden een dossier indienen voor een tienjarige ondersteuning. Er wordt vooral gekeken naar instellingen met een eigen infrastructuur, zoals de jeugdtheaters hetpaleis (Antwerpen), Kopergietery (Gent) en Bronks (Brussel). “Hetpaleis dient inderdaad een dossier in voor tien jaar”, bevestigt directeur Els De Bodt. “Wij hebben een werking die een langetermijnperspectief verdient, en we hebben ook de ambitie om op die manier door te groeien tot Kunstinstelling.”
De vrees voor politieke inmenging door het afsluiten van een beheersovereenkomst leeft niet bij De Bodt. “Wij werken nu al met een raad van bestuur die politiek wordt samengesteld en zowel het stadsbestuur als de regering vertegenwoordigt.”
Ook Steven Vandervelden van het STUK (Leuven), dat een dossier voor tien jaar indient, is daar redelijk gerust in. “Misschien ben ik naïef, maar ik ga ervan uit dat men niet op een negatieve manier politieke grip zal proberen te verkrijgen. En het STUK verdient zeker zijn plaats in het verstevigde kunstenlandschap dat de minister ambieert. Wij hebben meer dan 10.000 vierkante meter aan infrastructuur en krijgen in een niet-coronajaar 215.000 bezoekers over de vloer, waarvan 90.000 voor onze eigen werking. Ook inhoudelijk proberen wij het landschap te versterken, door kunstenaars en andere organisaties op te tillen.”
De vraag is hoeveel van die tienjarige aanvragen gehonoreerd zullen worden. “Het voorziene budget van deze subsidieronde is zo’n 150 miljoen euro, of 0,28 procent van de Vlaamse begroting. Maar is dat wel voldoende?”, vraagt Laconte zich af. “De koopkracht daalt, de levensduurte en de personeelskosten stijgen en het nieuwe Kunstendecreet brengt nieuwe opdrachten en ambities met zich mee, zoals de aandacht voor fair practice en landschapszorg. Worden daarvoor bijkomende fondsen gevonden?”
Binnen de sector leeft de angst dat dossiers die een goede beoordeling krijgen toch naast het net zullen vissen. “Wij pinnen ons niet vast op een aantal”, reageert het kabinet-Jambon op de vraag voor hoeveel tienjarige subsidiedossiers er ruimte is. “Wij laten de beoordelingscommisssies hun werk doen en zullen zien wat daaruit komt.”