BoekenrecensieLászló Krasznahorkai
De zinnen van Krasznahorkai in ‘Oorlog en oorlog’ zijn lavastromen, bulldozers voor de menselijke geest ★★★★★
Onnavolgbaar, dat is wel het minste wat je over de romans van de Hongaar László Krasznahorkai kunt zeggen, en dat gaat ook op voor zijn pas vertaalde Oorlog en oorlog.
“Ik ben niet naar hier gekomen om een nieuw verhaal te beginnen, maar om een oud af te maken”, zegt Korin György tegen de man bij wie hij in New York een kamer huurt. Hij ontmoette deze meneer Sárváry toen hij hem op de JFK-luchthaven als tolk had toegewezen gekregen, nadat hij door een onbegrijpende douane apart was genomen. Die verstond immers geen Hongaars en de rechtstreeks uit Boedapest ingevlogen Korin kwam niet veel verder dan “yes” en “no”.
Welk verhaal Korin wil afwerken, en waarom, komen we slechts mondjesmaat te weten in László Krasznahorkais oorspronkelijk uit 1999 daterende, maar nu pas vertaalde roman Oorlog en oorlog. Het boek begint immers op een voetgangersbrug over de spoorweg in een klein Hongaars stadje. Daar wordt de 44-jarige Korin door zeven kinderen overvallen en bedreigd met een mes. Ze willen zijn geld, schreeuwen ze, waar ze al gauw van terugkomen omdat de man met zijn slonzige jas beweert dat hij niets heeft en ze - die kerel blijft immers maar doorratelen als een halvegare - nooit eerder bereid geweest zijn iemand zo grif te geloven.
Het is een scène die Korin meteen neerzet als een wat zonderling figuur. Zijn huwelijk met Hermes is gestrand en zijn baan als archivaris is ook niet meteen je dat. Zeker omdat hij ervan overtuigd is dat de geschiedenis niet bestaat en er alleen menselijke constructies zijn, wat zijn werk ook nog eens futiel maakt. Steeds vaker verlangt hij naar de overzichtelijkheid, veiligheid en vertrouwdheid die de wereld hem ooit leek te bieden, maar tot zijn schrik voelt hij daarentegen hoe zijn hoofd van zijn ruggengraat los lijkt te komen en beseft hij dat de huid alleen niet sterk genoeg zal zijn om de boel bij elkaar te houden.
Wat die zeven kinderen niet beseften toen ze de sjofele Korin op de loopbrug van zijn sigaretten beroofden en daarmee dachten zijn hele bezit in handen te hebben, was dat er een dikke envelop geld in de voering van zijn jas verstopt zat, én een manuscript. Dat had de archivaris niet veel eerder tussen wat waardeloze papieren uit de vroege jaren veertig gevonden. Naam noch titel stonden erop, maar Korin begon te lezen en kon niet meer stoppen voor het uit was. Dit was waar hij altijd naar op zoek was geweest, besefte hij, en dus vatte hij het plan op naar het centrum van de wereld te reizen, naar New York dus, om het manuscript daar eeuwigheidswaarde te geven door het op internet te plaatsen. En dus verkocht hij al zijn bezittingen en vertrok hij met een jasvoering vol geld naar het station.
Romanesco-bloemkool
Beetje gek gegeven, denk u nu misschien, maar dan kent u Krazsnahorkai wellicht niet, wiens boeken niet alleen fenomenaal boeiend en verslavend, maar ook bijzonder bevreemdend en ontwrichtend zijn. Dat gold voor Satanstango, De melancholie van het verzet en Baron Wenckheim keert terug, zijn drie eerdere romans die in het Nederlandse werden vertaald, en dat geldt ook voor Oorlog en oorlog.
Er zijn schrijvers die hun hoofdstukken nummeren, er zijn er zelfs die hun paragrafen nummeren, maar ik ken er maar één die zijn zinnen nummert, Krasznakorkai dus, die makkelijk zinnen schrijft van een pagina of vier lang. Ze zijn wel eens vergeleken met lavastromen, je zou er ook bulldozers voor de menselijke geest in kunnen zien, maar wellicht lijken ze nog het meest op Mandelbrot-fractalen, structuren die bestaan uit kleinere identieke structuren, die wentelen en wervelen en van een roman van Krasznahorkai een reusachtige romanesco bloemkool maken.
Steeds dieper en dieper raak je als lezer verstrikt in die literaire fractalen. Verzet heeft geen zin, je kunt je alleen maar laten meevoeren de geest van Korin in, om terug te keren naar Oorlog en oorlog.
Het manuscript dat Korin in New York uittikt gaat over vier mannen die een reis door Europa en de tijd maken op zoek naar vrede, maar ze vinden alleen maar oorlog. Volgens de zonderlinge archivaris is het een tekst met een grote zeggingskracht die hem uiteindelijk zelfs naar het Zwitserse Schaffhausen zal brengen, naar een van de beroemde iglo’s van Mario Merz. Talloze exemplaren maakte deze in 2003 gestorven Italiaanse arte povera-kunstenaar ervan, bekleed met zakjes aarde, leer, takken of gevonden stenen. Het lijken koepeltjes om de wereld buiten te houden, maar die er tegelijkertijd ook middenin staan, want zoals de openingszin van Oorlog en oorlog luidt: ‘De hemel is verdrietig’.