BoekenrecensieTove Ditlevsen
De vroege verhalen van Tove Ditlevsen: beklijvende doorsneetjes van ellendige levens, met een plakje bittere humor
Vastgelopen levens en falende huwelijken, gedesillusioneerde vrouwen, leugenachtige mannen en veel mentale averij. De ingrediënten uit de latere boeken van Tove Ditlevsen zijn al volop aanwezig in de vroege verhalen uit Kwaad geluk.
Het blijft bizar hoe het sommige auteurs vergaat: gevierd en op handen gedragen bij leven, daarna langzaam en soms voorgoed in de vergeetput. Toch worden we de laatste jaren verwend met fameuze herontdekkingen, van John Williams (Stoner) en R.C. Sherriff tot Nobelprijswinnaar Roger Martin du Gard of in Nederland Dola de Jong. Alsof alle uitgevers een hele machinerie in gang hebben gezet om hun eigenste literaire klassiekers op te sporen. En het lezerspubliek lust er wel degelijk pap van. Dat ook vergeten vrouwelijke auteurs daarbij ontsloten worden, is een extra winstpunt.
De Deense Tove Ditlevsen (1917-1976) – in eigen land ooit erg populair – groeide zelfs uit tot een wereldwijd fenomeen dankzij haar Kopenhagen-trilogie (met Kindertijd, Jeugd en Afhankelijkheid). Dit prangende memoiredrieluik toonde de geaccidenteerde zoektocht van een arbeiderskind uit de volkswijk Vesterbro naar een evenwichtig en onafhankelijk bestaan. Tot Ditlevsen besefte dat het geluk haar steeds weer zou voorbijlopen. Ze raakte gebarricadeerd in vreugdeloze huwelijken (vier in totaal) en belaagd door depressies. Door haar verslaving aan pijnstillers raakte ze helemaal van het padje af.
Toch kun je het oeuvre van Ditlevsen amper nog wegdenken uit je boekenkast – canonwaardig is het, ja. Een schrijfster van wie je elke vertaalde snipper met een zekere unheimische spanning tegemoet ziet. En gezien haar uitgebreide oeuvre – zowat dertig dichtbundels, romans, korte verhalen en memoires – valt er nog flink wat te verwachten. Vorig jaar verscheen De gezichten, waarin we afdaalden in de duistere, galopperende geest van een kinderboekenschrijfster die compleet haar greep op de realiteit verliest. Nu is er de vroege verhalenbundel Kwaad geluk uit 1963. En natuurlijk is geluk – de Engelse titel luidt niet toevallig The Trouble with Happiness – een begeerd maar onbereikbaar goed.
Wegcijferen
Deplorabele, vastlopende levens vol gemiste kansen, huwelijkse spanningen, oprispende of maar net onderdrukte woede: het passeert allemaal de revue in deze verhalen. Ze hebben soms veel weg van de kitchen sink dramas, die in het Britse toneel uit de jaren 1950 in trek waren, met benauwende huis-tuin-en-keukentaferelen uit de lower class. Maar Ditlevsen voegt er een heel eigen dimensie aan toe; ze tilt haar proza op een hoger, soms vervreemdend plan. Toch is er steeds dat heldere taalgebruik, genadeloos scherpe waarnemingsvermogen en die beeldrijke trefzekerheid. Die brengt je als lezer soms aan het trillen als een espenblad.
Vaak leven man en vrouw op elkaars lip, tergen en terroriseren ze elkaar. Het ongemak spat van de pagina’s. Met bijvoorbeeld deze bedrieglijke eerste zin uit het openingsverhaal ‘De dolk’: ‘Hij bestudeerde zijn nog slapende echtgenote ernstig en intens, alsof ze een wiskundig probleem vertegenwoordigde dat moest worden opgelost voor hij zijn aandacht op andere dingen kon richten.’ De vaderlijke schenking van een geërfde dolk aan zijn zoontje lijkt een gruwelijk drama aan te kondigen. Maar Ditlevsen zet ons even graag ook op het verkeerde been.
Er is de vrouw (in het verhaal ‘Angst’) die met afgrijzen het kraken van het bed, waar haar man in ligt, registreert. Haar echtgenoot is corrector op een krant bij nacht en is overdag thuis. ‘Hij werd ontzettend boos op haar als hij drukfouten was tegengekomen, en het was ook echt vervelend, dacht ze, aangezien hij zijn werk zo goed deed’. Ze doet haar best ‘zo min mogelijk ruimte in te nemen’. Zoals wel meer vrouwen in deze verhalen, zich wegcijferend of amper in staat het heft in handen te nemen. Of toch? Er is de hertrouwde Helene, die de dag uitsluitend doorbrengt ‘met het voeden van haar neerslachtigheid’ en ‘het gevoel heeft dat haar hele leven één groot fiasco was’. Tot de intimidatie van het arrogante dienstmeisje Hanne – die een geheim lijkt aan te roeren – haar te veel wordt. Zet zij orde op zaken?
Hallo, theatermakers?
In ‘Goede zaken’ zien we hoe de zwangere Grete licht medelijden vertoont met een alleenstaande, pas gescheiden moeder die, wanhopig op zoek naar geld, ingaat op een te laag bod voor haar huis, bedisseld door een manipulatieve makelaar en haar man. ‘Je kent degene met wie je getrouwd bent niet eens’, is het leidmotief, een courante baseline bij Ditlevsen. Woede en frustratie kunnen bovendien redeloos opspoken, verloren illusies zijn er in overvloed. Toch serveert Ditlevsen af en toe ook een plakje bittere humor.
Hoeveel beklijvende zinnen vallen er in Kwaad geluk niet ijverig aan te strepen? Zoals deze, uit het verhaal ‘Herhaling’: ‘Het huis leek wel uit boter gesneden, een geel, zacht vierkant dat kon smelten of in elkaar kon storten en misschien zou het er morgen niet meer staan.’ Een zin die Ditlevsens stijl ook ten volle typeert en haar vertelkracht blootlegt. Een zin met zo’n typische onverwachte tournure, in staat om in een oogwenk een leven te ontwrichten. Zo zijn Ditlevens tranches de vie op hun best ook ware masterclasses in short story’s, met bovendien een ongemeen sterke theatrale kracht. Theatermakers, waarop wachten jullie?
Tove Ditlevsen, Kwaad geluk, Das Mag, 140 p., 19,99 euro. Vertaling Lammie Post-Oostenbrink.