Daniel Craig hangt zijn smoking aan de wilgen. No Time to Die is een emotioneel maar rommelig afscheid voor hem, met een slappe slechterik als achilleshiel.
Aan alle mooie liedjes komt een eind. Niet aan John Barry’s overbekende dum-du-du-dum-dum-thema natuurlijk: dat zal wellicht nog decennia lang door de boxen van de bioscoopzalen blijven schallen. Maar voor Daniel Craig, de charismatische acteur die 007 een hart en een gekwetste ziel gaf, zit het erop. Hij mag terugblikken op een mooie rit, die met Casino Royale en Skyfall minstens twee tijdloze Bondfilms opleverde. Craig verdiende dus een klinkend afscheid. Met spijt in het hart moeten we zeggen dat No Time to Die dat niet is geworden.
Regisseur Cary Joji Fukunaga (True Detective) neemt nochtans een droomstart. No Time to Die pakt niet meteen uit met de te verwachten actieorkaan, maar verrast achtereenvolgens met een kleinschalige maar bijzonder creepy home invasion-scène, en een intimistisch gesprek tussen Bond en zijn Spectre-vlam Madeleine Swann (Léa Seydoux). Wanneer er plots toch iets ontploft, en 007 aan Madeleines intenties gaat twijfelen, levert dat niet alleen schitterende actie op, maar ook een memorabel staaltje psychologische oorlogsvoering. Wist u dat een gepantserde Aston Martin prima dienst kan doen als leugendetector?
Een klein uur lang verkeerden wij in de heerlijke illusie dat we naar een vijfsterren-Bondfilm zaten te kijken. Zeker wanneer Ana de Armas ten tonele verschijnt in een Cubaanse balzaal, waar ze samen met Bond een sullige wetenschapper – acteur David Dencik roept in gelijke mate Manuel uit Fawlty Towers en Borat op – probeert te klissen, is No Time to Die het sprankelende, stijlvolle spektakel waar we zo vurig naar hadden verlangd.
Maar dan duikt de film naar een hypo zoals zelfs Patrick Lefevere er nog nooit een beleefd heeft. Bond mag dan no time hebben om te sterven, hij neemt wel uitgebreid de tijd voor een overbodige afscheidstournee langs enkele vertrouwde personages. De plot waaiert uit, de film verliest focus, de aandacht verslapt.
Bond op steroïden
No Time to Die is Bond op steroïden: de makers wilden van alles méér. Meer minuten (163 om precies te zijn!), meer personages, meer Marvelachtige computereffecten, meer emotie – maar dat de ontknoping naar de keel grijpt, heeft meer te maken met de kwaliteiten van Craig en Seydoux dan met het scenario – en zelfs meer 007’s: Bond opereert een groot deel van de film in duo met zijn tijdelijke vervangster Nomi (Lashana Lynch). Waarom? Omdat het kan, zeker? Maar wie door de overdaad heen kijkt, ziet een gammel en omslachtig verhaal dat weinig steek houdt.
De grootste schuldige is de ronduit slappe booswicht Lyutsifer Safin. Wat hij wel heeft: een enorm jeugdtrauma, grootheidswaanzin, slechte huid en groene vingers. Wat hij niet heeft: een helder motief, of zelfs maar een begrijpelijk masterplan. Dat hij meer indruk maakt met een effen wit masker op dan zonder, zegt dan weer iets over de makke vertolking van Rami Malek.
En zo zwaait Craig vijftien jaar na Casino Royale af met een half entertainende, maar al te bombastische en rommelige film die niet aan de enkels van zijn vlammende Bonddebuut komt. Over wie hem zal opvolgen wordt al jaren druk gespeculeerd, maar de belangrijkere vraag is: welke richting moet het personage James Bond nu uit? Waar zal hij voor staan? Wij hopen dat de makers het volgende keer zelf beter weten. Tijd om te bezinnen.
‘No Time to Die’ speelt vanaf 30/09 in de bioscoop.