InterviewPeter de Caluwe
‘De Munt kreeg 200.000 euro aan giften, een mooi gebaar’
Waar moet de opera naartoe, als de sociale afstand nog maar 30 orkestleden en 200 toeschouwers toelaat? Ondanks een verlies van 2 miljoen euro is De Munt-directeur Peter de Caluwe optimistisch. ‘Kunst speelt een grote rol bij het welbevinden van mensen.’
“Al na twee dagen hadden wij beslist om de voorstellingen stil te leggen”, herinnert Peter de Caluwe van het Brusselse operahuis De Munt zich de uitbraak van het coronavirus in België. “Ik dacht heel naïef dat de lockdown iets van twee weken zou zijn. Tja, en toen schoof dat altijd verder op en moesten er telkens nieuwe beslissingen genomen worden. Eerst over de Mozart-Da Ponte-trilogie: nemen we ze op zonder publiek? Houden we de artiesten hier? Laten we het decor staan? Uiteindelijk werd het niets van dat alles. Dan volgden de afzeggingen voor Pikovaja Dama en Rosenkavalier…”
Wat denkt u nu?
“Allereerst wil ik de producties waar al heel hard aan is gewerkt bewaren. Mozart-Da Ponte wordt hernomen; Pikovaja Dama is uitgesteld naar september 2022; voor Rosenkavalier doet onze coproducent de première en wij spelen het daarna. Tot eind juni bieden we een paar kleine, eerder symbolische dingen, onlineprojecten en onze streamingdienst aan. Vanaf oktober hopen we weer helemaal actief te zijn, met Die tote Stadt. Ik weet nog niet op welke manier, misschien scenisch met een kleinere bezetting, misschien concertant, we zien wel.
“Ik heb er in tegenstelling tot vele collega’s voor gekozen om niet alles te stoppen tot januari of februari. Zo’n beslissing geeft weinig perspectief voor de medewerkers, neemt alle hoop weg voor de artiesten en laat het publiek in de steek. Dus: als men ons zegt dat we mogen opengaan, gaan we dat voorzichtig doen, maar ook niet voor tweehonderd mensen want dat is budgettair onverantwoord.”
Hoe overleeft De Munt deze periode financieel?
“Om te beginnen: de instellingen in Vlaanderen en Wallonië hebben een beroep kunnen doen op technische werkloosheid. In Vlaanderen, dat eerst heeft bespaard op cultuur, krijgen de instellingen nu dus federale middelen die hun budget opnieuw opkrikken, terwijl ze door niet te spelen nog eens geld verdienen. Onze federale voogdijminister, Sophie Wilmès, heeft echter beslist dat wij geen beroep kunnen doen op technische werkloosheid omdat wij toch al gesubsidieerd zijn om de lonen te betalen. Ik vind dat discriminatie.”
Over hoeveel verlies hebben we het eigenlijk?
“We hebben de berekening gemaakt tot eind juni. Met de afzeggingen van de producties en het daaruit volgende verlies van inkomsten uit ticketverkoop, coproductie en taxshelter zijn we om en bij de 5 miljoen kwijt. Maar een deel van dat verlies kunnen we later recupereren en we hadden minder uitgaven. Onder de streep zitten we met een manco van ongeveer 2 miljoen. We hebben wel 200.000 euro aan giften gekregen van mensen die hun tickets niet wilden laten terugbetalen: een mooi gebaar.”
Wat hebt u in petto voor september?
“We wilden het seizoen openen met The Time of Our Singing, de nieuwe opera van Kris Defoort (gebaseerd op het gelijknamige boek van Richard Powers, SM). Maar dan hadden we nu moeten repeteren en dat kan niet. Dus moeten we dat een jaar uitstellen. Dat is heel jammer omwille van de thematiek van rassendiscriminatie, maar ik vrees dat die over een jaar nog altijd actueel zal zijn.
“We moesten op zoek naar een alternatieve creatie. Componist Jean-Luc Fafchamps had mij iets gepresenteerd over een wereld tussen leven en dood, onder de titel Is This The End?. Dat riep voor mij onmiddellijk beelden op van begrafenissen in Bergamo, massagraven in New York, mensen die geen afscheid kunnen nemen… Het wordt een trilogie. Het eerste deel, nu in september, is een virtueel project met een mix tussen vooraf opgenomen en live. We spelen het niet voor een publiek maar alleen via streaming en misschien ook in bioscopen.
“Later komen er nog een oratorium als tweede en een echte liveopera als derde deel. Er zijn drie personages en elk personage heeft ‘zijn’ avond. Voor de eerste is dat een meisje; de titel is dan ook Dead Little Girl. Ingrid von Wantoch Rekowski regisseert, Patrick Davin dirigeert. Het stuk wordt opgenomen in De Munt, maar vooral in de kelders en de gangen. Zij staan voor de tunnel tussen leven en dood, maar ook voor de zoektocht naar het podium.”
En daarna?
“Ik hoop dat de situatie nu snel normaliseert. Ik wil opnieuw de kippenvelmomenten, de mirakels die een performer teweegbrengt. Ik kan aannemen dat de kunstensector in het begin van de crisis niet prioritair was. Maar dat kun je nu niet meer volhouden. Nu moet je nadenken over het welbevinden van mensen en daar speelt kunst een grote rol in. We leven in een enorm creatieve tijd, in een tijd ook waarin machtsblokken verschuiven; in die zin misschien vergelijkbaar met de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw, het zogenaamde fin de siècle. De 20ste eeuw was Amerikaans, maar Amerika is nu moreel aan het eind van zijn Latijn. We weten niet wat de 21ste eeuw brengt maar wij kunnen er tenminste voor zorgen dat Europa creatief blijft en de wereld een perspectief biedt.”