Onze huisdichter Stijn De Paepe heeft met Het lijkt wel een feestje een charmant én amusant boek uit met 150 kinderversjes op rijm, over niet-te-ver-van-mijn-bedthema’s als familie en feestjes, spelen en school. ‘Taal moet een speeltuin zijn.’
Stijn De Paepe gaat dichtend door het leven. Naast zijn dagvers over de actualiteit voor deze krant, zijn eerdere dichtbundels Vers gezocht en Belgische Ballades voor volwassenen, is er nu deze kloeke bundel voor de jongste lezers. “Het is echt wel een afwijking, ja. (lacht) Ik loop voortdurend te rijmen, dat is bijna een tweede natuur. Mijn oren zijn voortdurend gespitst op die muzikaliteit, wat kan ik gebruiken en wat niet? Het mag ook niet banaal worden. Je moet er toch over waken dat het niet ‘de lucht is blauw en ik hou van jou’ wordt.” (lacht)
Is die afwijking aangeboren?
“Het is eigenlijk de schuld van mijn grootvader die wanneer ik verjaarde altijd een gedicht schreef waarin hij mijn goede en slechte kanten op rijm zette, bijvoorbeeld dat ik nogal laat heb leren fietsen. Daar is het voor mij begonnen. Later ben ik zelf gedichten beginnen schrijven en ben ik dichtbundels gaan lezen. Dus de paplepel heeft er iets mee te maken.”
Vindt u het moeilijk zich te verplaatsen in de wereld van het kind?
“Nee, omdat ik zelf kind ben geweest, omdat ik thuis twee dochters van acht en vijf heb rondlopen en omdat ik al twintig jaar lesgeef aan de lerarenopleiding voor kleuteronderwijs. Dus ik zit er tot over mijn oren in. (lacht)
“Veel gedichten zijn dan ook autobiografisch, zij het meestal met een twist. Zaken die mijn dochters zeggen, teken ik soms letterlijk op, zoals toen er verwarring was of één dochter nu geboren was in mei of ‘mij’, de mij van de moeder en de mei van de maand… Soms moet je het maar gewoon oppikken en er een poëtische draai aan geven.”
Hoe moeten we dit boek tot ons nemen? Is er een bijsluiter? Twee gedichten per dag? Voor het slapen gaan?
“Je moet het zeker niet van a tot z lezen, dat lijkt mij vermoeiend. (lacht) Het is zo’n boekje om op het nachtkastje te leggen en af en toe open te slaan. Ook is het geschikt om vast te nemen naar aanleiding van één of ander voorval thuis of op school. Er zitten zoveel thema’s in, je vindt altijd wel een vers dat bij een gebeurtenis aansluit. Stel: je kind is heel gefascineerd door beesten, dan kan je de rayon beesten openslaan, of het kind heeft een hekel aan opruimen, dan heb ik daar ook nog een leuk gedichtje over… Daarom lijkt het mij ook uitermate geschikt voor op school.”
In tijden van iPads en computergames lijkt het een rariteit, een boek met kinderverzen. Is het kinderboek met uitsterven bedreigd?
“Veel juffen die ik spreek hebben er juist nood aan. Zij merken dat gedichten nog altijd heel goed werken bij jonge kinderen. Wanneer ze drie of vier jaar zijn, ontwikkelen kinderen daar een oor voor. Ondanks IPads en ander scrollplezier zijn de meeste reacties toch heel positief.”
Kleine gedigten
De Paepe sluit met dit boek aan bij een heel oude traditie, die hoogtepunten kende met de zedenspreuken van Jacob ‘Vader’ Cats en de Proeve van kleine gedigten voor kinderen van Hiëronymus van Alphen en die recent een rebels en stouter kantje kreeg met Het fluitketeltje en andere versjes van Annie MG Schmidt.
“Kinderpoëzie is eigenlijk ontstaan vanuit het idee ‘we gaan onze kinderen een lesje leren’. Jantje zag eens pruimen hangen is geschreven om kinderen te leren dat ze moeten doen wat hun vader zegt, dan komt alles wel terecht. Dankzij Annie MG Schmidt is dat beginnen veranderen. In haar gedichten komen ook stoute personages voor, het wordt realistischer, kinderen kunnen zich daar beter in herkennen. Die spiegel blijft wel belangrijk in kinderliteratuur. Kinderen willen iets lezen waar ze zich in herkennen, geen ideaalbeeld waar ze helemaal niet aan voldoen.”
Is herkenbaarheid het belangrijkste? Dat een kind zich niet alleen weet?
“Ja, dat zit er zeker in. Zeker als het gedichten zijn die over emoties gaan, denk ik dat het plezierig is voor een kind om iets waar ze zich in herkennen verwoord te horen door een volwassene. Neem nu het gegeven van niet tegen je verlies kunnen, heel veel kinderen worstelen daarmee, dan is het leuk om daarover iets te lezen dat niet te hard met de vinger wijst. Anderzijds moet het ook soms gewoon eens spelen zijn met de realiteit die ze kennen, zodat ze die ook eens op een andere manier bekijken. Het hoeft niet altijd herkenbaar te zijn, je mag ook soms gewoon eens een deur naar een andere wereld openzetten, of met taal spelen, louter voor het plezier.”
Dus het feestje in de titel slaat op het feest dat taal is?
“Ja. Dat slaat op het feit dat taal voor kinderen eigenlijk een speeltuin zou moeten zijn. Wat het voor veel kinderen niet is, want zodra de school begint is voor veel kinderen taal een lijdensweg, iets waar ze helemaal niet goed in blijken. Ik denk dat veel kinderen daardoor hun plezier in taal verliezen.
“Maar als je kinderen het gevoel kunt geven: kijk eens wat een feest taal kan zijn, wat een speeltuin het eigenlijk is, doe er mee wat je wil, verandert dat de beleving natuurlijk. Ik denk dat poëzie één van de achterdeurtjes is waarlangs je dat kan overbrengen. Ik hoop dan ook dat niemand mijn gedichten misbruikt om ze uit het hoofd te laten leren, dat lijkt mij vreselijk, op die dreunende toon, dat doodt het feestje natuurlijk.” (lacht)
Het lijkt wel een feestje is uitgegeven bij Lannoo.