BoekenDe mooiste zin
‘De mooiste zin’ komt deze week uit ‘Open Water’ van Caleb Azumah Nelson
Een zin die je iedereen wilt laten lezen. Uit een roman of een gedicht, uit een novelle of een essay, uit een biografie of een verhaal.
You have always thought if you opened your mouth in open water you would drown, but if you didn’t open your mouth you would suffocate. So here you are, drowning.
Uit: Open Water (2021) van Caleb Azumah Nelson.
--
Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs.
Uit Honderd jaar eenzaamheid (1967) van Gabriel García Márquez.
--
Zwemmen is de eenzaamheid
betasten met vingers,
is met armen en benen
aloude geheimen vertellen
aan het altijd allesbegrijpende water.
Uit het gedicht ‘Een zwemmer is een ruiter’ uit de dichtbundel Hercules (1960) van Paul Snoek.
--
Omringd door het kabaal van beschonken lieden, zaten we in de wachtkamer derde klas zachtjes te praten en verstonden toch elk woord, want we luisterden met ons hart, niet met onze oren.
Uit Hotel Savoy (1924) van Joseph Roth.
--
Sometimes I can feel my bones straining under the weight of all the lives I’m not living.
Uit Extremely Loud & Incredibly Close (2005) van Jonathan Safran Foer.
--
Alles is even belangrijk, hoewel anders bekeken alles in gelijke mate niets betekent.
Uit Cliënt E. Busken (2019) van Jeroen Brouwers.
--
Moments never stay, whether or not you ask them, they do not care, no moment cares, and the ones you wish could stretch out like a hammock for you to lie in, well, those moments leave the quickest and take everything good with them, little burglars, those moments, those hours, those days you loved the most.
Uit Nobody Is Ever Missing (2015) van Catherine Lacey.
--
Zowel Fazil als ik waren stilletjes verdwaald tussen onze herinneringen en het onweerlegbare bestaan van ons ware wezen dat gepassioneerder, chaotischer en waarachtiger was dan wijzelf.
Uit Sneeuw (2011) van Orhan Pamuk. Vertaling Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden.
--
In the beginning the Universe was created. This has made a lot of people very angry and been widely regarded as a bad move.
Uit The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy (1979) van Douglas Adams.
--
‘Ik beloof je dat ik pas over je zal schrijven wanneer ik je tragisch betreur.’
Dat zei ik en daaraan heb ik mij gehouden.
Uit Grand Hotel Europa (2018) van Ilja Leonard Pfeijffer.
--
Ik ben bang dat ik leeg ben, of dat ik gevuld ben met de verkeerde dingen. Ik ben bang dat ik verdwijn, uithol, tekortschiet. Ik weet niet wat ik met die gevoelens aan moet. Ik wil alleen moeder worden.
Uit Alles wat ik niet kan zeggen (2019) van Emilie Pine.
--
De lucht was helder, Venus zat priemend laag boven de boomgaard, de Grote Beer schoof zijn oude kruiwagen traag door de nachtelijke hemel, het gras geurde fris en bracht een zachte roes in mijn hoofd.
Uit Oorlog en terpentijn (2013) van Stefan Hertmans.
--
It was not an outhouse resting upon the imagination.
It was reality.
An eleven-inch rainbow trout was killed. Its life taken forever from the waters of the earth, by giving it a drink of port wine.
It is against the natural order of death for a trout to die by having a drink of port wine.
Uit Trout Fishing in America (1967) van Richard Brautigan.
--
‘Waarom hebben kippen geen gebitje?’
Uit Bewogenheid en paradijs (1981) van J.M.A. Biesheuvel.
--
What happens (in the minds of men and women) when a god is no longer worshipped? Does he cease to exist? Or does he continue to circle the earth like another piece of space junk, beeping hopefully on a dead wavelength?
Uit Elizabeth Finch van Julian Barnes.
--
Ik wil niet veel zeggen, maar volgens mij ging het al mis met Tom Keller toen die twee ooms hem ’s nachts meenamen naar het bos en hem dingen lieten doen die een jongen van negen nog lang niet zou moeten doen.
Openingszin van De beesten van Gijs Wilbrink (2022).
--
De zee heeft de charme van dingen die ’s nachts niet zwijgen, die onze onrustige levens vergunnen te slapen, ons beloven dat niet alles teloor zal gaan, zoals kleine kinderen zich minder eenzaam voelen als er een nachtlichtje brandt.
Uit Zeewind op het platteland van Marcel Proust. Vertaling Kiki Coumans.
--
“Zusje”, zei Birk. Ronja hoorde het niet, maar ze zag het aan zijn lippen. En ook al konden ze geen van beiden een woord verstaan, toch praatten ze met elkaar. Over dingen die gezegd moesten worden voordat het te laat was.
Uit Ronja de roversdochter van Astrid Lindgren.
--
Wij zijn zo’n stel dat werktuiglijk het woord ‘liefste’ gebruikt, zelfs als ze de pest aan elkaar hebben; ik wil je nooit meer zien, liefste.
Uit Sterf, liefste van Ariana Harwicz. Vertaling Eugenie Schoolderman.
--
Wat overblijft van mijn dierbare esdoorn wanneer hij van zijn kleurrijke tooi van duizendvoudige schijn en van zijn verraderlijke bladerpracht is beroofd, is de zeker gewortelde stam en de heldere structuur van takken, die zijn essentie vormen en die niets minder zijn dan de esdoorn zelf.
Uit Peachez, een romance van Ilja Leonard Pfeijffer.
--
Jaren later, toen Eusebio hun vertelde dat hij vader zou worden, voelde Enero een steek van jaloezie en spijt. Voor één keer had hij Eusebio te vlug af kunnen zijn. Maar die was hem altijd in alles voor. Zelfs sterven deed hij als eerste.
Uit Niet zomaar een rivier (2022) van Selva Almada. Vertaling Marijke Arijs.
--
Some books are to be tasted, others to be swallowed, and some few to be chewed and digested.
Uit The Essays (1597) van Francis Bacon.
--
Ik had de dingen de dingen moeten laten en de tijd de tijd en niet op zoek moeten gaan naar wat er nog rest want wat weg is, kan je niet zomaar terugbrengen.
Uit De randen van Angelo Tijssens.
--
Nu vallen de laatste resten van mij af als schilfers van een door de zon verbrande huid en eronder komt een ongepaste, onmogelijke volwassene tevoorschijn.
Uit Kindertijd van Tove Ditlevsen. Vertaling Lammie Post.
--
Als je twee mensen hebt van wie de één aan synchroon zwemmen doet en de ander niet, gaat alles fout.
Uit de bundel Kalfsvlies van Marieke Lucas Rijneveld.
--
Misschien is het toch waar dat alles van de ene op de andere dag kan veranderen. Dat een twintigtal uren de loop van hele levens kan bepalen.
Uit De God van kleine dingen van Arundhati Roy (The God of Small Things, 1997). Vertaling Christien Jonkheer.
--
Katten zijn woorden met een vachtje. Net als woorden houden ze zich op in de buurt van mensen, maar laten ze zich nooit temmen.
Uit Twee zomers van Erik Orsenna. Vertaling Marijke Arijs.
--
Lolita, light of my life, fire of my loins. My sin, my soul. Lo-lee-ta: the tip of the tongue taking a trip of three steps down the palate to tap, at three, on the teeth. Lo. Lee. Ta.
She was Lo, plain Lo, in the morning, standing four feet ten in one sock. She was Lola in slacks. She was Dolly at school. She was Dolores on the dotted line. But in my arms she was always Lolita.
Openingspassage van Lolita (1955) van Vladimir Nabokov.
--
Het was de middag van mijn eenentachtigste verjaardag en ik lag in bed met mijn schandknaap toen Ali kwam zeggen dat de aartsbisschop er was om me te spreken.
Openingszin van Machten der duisternis van Anthony Burgess (Earthly Powers, 1980). Vertaling Paul Syrier.
--
If she gathered together the amount of time she spent looking at websites, and the amount of time she spent looking at the sky, then her life was clearly answering which was the more valuable, for her.
Uit Pure Colour (2022) van de Canadese Sheila Heti.
--
Muterende versies van het verleden strijden met elkaar om de overhand te krijgen; nieuwe feitenrassen komen op, en de oude, dinosaurische waarheden worden tegen de muur gezet, geblinddoekt en met een laatste sigaret in de mond.
Uit Schaamte (1983) van Salman Rushdie. Vertaling Karina van Santen en Martine Vosmaer.
--
Een gevangene die in de zachte armen van de slaap rust, zit niet gevangen, en een slaaf die slaapt, voelt de ketenen van de slavernij niet. Het is of de onderdrukkers dan geen macht hebben. Daarom dient een gevangene de onbescheiden praatvaar die hem wakker maakt te zien als een beul, die hem van zijn vrijheid berooft om hem weer in zijn ellende te dompelen.
Uit Memoires, Venetiaanse jaren 1753-1756 van Giacomo Casanova.
--
Zij wisten niet wat zij vierden, maar wel wat zij aten.
Uit Misschien wisten zij alles van Toon Tellegen.
--
Ik ben moe, ik heb vandaag
je borst tien keer
niet aangeraakt, lieve woorden
niet gezegd, gedacht aan je nagels
in mijn rug die een eeuwigheid achter
mij ligt en waaruit ik vanmorgen
ben opgestaan als uit een bed.
Uit: De lenige liefde – ‘Met de vedel (17)’ – van Herman de Coninck.
--
Ik ben te oud om in de tandenfee te geloven, maar te jong om niet meer naar haar te verlangen.
Uit De avond is ongemak (2018) van Marieke Lucas Rijneveld.
--
Eens moesten op een zondagmiddag in het witgelakte biedermeierpaviljoen, waar theeroosjes door de ramen naar binnen gluurden en waar het doorgaans gezellig en briljant toeging onder een klein glaasje, de verzamelde dames en heren van Piet vernemen dat zijn glorieuze bokscarrière de grond in was geboord door een wijf met het lijf van een panter en een kut als een bosorchidee.
Uit het korte verhaal ‘De panter van Piet’ van Helga Ruebsamen.
--
Zeker: ik zit in een inrichting, mijn verzorger observeert me en verliest me nauwelijks uit het oog, want in de deur zit een kijkgat en het oog van mijn verzorger is van een bruine kleur die mij, met mijn blauwe ogen, niet kan doorgronden.
Uit De blikken trom van Günter Grass (1959). Vertaling Jan Gielkens.
--
De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat níemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.
Uit Joe Speedboot van Tommy Wieringa (2005).
--
De avond was gekomen, het oosten was toe en in ’t westen aarzelde nog een mat gouden streep.
Uit Pallieter van Felix Timmermans (1916).
--
Meyrueis, Lozère, 26 juni 1977. Warm, bewolkt weer. Ik pak mijn spullen uit mijn auto en zet mijn fiets in elkaar. Vanaf terrasjes kijken toeristen en inwoners toe. Niet-wielrenners. De leegheid van die levens schokt me.
Uit De renner van Tim Krabbé.
--
‘Dat is de ouderdom,’ zei ze sarcastisch, ‘je karakter slijt niet als je ouder wordt, het kookt in, de kern komt boven. We worden allemaal een bouillonblokje van onze eigen soep.’
Uit Ik kom terug van Adriaan van Dis.