Vrijdag 02/06/2023

InterviewHerwig Ilegems

‘De kameel is bezig uw hoofd op te meten’, zei de opzichter. ‘Als hij er rond kan met zijn bek, gaat hij u wegslingeren’

Still uit ‘Head to Head’, het videokunstproject van Herwig Ilegems: ‘Wat gaat er om in die kop? Wat denkt zo’n dier over ons? Dat blijft het grote raadsel.’
 Beeld Museum Voorlinden
Still uit ‘Head to Head’, het videokunstproject van Herwig Ilegems: ‘Wat gaat er om in die kop? Wat denkt zo’n dier over ons? Dat blijft het grote raadsel.’Beeld Museum Voorlinden

Acteur Herwig Ilegems (60) maakt volgende week in het Museum Voorlinden nabij Den Haag zijn debuut als videokunstenaar. Hij presenteert er zijn project Head to Head, een reeks filmpjes waarin hij kop aan kop staat met dieren. Met een haan en een pauw, een os en een ezel, een bok en een alpaca, een uil, een struisvogel en een waterbuffel. Danny Ilegems, zijn broer, zoekt uit hoe het zover is kunnen komen. ‘Met de onnozelheid van een snor kom je al een heel eind.’

Danny Ilegems

Als ik beweer dat Herwig Ilegems de beste acteur van Vlaanderen is, zal men mij van nepotisme betichten. Terecht, hij is mijn broer. Dus laten we zeggen dat hij de beste acteur is die ik ken. Tamelijk goed ken.

Toen hij ter wereld kwam, was onze moeder diep ontgoocheld. Hij was haar derde zoon op rij, terwijl ze vurig naar een dochter had verlangd. Ze liet zijn haartooi verwilderen tot een bos lange krullen en stak hem in hemdjes die verdacht veel op jurkjes leken. Daar bestaan foto’s van. Dat was zijn eerste rol.

Als kind observeerde en imiteerde hij oude mensen. Nonkel Frans, de broer en naaste buur van onze grootmoeder langs vaderskant, liep altijd rondjes in zijn tuin, een grasveldje aan de rand van een naaldbos. Lichtjes voorovergebogen, één hand op de rug, met de andere lurkend aan een pijp. Af en toe hield hij halt en keek hij omhoog, naar de kruinen van de bomen, naar de mussen en de zwaluwen in het zwerk. Hij zei nooit iets. Herwig liep achter hem aan, met krek dezelfde tred, een afgedankte pijp van nonkel Frans tussen zijn tandjes klemmend.

In zijn tienerjaren was hij een van de betere voetballers van zijn generatie. Een dribbelaar en een doelpuntenmachine in de jeugdelftallen.

Een onvermoeibare draver en spelverdeler in de eerste ploeg. Een performer en een regisseur, kortom. En een waardige opvolger van zijn vader, die in een krant uit de jaren 60 werd omschreven als ‘de Argentijn van Verbroedering Arendonk, met zijn fijne techniek, nieuwmodisch kapsel en zwart snorretje’.

Uitgaan deed hij in een lange jas en met een hoed op, de ogen zwaar aangezet met oogpotlood. Ieder ander zou met zo’n fluïde uitmonstering agressie hebben uitgelokt in het Kempische nachtleven, maar hij niet. Hij was excentriek én populair.

Zijn spectaculairste acteerprestatie leverde hij toen hij 14 was. Op zo’n dag dat hij zich doodverveelde op school simuleerde hij dat hij aan onuitstaanbare buikpijnen leed, in de hoop onverwijld naar huis te worden gestuurd. Maar zijn act was zo overtuigend dat hij in allerijl naar het ziekenhuis werd gebracht. Alwaar hij zijn acteerkunsten opnieuw moest aanspreken om te verhinderen dat hij naar de operatiezaal werd gerold; de dokters hadden al besloten dat zijn appendix met spoed moest worden verwijderd.

’s Avonds biechtte hij het verhaal met groot enthousiasme op aan zijn broers. Zijn ouders zijn het pas twee decennia later te weten gekomen.

Ilegems in een innig moment met een alpaca. ‘Een merrie die ik nog nooit had 
gezien legde haar hoofd tegen het mijne, sloot haar ogen en bleef zo staan. Ze leek even te genieten.’ Beeld Museum Voorlinden
Ilegems in een innig moment met een alpaca. ‘Een merrie die ik nog nooit had gezien legde haar hoofd tegen het mijne, sloot haar ogen en bleef zo staan. Ze leek even te genieten.’Beeld Museum Voorlinden

Dat zonderlinge, onpeilbare personages zijn handelsmerk werden als acteur, heeft niemand die hem kent verbaasd. Figuren als Herman in de Woestijnvis-serie Van vlees en bloed, of Duts in de gelijknamige Canvas-serie: zwijgzaam en loslippig, vroegoud en infantiel, wijs en dwaas, timide en onverschrokken, morsig en poëtisch: ik kende die mensen al, ik wist waar ze vandaan kwamen en op wie ze gebaseerd waren.

Zoals ik ook de sportman van vroeger herkende in de acteur die zich stond af te beulen op het podium in Ne Swarte, de Othello-bewerking van Jan Decorte. Anderhalf uur wild dansend in een singlet met een zwart hakenkruis erop, tot hij er haast bij neerviel.

Wat mij wel verrast, is dat hij vanaf zaterdag 11 februari te gast is in Museum Voorlinden, zowat het belangrijkste museum voor hedendaagse kunst van Nederland. Hij presenteert er zijn project Head to Head, een reeks filmpjes waarin hij kop aan kop staat met dieren. Met een haan en een pauw, een os en een ezel, een bok en een alpaca, een uil, een struisvogel en een waterbuffel.

Dieren: daar hadden we thuis helemaal niks mee.

“Eén dag hebben we een hondje gehad, weet je nog? Omdat onze zus Bieke maar bleef aandringen. Het kakte één keer in de keuken en het werd prompt weer, euh, geëvacueerd. (lacht)

Head to Head is niet voortgekomen uit een bijzondere belangstelling voor dieren, het is omgekeerd: dat project heeft mijn interesse voor dieren gewékt. Toen de Turnhoutse academie voor Schone Kunsten in 2017 verhuisde naar de Turnova-site, de plek waar eens de Brepols-fabriek stond, werd ik samen met performer en beeldend kunstenaar Dirk Hendrikx aangezocht om het feestelijke openingsweekend mee op te luisteren. Dirk maakte toen sculpturen van dieren uit recuperatiematerialen, die hij kop aan kop zette met een menselijke figuur. Is er tussen mens en dier meer mogelijk dan strijd en onderwerping? Is er ook contact mogelijk, en dus een vorm van gelijkwaardigheid? Dat was de vraag die Dirks beelden voor mij opwierpen. Ik heb het uitgetest op levende dieren.

“Nu, in de vijf jaar die zijn verstreken sinds die gezamenlijke performance in Turnhout, heb ik een lange weg afgelegd. Aanvankelijk imiteerde ik de dieren ook. Ik blafte als een hond, hinnikte als een paard en kraaide als een haan. Niet onverdienstelijk, al zeg ik het zelf, maar in de eerste opnames waren de momenten van echt, zichtbaar contact te kort en te schaars. Ik was nog te veel de acteur die dier onder de dieren probeerde te worden. Maar toen was er die ontmoeting met een paard. Een merrie die ik nooit eerder had gezien legde haar hoofd tegen mijn hoofd, sloot de ogen en bleef een tijdje zo staan. Ze leek te genieten van het moment.’

Hoe wist je zo zeker dat het paard genoot?

“Dat wist ik niet, dat voelde ik. En het werd nadien ook bevestigd door de eigenaar: ‘Amai, jij hebt haar rustig gekregen, hoe heb je dat gedaan?’ Met een haan lukte het ook wonderwel. ‘Pas op, want hij heeft karakter’, had de eigenaar gewaarschuwd.

“Ik liep naar ’m toe, ging kop aan kop staan, oog in oog, een volle minuut, en vervolgens nam ik langzaam weer afstand, allemaal in één take.

“Vanaf dat moment had ik een nieuwe, hogere ambitie: langer contact, intiemer contact, met meer verschillende dieren. Gaandeweg werd ik er steeds bedrevener in.”

Wat is het geheim? Hoe krijg je dat contact?

“Door te stoppen met acteren. Door mijn bewustzijn als acteur uit te schakelen. Door mezelf helemaal leeg te maken en een soort afwezige aanwezige te worden. De dieren voelen dat. En zodra dat punt bereikt is, worden ze nieuwsgierig. Eigenlijk heb ik de rollen omgedraaid: ik ga niet meer naar de dieren toe, nee, ik probeer ervoor te zorgen dat de dieren naar mij komen.

‘Stop maar’, zei de opzichter. ‘De kameel is bezig uw hoofd op te meten. Als hij er rond kan met zijn bek, gaat hij u wegslingeren.’ Beeld Museum Voorlinden
‘Stop maar’, zei de opzichter. ‘De kameel is bezig uw hoofd op te meten. Als hij er rond kan met zijn bek, gaat hij u wegslingeren.’Beeld Museum Voorlinden

“Als dat lukt, gebeurt er iets unieks. Dan komt er een zekere rust over die beesten, en ook een ongelooflijke rust over mij. Ik ben dan even letterlijk weg van de wereld. Ik vermoed dat het dat is wat mensen die mediteren bedoelen met ‘in het hier en nu zijn’. Hoewel het voor mij meer lijkt op ‘in het hier en nu níét-zijn’.” (lacht)

Is het ook vaak mislukt?

“De dieren hebben er natuurlijk totaal geen behoefte aan om mijn plannetjes te laten lukken. Het enige wat ik kan doen is wachten en kijken wat er gebeurt, de dieren bepalen alles.

“Ik ben ook in Labiomista geweest, het museumpark van kunstenaar Koen Vanmechelen in Genk. Hij heeft kamelen, die hem interesseren vanwege hun dubbele immuunsysteem. Maar op de dag dat ik er was stonden ze bij elkaar in de wei, twee vrouwtjes en één mannetje. Het mannetje eiste alle aandacht op en duwde de vrouwtjes steeds weg. Op een gegeven moment kwam het mannetje toch dichterbij en begon hij met zijn tanden over mijn hoofd te schrapen. Ik dacht: dit is misschien ook wel iets. Ofschoon het best heftig was. (lacht)

“De bek van de kameel ging steeds wijder open. Tot de opzichter zei: ‘Ik denk dat we moeten stoppen. Dat beest is uw hoofd aan het opmeten. Als hij er helemaal rond kan, gaat hij uw hoofd tussen zijn tanden klemmen en u wegslingeren.’

“Goed dat hij me waarschuwde, want ik had helemaal niks door. Ik bestudeer die dieren niet op voorhand, hè. Ik ben bioloog noch onderzoeker. Ik vaar op onwetendheid, nieuwsgierigheid en verwondering. Te veel voorkennis is uit den boze, want dan laat je je beperken door die kennis.

“Koen Vanmechelen zei me: ‘Je moet wél een onderzoeker worden. Je moet dit blijven doen. Dan ga je almaar meer te weten komen, en het gaat almaar sterker worden. Alleen zo zul je ontdekken waar de grenzen liggen.’ Ik kan het me jammer genoeg niet permitteren om er voltijds mee bezig te zijn, maar ik merk wel dat de dieren me niet loslaten. Idealiter is de film die Voorlinden heeft aangekocht het eerste hoofdstuk van een groter verhaal.”

De confrontaties met grote dieren lijken me niet ongevaarlijk. Heb je penibele situaties meegemaakt?

“Eén keer, met de waterbuffels. Niet ver hiervandaan blijkt een buffelboerderij te zijn, waar ze ook mozzarella maken. Ik fietste er toevallig voorbij. (lacht) Het merendeel van mijn castings doe ik hier in de omgeving (van Oostmalle, red.), per fiets. ‘Je kunt gerust dicht bij ze komen’, zei de boer, ‘ze gaan je niks doen. Maar of je ze kop aan kop krijgt, dát betwijfel ik.’

“Ik stond nog maar net in de wei, of al die buffels kwamen naar mij toe. Ze verdrongen elkaar om kop aan kop met mij te kunnen staan. Ze besnuffelden me, ze likten aan mijn hoofd, in een mum van tijd zat ik onder het slijm en de modder. De boer, die wat verderop met zijn koeien bezig was, riep: ‘Ik denk dat het gaat lukken!’

BIO

• geboren op 4 augustus 1962 in Turnhout • speelde theater bij o.a. de Roovers, Jan Decorte en FC Bergman • coscenarist van Duts, waarin hij de hoofdrol speelde • was op tv te zien in o.a. Van vlees en bloed, Professor T. en Twee zomers • toert op dit moment met Anatole van Compagnie Marius • getrouwd met actrice Elke Dom, vader van Kika (20) en Lola (23)

“Maar toen rinkelde hij net iets te hard met zijn melkkannen. De buffel die pal voor mij stond schrok van het schelle geluid; er ging een korte siddering door hem heen. Ik voelde dat hij op het punt stond om te vertrekken. Als hij dat had gedaan, was hij los over mij heen gelopen. En dan was ik morsdood geweest, vertrappeld. Die beesten wegen tot een halve ton.”

Dat zijn toch geen momenten van grote intimiteit?

“Ik ga het niet romantiseren. Ik ga geen praatjes verkopen over de onschuld en de puurheid van dieren. Maar op sommige momenten had ik toch het gevoel dat onze hartslag gelijkliep. Ik heb kop aan kop gestaan met een uil. Uilen zijn roofdieren. Seriemoordenaars, zou je kunnen zeggen. Ik kan niet zeggen dat ik echt contact kreeg met die uil. Ik kon zijn blik zelfs niet vangen, hij keek dwars door mij heen.

“Maar in het filmpje, in alle filmpjes, komt er toch een punt waarop je als kijker twijfelt en je afvraagt: wat zou er omgaan in die kop? Hoe kijkt het dier naar ons? Wat denkt zo’n dier over ons? Denkt het überhaupt iets over ons? Welk signaal zendt de uil uit wanneer hij zijn vleugel op mijn schouder legt? En begrijpt hij de signalen die ik uitzend, of is dat slechts een illusie?

“Om dat punt elke keer te bereiken, hebben we alle anekdotiek uit de montages gebannen. De camera filmt van onderuit. Je ziet niets van de omgeving, van de boerderij of van de andere dieren, en ook mijn toenaderingspoging zelf komt zelden in beeld. Je ziet alleen mij, het dier en de hemel: de grootst mogelijke abstractie van de situatie. Een korte ontmoeting van twee gelijkwaardige figuren, twee koppen, meer niet.”

Heb je er iets uit geleerd? Weet je nu al beter hoe dieren denken?

“Helemaal niet. (lacht) Je kunt daar alleen maar naar gissen. Het overheersende gevoel bij mij is... (denkt na) verwondering. Verwondering over hoe prachtig dieren zijn, alleen maar door te zijn.

“Wij mensen proberen altijd alles uit te leggen. Wij legitimeren ons bestaan met woorden. Acteurs al zeker: wij werken met de woorden die schrijvers en denkers aanreiken, wij laten hun woorden op onze tong geboren worden.

“De dieren hebben daar allemaal geen last van. Zij zijn gewoon, in al hun vormenpracht. Met woorden kun je bij de dieren niet veel aanvangen. Wellicht daarom voel ik me zo op mijn gemak in hun gezelschap. (lachje) Ik ben altijd op mijn gemak als ik niet te veel woorden moet gebruiken. Dat is een duidelijke lijn in alles wat ik tot nog toe heb gemaakt: het aantal woorden wordt beperkt tot een strikt minimum. Ik hou van het niet-gezegde, het half-gezegde, het gestamelde en het onverstaanbare. Van de poëzie van het onvermogen, zeg maar. In die zin is Head to Head mij op het lijf geschreven.’

Beckett bij de dieren?

“Mm, dat weet ik nog zo niet. Bij Beckett is praten het enige wat ons nog rest. In zijn toneelstuk Happy Days zitten de personages ingegraven in het zand. Ze hebben geen functionerend lichaam meer, alleen nog een mond om mee te praten.”

Maar het zijn zinloze woorden: herhalingen, geraaskal, onvermogen.

“Ja, dat is de boodschap van Beckett: wij zijn opgetrokken uit louter blabla. Wij praten de tijd vol. ‘Hij zei dat hij ging komen.’ ‘Jaja, hij gaat komen.’ ‘Hij is er nog niet, zou hij nog komen?’

‘De waterbuffels besnuffelden me, ze likten aan mijn hoofd, in een mum van tijd zat ik 
onder het slijm en de modder.’ Beeld Museum Voorlinden
‘De waterbuffels besnuffelden me, ze likten aan mijn hoofd, in een mum van tijd zat ik onder het slijm en de modder.’Beeld Museum Voorlinden

“Ik vind Beckett wel grappig. In het middelbaar had ik een leraar Frans die een grote Beckett-fan was. Hij wist ons te vertellen dat de Godot uit Wachten op Godot niet staat voor God, zoals vrij algemeen werd aangenomen, maar dat het de naam was van een beroemde Franse pistier uit de jaren 50 (Roger Godeau, red.) Toen vond ik Beckett nog grappiger. We draaien in cirkels, zoals een baanwielrenner rondjes draait in een velodroom, en het leidt allemaal nergens toe.”

Wie of wat heeft jou naast Beckett nog geïnspireerd?

“De films van Hitchcock. De meester van de suspense: weinig bloed, maar veel suggestie. Wat niet gezegd moet worden, wordt niet gezegd. De muziek is even belangrijk als de dialogen. De films van Jacques Tati (Franse komiek en regisseur, bekend van ‘Mon Oncle’, red.) zeker ook.

“Maar vooral: Laurel & Hardy, de dikke en de dunne. Ik herinner me dat ik hen als kind al heel fascinerend vond. Maar nu vind ik ze nog beter. Laurel & Hardy, dat zijn voor mij twee anarchisten die in filmpjes van twintig minuten alles kapotmaken. Elke menselijke pretentie, elk idee van autoriteit moet eraan geloven. Fantastisch.

“Humor is belangrijk. Als ik op tv of in het theater iets zie waar geen humor in zit, vind ik het verdacht. En doorgaans ook strontvervelend. In Sartre & De Beauvoir, het stuk van Stefaan Van Brabandt met Sien Eggers en Frank Focketyn, zegt Sien Eggers − alias Simone de Beauvoir − op een gegeven moment: ‘Humor wordt vaak geassocieerd met oppervlakkigheid, en ernst met diepgang. Maar het is juist andersom.’ Daar ben ik het roerend mee eens.”

Jij lijkt een voorkeur te hebben voor donkere, naargeestige humor. Humor waar een mens niet noodzakelijk vrolijk van wordt.

“Is dat zo? (denkt na) Humor gedijt nu eenmaal beter op een bedje van tristesse. Lichtheid kan niet zonder donkerte, en donkerte niet zonder lichtheid.”

Bij jou valt het onderscheid tussen licht en donker vaak weg, ook in komische rollen. Jij lijkt altijd op leven en dood te spelen, en je transformeert ook fysiek.

“Ik ben een heel lijfelijke acteur. Ik weet nog dat de director of photography van Van vlees en bloed, de geweldige Lou Berghmans, tegen mij zei: ‘Herwig, sta nu toch eens een halve minuut stil, ik kan geen deftige close nemen als je de hele tijd staat te wiebelen.’ Maar dat was onmogelijk: mijn Herman stond nooit stil, die was de hele tijd in beweging, vanwege zijn tics en zijn manifestatiedrang. Dat personage zat zo in mijn lijf, ik dreigde hem kwijt te raken als ik níét bewoog.

“Ik droeg toen ook een broek die ik in een kringloopwinkel had gescoord: als ik die niet aanhad, kon ik het personage niet spelen.

“Kostuums en attributen zijn cruciale elementen. Als ik comedy speel, vind ik een snor bijvoorbeeld van kapitaal belang. Met de onnozelheid van een snor kom je al een heel eind, zeg ik altijd. Ik leg mijn ijdelheid ook volledig af als ik speel. In die mate dat Elke (actrice en docente Elke Dom, zijn vrouw, red.) soms zegt: ‘Moest dat nu echt, zo lelijk?’

“In Duts droeg ik een bril van plus 12. Ik zag geen steek. Ik probeerde dat te compenseren met lenzen van min 14, maar dat hielp amper: alles bleef wazig, geen enkele lijn was recht. Maar ik had geen alternatief. Pas wanneer ik die bril op mijn neus zette, was ik Duts. Acteurs zeggen soms: ‘Ik ben in de huid gekropen van die of die.’ Dat is niet wat er gebeurt. Wij zitten namelijk al in die huid, wij zijn die personages al.

“Herman en Duts, die zaten al in mij. Zoals er ook een vrouw en een kind in mij zit, en een collaborateur en een massamoordenaar. Ook het tegendeel van mezelf zit in mij. Ik moet het alleen naar boven zien te halen. De juiste attributen kunnen daarbij helpen. Met de uiterlijke verschijningsvorm komt ook de innerlijke stem.”

Onze moeder lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Observeer je haar ook?

(aarzelt) “Ik zie het gebeuren, natuurlijk: de aftakeling, niet alleen geestelijk maar ook lichamelijk. Het is moeilijk, wij staan zo dicht bij haar... (denkt na) Wijlen Nand Buyl heeft ooit Hersenschimmen van Bernlef opgevoerd, in een regie van Guy Cassiers. Heel eenvoudig gebracht, heel indrukwekkend gespeeld.

“Maar in het boek van Bernlef gaat het over de beginfase van de ziekte. De fase van het langzaam wegglijden en grip verliezen. Steeds minder kunnen, dat nog goed beseffen, en het proberen te ontkennen voor jezelf en te verstoppen voor je omgeving.

null Beeld Museum Voorlinden
Beeld Museum Voorlinden

“Ons mama is daar al ver voorbij. Haar blik is nu onpeilbaar geworden, afwezig en in zichzelf gekeerd. Zelfs als ze naar je kijkt, weet je niet of ze je ziet. En dan heft ze plots een oud liedje aan, zonder dat ze naar de woorden moet zoeken, of begint ze te vloeken uit onmacht. Ze zou het afschuwelijk vinden mocht ze zichzelf nu bezig zien en horen, zo trots en voornaam als ze altijd was.

(stilte) “De vraag is altijd: wat gebeurt er in de geest? En dan bedoel ik niet alleen de geest van een alzheimerpatiënt. Wij denken dat we alles over elkaar weten, dat we elkaar kunnen kennen en doorgronden, maar diep vanbinnen weten we ook dat de anderen in feite heel weinig over ons weten. Onze gedachten kennen ze niet. En die kunnen ziek zijn. Verwerpelijk, walgelijk, crimineel. We vergeven onszelf voor die gedachten, omdat we ze toch niet uitspreken, omdat niemand er last van heeft. We verdringen en vergeten ze. Maar ze wáren er wel, hè.”

Je hebt eens gezegd dat het nooit je bedoeling was om acteur te worden. Dat vond ik een rare uitspraak. In mijn ogen ben je het altijd geweest.

“Ik was een spelerke: thuis, op school, op het voetbalveld, op café, overal. Ik trok naar de Studio Herman Teirlinck omdat ik dacht: joepie, spelen, dat zal ik wel kunnen, dat doe ik eigenlijk al, dus ik zal het wel plezant vinden. Het blijven doen was belangrijker dan het officieel worden, begrijp je? Na één jaar ben ik trouwens gestopt omdat ik het niet plezant vond.”

Juist, dat was ik al vergeten.

“We zaten met 35 studenten in het eerste jaar, maar al mijn vrienden, al de mensen met wie ik ’s nachts op café zat, waren gebuisd in januari. Ik mocht blijven, wellicht omdat mijn je-m’en-foutisme voor een vorm van intelligentie werd aangezien. Ik lachte altijd, met alles, en de docenten lachten met mij.

“Maar in mijn binnenste wist ik dat ik nog niet matuur genoeg was. Ik was strenger voor mezelf dan de school. Tegen Alfons Goris, de toenmalige directeur, heb ik gezegd: ‘Ik stop ermee, want ik vind het niet plezant.’ Zo’n dwaas argument had hij nog nooit gehoord. Drie jaar ben ik er tussenuit geweest: rondgetrokken, op straat gespeeld, bewegingstheater gespeeld met kunstenaar Lukas Vandenabeele, en vooral héél veel gelezen. Daarna ben ik teruggekeerd naar de Studio. Ik ben opnieuw begonnen in het eerste jaar, en toen ging het vanzelf.”

Van het klassieke repertoiretheater ben je altijd weggebleven.

“Ik werd door Alfons Goris nochtans klaargestoomd voor dat soort werk. Toen ik in het vierde jaar zat, mocht ik een hoofdrol spelen in de KNS. Wat zeer uitzonderlijk was: de studenten van de Studio werden meestal uitgetest in bijrolletjes. En toen bleek dat Goris al met Ivonne Lex had bedisseld dat ik een contract zou krijgen bij de KNS. Ik werd ontboden in zijn bureau, want hij wilde mij het goede nieuws persoonlijk melden. Ik zei: ‘Bedankt, het is een grote eer, maar ik ga het niet doen.’”

Niet plezant genoeg?

“Ik had al toegezegd dat ik zou meespelen in They Shoot Horses, don’t they? in de KVS in Brussel, in een regie van Dominique Deruddere.

“Goris was not amused. ‘Deruddere!’, sakkerde hij, ‘wat stelt die voor in het theater?’ Niks natuurlijk, het was zijn eerste theaterregie. Juist daarom interesseerde het mij des te meer.

“Wanneer producenten of regisseurs aan mijn mouw komen trekken en zeggen: ‘Herwig, dit is echt iets voor u’, ben ik altijd heel benieuwd. Ik weet nooit wat het zal zijn: hebben ze een onnozele schlemiel voor mij in de aanbieding, of een getormenteerde gangster? De meest uiteenlopende figuren blijken ‘iets voor mij’ te zijn. En daar ben ik blij om. Daarom ben ik nogal publiciteitsschuw. Ik wil niet dat mijn publiek mij te goed leert kennen. Interviews, bijvoorbeeld: echt niks voor mij.”

Herwig Ilegems, Head to Head, vanaf 11 februari in Museum Voorlinden, Wassenaar (Den Haag).

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234