AchtergrondCopenhagen Fashion Week
De duurzaamste modeweek ter wereld krijgt maar moeizaam navolging
De internationale modeweken staan bekend om overdadigheid, maar in Kopenhagen waait een andere wind. Wie daar een show wil geven, moet zich committeren aan een duurzamere bedrijfsvoering.
Modeshows worden wel vaker op bijzondere locaties gehouden, maar één show stak er in de zomer van 2021 letterlijk bovenuit. Het Deense modemerk Ganni liet modellen in alle maten over een catwalk paraderen op een kunstmatige skipiste op zo’n 85 meter hoogte. De buitenlocatie was niet alleen met het oog op corona gekozen, maar had ook een duurzame boodschap: de borstelbaan vormt het dak van de grootste centrale voor groene energie in Kopenhagen.
De Ganni-show op de groene-energiecentrale is een goed voorbeeld van waar de Kopenhaagse modeweek om bekend is komen te staan: duurzaamheid. Vorige week werden er – opnieuw op verrassende locaties in de stad – collecties getoond die duurzamer geproduceerd zijn dan de kleding van de meeste andere merken.
Copenhagen Fashion Week (CPHFW) wordt sinds 2006 halfjaarlijks georganiseerd om de Deense mode te promoten. Na het aantreden van Cecilie Thorsmark in 2018 als directeur kwam daar al snel een nieuw aspect bij. Zij werkte eerder als communicatiedirecteur voor Global Fashion Agenda, een in Kopenhagen gevestigde brancheorganisatie die de mode-industrie wil verduurzamen en al enkele jaren meepraat op de internationale klimaatconferenties.
Niet meer van deze tijd
Thorsmark vond de vele modeshows die ze bezocht, met hun nadruk op steeds meer productie en consumptie van kleding ‘eigenlijk niet meer van deze tijd’. “We hebben nog maar een decennium om een klimaatcrisis af te wenden. Naar mijn mening moet iedereen – ook modeweken – zijn stem en slagkracht gebruiken om de industrie te dwingen te verduurzamen”, zei ze in 2020 tegen het tijdschrift Forbes.
Begin dat jaar lanceerde Thorsmark een driejarenplan voor verandering. Merken die hun collecties willen presenteren, moeten aan allerlei duurzaamheidseisen voldoen. Daarmee had Kopenhagen een primeur. Na een proefperiode waarin modebedrijven de tijd kregen om de criteria te bestuderen en door te voeren, is het voldoen aan wat Thorsmark ‘minimumvereisten’ noemt vanaf dit jaar verplicht.
De lijst telt achttien duurzaamheidseisen die de hele waardeketen van modebedrijven beslaan. Dat gaat van het ontwerp van de collecties en de werkomstandigheden in kledingfabrieken, tot de kennis van winkelpersoneel over duurzaamheid. Zo mogen samples (kledingstukken die op proef gemaakt worden) niet worden weggegooid en oude voorraden niet vernietigd worden.
Collecties moeten voor de helft bestaan uit duurzamere materialen, zoals gerecyclede stoffen of materialen met een keurmerk. Bepaalde chemicaliën en wegwerpplastic zijn verboden. Net als het gebruik van bont in de collecties. De modeshows moeten CO2-neutraal zijn en de decors van de shows moeten na afloop een andere functie krijgen.
Een enorme uitdaging
Thorsmarks vereisten werden vanaf het begin ambitieus genoemd. “Ik vond het een fantastische scoop dat zij hiermee kwam en het was wat ons betreft ook nodig”, zegt Rikke Baumgarten, creatief directeur van het in Kopenhagen gevestigde modemerk Baum und Pferdgarten. “Maar mijn tweede gedachte was: dit gaat een enorme uitdaging worden. Het is moeilijk om op alle vlakken duurzaam bezig te zijn als je kleding produceert.”
Dat de duurzaamheidseisen een unicum zijn in de mode-industrie en voor veel merken nog een brug te ver waren, bleek al snel. In de eerste proeffase voldeed geen van de deelnemende merken aan de achttien vereisten. Thorsmark en haar adviesraad van experts en wetenschappers hadden de eisen kunnen bijstellen uit angst voor een leeg rooster op de modeweek, maar deden dat niet.
“We zetten hier een standaard. En dat vormt het risico dat we merken verliezen die esthetisch misschien heel mooi zijn en ontzettend creatief, maar die de duurzaamheidscriteria niet willen of kunnen nakomen. Voor die merken is er geen toekomst op Copenhagen Fashion Week, en ik denk dat er in het algemeen geen toekomst voor ze is”, zei Thorsmark afgelopen jaar in een podcast van de Australische modejournalist Clare Press.
Duurzame productie is de enige manier vooruit
Nog geen drie jaar later blijken alle headliners in Kopenhagen de minimumvereisten te halen. Baum und Pferdgarten heeft alles op alles gezet om aan de nieuwe voorwaarden te voldoen, zegt Baumgarten. “Op het moment dat de criteria geïntroduceerd werden, waren wij zelf ook bezig met onze duurzaamheidsdoelen. Voor ons is duurzame productie de enige manier vooruit. We kunnen niet doorgaan met hoe we het eerder deden.”
Zo wil het bedrijf per 2024 in kaart hebben gebracht bij welke boeren en garenspinners hun grondstoffen vandaan komen; in de notoir ondoorzichtige industrie een flinke klus. De creatief directeur zegt blij te zijn dat merken zoals de hare niet geconsulteerd zijn over de eisen voor de modeweek. “Als we suggesties hadden mogen geven, zou het te veel toegespitst zijn op wat de bedrijven wilden. Het zou te makkelijk zijn geweest.”
Het verbaast Anke de Jong, de Nederlandse hoofdredacteur van het tijdschrift Elle, niet dat de Deense merken zo positief tegenover de nieuwe criteria voor de Kopenhaagse modeweek staan. “In Scandinavië opereert de mode-industrie al duurzamer dan in de rest van de wereld. Ze willen daar graag de focus op leggen.”
Maar ook internationaal, bij pers en publiek, is de reactie op de verduurzaming van de modeweek zeer enthousiast geweest, constateert De Jong. Een enkele opgetrokken wenkbrauw was er wel toen retailer Zalando in 2021 hoofdsponsor werd van CPHFW. Lang niet alle merken die de webwinkel verkoopt voldoen immers aan de duurzaamheidseisen die de modeweek stelt.
Afgelopen jaar stelde Zalando-mededirecteur David Schneider dat de modeweek in de Deense hoofdstad “de ambitie met ons deelt om collectief te werken aan verduurzaming in de mode-industrie. (…) We willen met onze schaal en innovatieve technologie de lat hoger leggen.”
Volgens een in 2019 gelanceerde duurzaamheidsstrategie wil Zalando uiterlijk later dit jaar alleen nog merken verkopen die Zalando’s eigen ‘ethische standaarden’ naleven. “Het is mogelijk om positieve verandering teweeg te brengen als we een hoge mate van duurzaamheid durven te eisen als voorwaarde voor het samenwerken”, zei Thorsmark over de sponsoring.
Interpretatie
Er valt wel wat af te dingen op de duurzaamheidseisen van de Kopenhaagse modeweek. Zo blijven de vereisten over werkomstandigheden in de productieketen voor interpretatie vatbaar. Merken moeten ‘volgens internationale standaarden’ eigen onderzoek doen naar leveranciers ‘om bijvoorbeeld baanzekerheid en de afwezigheid van dwangarbeid en kinderarbeid’ vast te stellen. Hoe dat onderzoek precies moet gebeuren en bij welke (onder)leveranciers, wordt niet voorgeschreven.
Ook staat het garanderen van een minimumloon voor kledingarbeiders niet op de eisenlijst. En over het invliegen van internationale modellen wordt vooralsnog niets gezegd, al is het voor deelnemende merken wel verplicht om zo divers en inclusief mogelijk te casten. Mogelijk verandert dat in de toekomst. Thorsmark heeft aangegeven dat ze de duurzaamheidscriteria per 2026 verder wil aanscherpen.
Volgens circulaire mode- en textielexpert Roosmarie Ruigrok mogen we blij zijn dat Kopenhagen deze eisen toepast, omdat andere modeweken dat niet op dezelfde schaal doen. Toch blijft een modeweek in de basis een evenement dat onnodige consumptie stimuleert, zegt ze. “We leven in een periode waarin we niet méér kleding nodig hebben. Er is overproductie en modebedrijven zouden veel minder kunnen produceren. Maar dat is niet het verdienmodel van een merk of een modeweek.”
Het roept bij De Jong de vraag op waarom andere modeweken het voorbeeld van Kopenhagen vooralsnog niet overnemen. Duurzame merken beginnen hun weg te vinden naar de catwalks van Londen, Berlijn en Amsterdam. Parijs, Milaan en New York zijn “traditioneler”, aldus de Elle-hoofdredacteur.
Met publiekstrekkers als een Chanel- en een Prada-show hebben de bekende modesteden ook niets anders bijzonders nodig als onderscheidend vermogen. Het is de vraag wanneer verduurzaming ook voor hún bestaansrecht belangrijk wordt.