RecensieDans
Dansvoorstelling ‘Contre-jour’ is melancholisch memento mori
Alexander Vantournhout en zijn gezelschap maakten met Contre-jour een dansvoorstelling als een memento mori – vijf vrouwen spelen een intiem spel, maar de dood ligt op de loer.
Met Contre-jour toont choreograaf en circusartiest Vantournhout zich van zijn meest dansante kant: geen acrobatisch spel met objecten zoals in Aneckxander (2015), geen viriele uitdaging van de lichaamsverhoudingen zoals in Through the Grapevine (2020), maar een zuivere, bijna contemplatieve dansvoorstelling waarin vormbeheersing primeert boven spektakel.
Het begint als een day at the beach, of toch in onze verbeelding – een van Vantournhouts kwaliteiten is juist dat zijn danstaal rijke beelden oproept die zich buiten het domein van de dans bevinden. Maar een zandvlakte dus, met één performer zittend aan de linkerzijde, vier anderen die aan de rechterzijde wachten om over te steken. ‘Schipper mag ik overvaren’, gevolgd door ‘voetje van de grond’, want de vier trachten bij het doorkruisen van het zand zo weinig mogelijk herkenbaar menselijke sporen achter te laten. Laat dat valsspelen maar over aan geschoolde dans- en circuslichamen: wie zich opgedrukt op zijn handen kan voortbewegen zet geen voetjes op de grond.
De laatste twee performers pakken het nog slimmer aan: de een laat zich langzaam wentelend rond het lichaam van de ander overdragen. Het lichaam als ‘hulpstuk’ kwam al sterk aan bod in Through the Grapevine – wie ergens wil komen doet er goed aan zich met een ander te verenigen. Contre-jour heeft sowieso een collectieve dynamiek. Mooi is hoe de performers aan elkaar vastgehaakt heen- en weerwiegen als een open- en dichtschuivende waaier, gebruikmakend van elkaars gewicht. Is het tegen-licht van Contre-jour ook tegen-gewicht?
Als god
Het heeft allemaal iets liefelijks, intiems ook: de reidans in een cirkel, het groepsbewegen door het opstuivende zand, met af en toe een humoristische of brutale kwinkslag wanneer iemand plots de denk- en dansrichting omkeert. Een grotere verstoring van de harmonie is niet aan de orde. Toch waren de melancholische liederen waarmee Contre-jour inzette wel degelijk een vooruitwijzing naar een minder ontspannen perspectief, letterlijk en figuurlijk.
In een tweede deel verschijnen de dansers niet alleen live maar ook op het grote scherm achteraan, van bovenaf gefilmd. Nu zien we pas welke patronen ze tekenen in het zand (denk aan het onvergetelijke roset van Anne Teresa de Keersmaeker in Violin Phase, gefilmd door Thierry De Mey), want elke pas in het zand legt een stukje bloot van de witte balletvloer eronder. Het vogelperspectief maakt van ons een god, des te meer omdat een van de performers met een grote nivelleerstang onverstoorbaar de gemaakte sporen uitwist. Al wat wervelt aan energie en beweging wordt seconden later gladgestreken door de grote gelijkmaker. Een sterker memento mori zagen we zelden.
De ‘topshot’-techniek brengt nog een tweede krachtig effect met zich mee: opeens zien we witte ‘lettertekens’ verschijnen in het zand, de dansers schrijfdansen voor ons een verhaal. Vantournhout laat op die manier zijn voorstelling drie keer verglijden: van een menselijke dimensie van speels (over)leven naar een metafysische reflectie over de dood, tot een beschouwing over wat het medium dans eigenlijk doet: schrijven met beweging. De drie lagen vouwen zich zonder haast open, als een tere bloem. Dat is wonderschoon.