Albumrecensie
Courtney Barnett - 'Tell Me How You Really Feel': Courtney op kaduke Kurt
Wat als vrienden vreemden worden, en vreemden vrienden? Uit dat gevoel van aliënatie perste Courtney Barnett net een geweldige gitaarplaat. Eén waarin zelfbeeld en wereldbeeld een knauw krijgen, maar cynische bespiegelingen gevolgd worden met relativering.
Drie jaar geleden brak de Australische Courtney Barnett door met Sometimes I Sit and Think, and Sometimes I Just Sit. “Een unieke, nieuwe stem,” orakelde Pitchfork. “Het geweten van de millennialgeneratie,” klonk het elders. Barack Obama stanste haar single ‘Elevator Operator’ dan weer op zijn summer playlist.
Middels die erehagen klom The Queen of Slackers op van down under tot de hoogste echelons van de alternatieve rock. Een artiest zou voor minder gaan zweven. Niét Courtney Barnett. Op haar nieuwste plaat heet een song ‘Crippling Self Doubt and a General Lack of Self Confidence’. Alsof de schim van Kurt Cobain haar bij de hand hield, en d’r influisterde dat het heus niet zo erg is om mee te surfen op zijn golf van naargeestig sarcasme in ‘I Hate Myself and I Want to Die’. Eenzelfde zwarte gevoel voor humor speelt trouwens ook op in de andere songs van Tell Me How You Really Feel.
Het gewicht van een kwelgeest
Met haar nonchalante, monotone voordracht zingt Barnett in ‘Hopefulessness’ – die titel alléén! – dat het een godsgeschenk is om een hart aan gruzelementen te zien vallen, zolang het een grandioze song oplevert (“Turn your broken heart into art”). Masochistische zelfreflectie gaat dan weer hand in hand met infectieuze power-pop, confessionele teksten flirten met korzelige Nirvana-gitaren. En alleen de trefzekere refreintjes behoeden je om verpletterd te raken onder het gewicht van haar kwelgeesten en demonen.
Het verschilt nogal met Barnetts vroegere dagboekmijmeringen over banale beslommeringen, zoals de aanschaf van een koffiezet, de jacht op een betaalbaar huis, of luilekker zetelhangen op een zaterdagavond. Twee jaar geleden kondigde ze natuurlijk zelf al aan dat haar nieuwe songs méér donker en melancholisch zouden klinken. Een gevolg van het vervreemdende tourleven, blijkt nu. In ‘City Looks Pretty’ bekent ze dat “friends treat you like a stranger and/Strangers treat you like their best friend... oh well.”
De jacht op trollen
Vooral die “oh well” zegt veel over de zelfrelativerende natuur van Barnett. Het lijkt wel alsof ze het leven spontaan grappiger maakt, wanneer ze erover schrijft. In se oogt datzelfde bestaan vooral deprimerend – wat waarschijnlijk niet eens zo ver benevens de werkelijkheid is, als je er zo eens over nadenkt – maar de Australische haalt monkelend haar schouders op voor zoveel chagrin de vie.
“No-one’s born to hate / we learn it somewhere along the way,” zingt ze gortdroog aan het begin van de plaat. Daarmee zet de Australische meteen de toon van de plaat. Nu eens klinkt ze spinnijdig, zoals in de deraillerende punk-uitbarsting van 'I’m Not Your Mother, I’m not Your Bitch’, dan weer gaat ze in haar haveloze slackerskloffie op de barricades lummelen, zoals in het anti-misogyne manifest ’Nameless, Faceless’. Daarin parafraseert ze de feministische schrijfster Margaret Atwood: “Men are afraid that women will laugh at them / women are afraid that men will kill them.” Maar net zo goed zet ze zelf de jacht in op haar kwalijkste internettrollen: “He said 'I could eat a bowl of alphabet soup and spit out better words than you' (...)Are you kidding yourself?”
Geen muzikale revolutie
Alleen al op basis van die snerende song verdient Barnett de vier sterren bovenaan. Maar ook 'Charity' is een parel van pruilende gitaren: halfweg verglijdt die montere powerpop van sarcasme naar somberheid. Op dat ogenblik komt je haarscherp voor de geest waarom ze Tell Me How You Really Feel koos als titel. Valse romantiek of Instagram-glam kunnen Barnett gestolen worden. Deze plaat schildert een realistisch zelfportret, waarin hoop, pijn en de complexiteit van elke dag getoonzet worden.
Courtney op kaduke Kurt
Maar goed, omdat wij nu eenmaal betaald worden om onze vingers op wonden te leggen, en spijkers op laag water te zoeken: een muzikale revolutie hoef je niet te verwachten bij Barnett. Nog steeds klinkt ze alsof ze de rammelende slackerrock van Pavement iets harder heeft aangezet, met de kaduke Fender van Kurt Cobain ten tijde van In Utero (1993). En andermaal komen de heerlijkst in het gehoor glijdende Lemonheads bovendrijven in springerige refreintjes. Niet zelden denk je in een song ook aan één van de hobbygroepen van Kim Deal. Pas étonnés d'eux trouver ensemble, dus: in ‘Crippling Self Doubt And A General Lack Of Self Confidence’ neemt Deal het achtergrondkoortje voor d'r rekening, terwijl Barnett laconiek verzucht: “I never feel as stupid as when I’m around you”.
Het goeie nieuws? Barnett had het bij het verkeerde eind. Met schrandere oneliners en goed doordachte songs vormt ze de volgende maanden vast uw favoriete gezelschap.