InterviewAdrian Wooldridge
Brits journalist Adrian Wooldridge: ‘Het overdreven linkse streven naar gelijkheid is onmogelijk te realiseren’
Adrian Wooldridge neemt het in zijn nieuwste boek op voor de meritocratie, het systeem waarin je verder komt op basis van verdienste. Het blijft de ‘minst slechte manier’ om tot een eerlijke samenleving te komen, zegt de Britse journalist. ‘Het overdreven linkse streven naar gelijkheid is onmogelijk te realiseren.’
Bij zijn afscheid van The Economist, het weekblad waar hij jarenlang onder het pseudoniem Bagehot commentaar had gegeven op de Britse politiek, kwam Adrian Wooldridge met drie adviezen aan Boris Johnson: stel de dure privéscholen open voor meer leerlingen, pak de ‘beschonken slaapkoppen’ in de City aan en haal een bezem door het gecorrumpeerde Hogerhuis. In hogere zin luidde het advies: red de meritocratie, een onderwerp waarover hij vorig jaar het boek The Aristocracy of Talent - How Meritocracy Made the Modern World schreef.
De column en het boek zijn aanleiding om een bezoek te brengen aan de voormalige chef politiek, die tegenwoordig bij Bloomberg News werkt. Het interview vindt plaats in de huiskamer van zijn Londense pied-à-terre nabij Clapham Common, waar een grammofoonspeler en een stapel langspeelplaten in het oog springen. De 62-jarige Wooldridge vertelt een liefhebber van Richard Wagner te zijn, vooral van diens laatste opera Parsifal. Op de tafel ligt The Revenge of Power opengeslagen, het pas verschenen boek van Moisés Naím.
Doel van het bezoek was praten over de crisis van de meritocratie, het principe dat de sociaal-economische positie van een burger gebaseerd is op zijn talent en werklust, oftewel op eigen verdienste, en in principe niet op geboorte, ras, rijkdom, geslacht of andere gegeven factoren. “In een land als Singapore wordt dit maatschappijmodel zeer gewaardeerd”, merkt hij op, “terwijl het in het Westen steeds meer onder druk komt te staan. In mijn boek neem ik het op voor de meritocratie, als de minst slechte van alle manieren om tot een eerlijke samenleving te komen.”
Uit welke hoek komt de kritiek?
“Ten eerste vanuit de populistische hoek: de brexit, Trump en de gele hesjes in Frankrijk. Daar wordt de meritocratie gezien als een samenzwering van een snobistische elite, die vooral goed voor zichzelf zorgt. We zien hier de naweeën van de Irak-oorlog en de financiële crisis. Deze gebeurtenissen hebben voor groot wantrouwen gezorgd jegens politici, de inlichtingendiensten en de financiële wereld, tegen experts in het algemeen. Onder populisten wordt steeds meer waarde gehecht aan de wijsheid van gewone mensen, aan het gezonde verstand.
“Tegelijkertijd is er kritiek vanaf links, kritiek die ouder is dan de term meritocratie zelf (in 1958 gemunt door de Britse socioloog Michael Young, red.). Reeds in de jaren 30 werd het gezien als propaganda voor plutocraten, een manier om de positie van bevoorrechte burgers te rechtvaardigen. Dat is inmiddels uitgemond in een bredere kritiek tegen het westerse kapitalisme en het imperialisme.
“Activisten van Black Lives Matter beweren bijvoorbeeld dat er wegens systematisch racisme geen sprake is van een gelijk speelveld. Het is nu zover dat sommige Amerikaanse universiteiten toelatingsexamens hebben vervangen door loterijen, al heeft dat al geleid tot een opstand van ouders. Sowieso zijn linkse critici niet tevreden met een gelijk speelveld, omdat ze ook gelijke uitkomsten willen. Dit overdreven streven naar gelijkheid is vrijwel onmogelijk te realiseren.”
Uniek aan deze vormen van kritiek, vertelt Wooldridge, is dat ze samen een breed front tegen de meritocratie vormen. En daarmee ook tegen de verlichtingsidealen. In zijn boek beschrijft hij hoe het idee van de meritocratie zich heeft ontwikkeld op de Britse eilanden als gevolg van de Schotse Verlichting, hoe het na de onafhankelijkheid wortel schoot in de Verenigde Staten en in Frankrijk oprukte na de Revolutie van 1789. Protestantisme en kapitalisme waren drijvende krachten achter dit maatschappijmodel.
In de 19de eeuw beleefde de meritocratie een gouden eeuw op de Britse eilanden. Cruciaal was het besef bij de meritocratische elite dat hun status niet alleen te danken was aan vlijt en intellect, maar ook aan geluk. Wooldridge: “Dat besef leidde tot een gevoel van verantwoordelijkheid voor mensen die het minder hadden getroffen. Het gevolg was niet alleen filantropie, maar ook een drang om onrecht te bestrijden. De buurt waar we nu zijn, was het domein van de zogenoemde Clapham Sect, ook wel de Clapham Saints genoemd. Tot deze sociale hervormers behoorde onder meer William Wilberforce, de politicus die vooropliep bij het afschaffen van de slavernij. Des te verwonderlijker vind ik het dat meritocratie wordt gezien als een vorm van onderdrukking, als imperialisme. Een goed functionerende meritocratie is kleurenblind.”
Het valt niet te ontkennen dat de meritocratie in de problemen is gekomen, toch?
“Jazeker, wat we nu zien, heeft Michael Young in 1958 al voorspeld in zijn baanbrekende boek The Rise of the Meritocracy. Sommige mensen denken dat dat een lofzang was op de meritocratie, maar dat was het juist niet. Hij schreef over het ontstaan van een elite die zich vervreemdde van de rest van de samenleving. Dat leidde tot onvrede, boosheid, opstandigheid, wrevel. Zowel bij het volk als bij de elite. We zagen dat onlangs met de truckersopstand in Canada, waar premier Justin Trudeau, die zich profileerde als kampioen van het sociaal-liberalisme, opeens niet zo vrijzinnig bleek te zijn.
“Ook de brexit toonde aan dat er een diepe kloof is ontstaan tussen de gevestigde orde en een groot deel van de natie. Het was tevens een falen van de journalistiek, die deel uitmaakte van het establishment. Ik hoef alleen maar te kijken naar mijn eigen sociale kring – ik kende haast niemand die voor de brexit was. We zagen het allemaal fout in onze kringen.”
Met ‘onze kringen’ doelt hij op de wereld van The Economist, het blad voor de intelligentsia die op sociaal gebied progressief is en op economisch gebied liberaal tot neoliberaal. In het Verenigd Koninkrijk zou deze maatschappijvisie worden verpersoonlijkt door Tony Blair met zijn New Labour. Het is voor burgers op wie oud-premier Theresa May doelde toen ze het had over ‘the citizens of nowhere’. Wooldridge groeide afgelopen dertig jaar uit tot een van de leidende figuren van The Economist, waarvoor hij jarenlang in Amerika heeft gezeten, zowel aan de west- als de oostkust.
De crisis van de meritocratie is in alle westerse naties zichtbaar. In het Verenigd Koninkrijk is de situatie nijpender omdat het nog altijd een klassenmaatschappij is. Slechts 7 procent van de kinderen gaat naar een public school, dure privéscholen die eeuwen geleden ironisch genoeg zijn opgericht als scholen voor arme kinderen. Op latere leeftijd krijgt deze 7 procent onevenredig veel macht in de politiek, in de ambtenarij, de financiële wereld, de kunsten en zelfs bepaalde sporten, zoals rugby, cricket en roeien. Het symbool ervan is Eton College, de alma mater van zowel David Cameron als Boris Johnson, en van talrijke andere Conservatieven in Westminster.
Voor Britse kinderen die goed konden leren, maar geen kapitaalkrachtige ouders hebben, waren de grammar schools decennialang een uitkomst. Dat zijn staatsgymnasia die aan de poort mogen selecteren. Daarmee zijn ze het symbool geworden van de meritocratie. Wooldridge is een ‘grammar school boy’, iets waarover hij op een verontschuldigende wijze spreekt. “In mijn tijd had je nog de rigoureuze 11-plus-test, een test aan het einde van de lagere school die bepaalde of je naar een grammar school ging of naar een gewone school, een test die bepalend was voor je verdere leven. Een kleine minderheid slaagde. Dat systeem was te hard, maar de beslissing om over te gaan tot een uitsterfbeleid voor grammar schools, een halve eeuw geleden, is funest geweest. Zo werd het kind met het badwater weggegooid.”
De gevolgen daarvan merkte hij toen hij eind jaren 70 geschiedenis ging studeren in Oxford. Wooldridge: “Ik was een van de vele grammar-schoolstudenten, maar begin jaren 80 werd Oxford exclusiever. Het aantal kostschooljongens nam weer toe, met old Etonians als David Cameron en Boris Johnson. Opeens waren daar ook Ghislaine Maxwell (die eind vorig jaar schuldig bevonden werd voor het ronselen van minderjarige meisjes voor de Amerikaanse multimiljonair Jeffrey Epstein, red.) en andere kinderen van persbaron Robert Maxwell, die een enorme financiële donatie bleek te hebben gedaan aan Balliol, het college waarop ik zat.” Na zijn geschiedenisstudie te hebben afgerond, promoveerde hij in de filosofie aan het college All Souls, op de geschiedenis van IQ-testen.
De jaren 80 stonden in het teken van het thatcherisme. In hoeverre heeft dat individualisme invloed gehad op de meritocratie?
“Het probleem is dat leden van de elite door de individualisering steeds vaker lijken te denken dat hun succes geheel te danken is aan eigen talenten en inspanningen. Door deze zelfvoldane instelling gaat de solidariteit verloren, net als de connectie met de rest van de samenleving. Daarover schreef Michael Sandel het boek The Tyranny of Merit (2020).
“Er is een onweerstaanbare neiging om rijkdom in stand te houden en door te geven aan de volgende generatie, waardoor er een nieuwe klasse, een nieuwe aristocratie ontstaat. Dat gaat vanzelf. Neem ouders die hun welvaart doorgeven aan hun kinderen of hen met privédocenten klaarstomen voor toelatingsexamens. Dat is een natuurlijke neiging. Voor conservatieven is iets als erfbelasting dan ook een taboe.”
Meritocratie is eigenlijk een onnatuurlijk fenomeen.
“Ja, dat besef bestond al bij Plato. Om zijn filosofenrepubliek goed te laten functioneren, pleitte hij voor maatregelen om de vorming van nieuwe dynastieën tegen te gaan, zoals het gemeenschappelijk opvoeden van kinderen en een verbod op het bezit van onroerend goed. Het gaat misschien wat ver om zulke dingen nu in de praktijk te brengen. Maar het achterliggende idee is juist. Kijk naar wat er in Amerika gebeurt, waar een heel klein percentage van de bevolking, minder dan een procent, belachelijk rijk is en steeds rijker wordt. Deze decadentie, deze hebberigheid, is funest voor de maatschappelijke dynamiek.”
Wat moet er gebeuren?
“Een les van de brexit is dat we de scheve verhoudingen in dit land gelijk moeten trekken. Dat is ook het streven van Boris Johnson. Er is een herwaardering van technisch beroepsonderwijs nodig, voor mensen die met hun handen werken, die een vak leren. We hebben genoeg Nietzsche citerende juristen – waar zijn de loodgieters? Wat dat betreft kunnen we leren van de Duitsers, die veel meer waarde hechten aan beroepsonderwijs, aan stages en leer-werkplekken.
“Bovendien moeten privéscholen hun poorten openzetten. Omdat ze eeuwen geleden bedoeld waren voor armere kinderen, hebben ze de status van liefdadigheidsinstelling. Dat is absurd. Ze leiden nu vooral kinderen op van een rijke internationale elite, kinderen van oligarchen bijvoorbeeld. Er moeten meer plekken komen voor Britse kinderen uit achtergestelde milieus.
“De selectie van mensen die het land besturen, de rijksambtenaren, kan ook beter. Er wordt nu uit een kleine vijver gevist, mensen die naar privéscholen zijn geweest en naar Oxford of Cambridge, mensen die alles weten over de klassieken. Waarom niet mensen selecteren op hun intelligentie, via IQ-testen bijvoorbeeld?
“In China waren er al vanaf de 9de eeuw, toen we hier nog leiders hadden met namen als Eric Bloodaxe, een soort rijksexamens waaraan 10 procent van de bevolking meedeed. Deze nationale talentenjacht heeft het duizend jaar uitgehouden en er bestaat nog steeds een variant daarop. Onderschat niet hoe conservatief onze elite is als het neerkomt op het beschermen van de eigen privileges.
“Het is onze plicht manieren te zoeken om de meritocratie een nieuw leven in te blazen. Het is geen perfect systeem. Maar wat is het alternatief?”
Adrian Wooldridge, The Aristocracy of Talent: How Meritocracy Made the Modern World, Penguin Books, 479 p., 22,26 euro.