Zaterdag 01/04/2023

InterviewDavid Sedaris

Bestsellerschrijver David Sedaris: ‘Ik heb een Picasso, maar gisteren heb ik de hele dag zwerfvuil geraapt langs de weg’

David Sedaris: ‘Sommige mensen zijn bang voor elk beetje geluk en succes.’ Beeld NYT
David Sedaris: ‘Sommige mensen zijn bang voor elk beetje geluk en succes.’Beeld NYT

In zijn essaybundel Happy-Go-Lucky moppert bestsellerschrijver David Sedaris (66) op de jeugd van tegenwoordig, die aan veel te veel zaken vreselijk aanstoot neemt. En hij is nostalgisch, zonder sentimenteel te worden. ‘Misschien was mijn vader vergeten dat hij een klootzak was.’

Charlotte Remarque

De Amerikaanse schrijver David Sedaris komt het café binnen in een grote zwembroek met schelpen erop, die geen zwembroek blijkt te zijn, maar een designerbroek. Dit is de entree van een schrijver die het heeft gemaakt: Sedaris verkocht inmiddels meer dan tien miljoen boeken in meer dan vijfentwintig landen. In de jaren 1990 begon hij zelfspottende, absurdistische essays over zijn mislukte leven te schrijven – een jeugd als neurotische outcast in een groot migrantengezin, een mislukte carrière als door amfetaminen aangedreven performancekunstenaar, baantjes als schoonmaker, verhuizer en hulpje van de winkelcentrumkerstman – en veranderde hij van een underdog in een man die, zoals zijn vader op zijn sterfbed zei, “heeft gewonnen in het leven”.

In zijn nieuwste essaybundel Happy-Go-Lucky worstelt Sedaris met de dood van zijn vader en bezegelt hij tegelijkertijd zijn eigen succes. Een nieuw gebit, huizen in Parijs, New York en Londen, excentrieke kleren, schilderijen – in een van de essays omschrijft hij zichzelf als “een best wel succesvol iemand, die een Picasso heeft”.

BIO

geboren op 26 december 1956 in New York • Amerikaans humoristisch schrijver • publiceerde o.a. Naakt, Ik mooi praten, Steek je familie in de kleren en De lachvogel • veel van zijn humor bestaat uit autobiografisch materiaal over zijn grote familie van Griekse afkomst, uit zelfspot, zijn vele baantjes en zijn leven in Frankrijk met zijn partner Hugh Hamrick

Hebt u een Picasso?

“Ja. Ik heb altijd al interesse in kunst gehad, dus zodra ik het kon betalen dacht ik: ik ga eens wat schilderijen kopen. Dan hangen ze bij Sotheby’s een kamer vol met dingen die je misschien mooi vindt, helemaal alleen voor jou. Ik had nooit gedacht dat ze me zouden toelaten in die wereld, ik heb altijd gedacht dat iemand zou zeggen: wacht eens even, haal hem hier weg. Maar ze halen zomaar een tekening voor je uit de lijst, terwijl je een kop koffie in je hand hebt. Dat mag dan gewoon. Je wordt verleid.”

Is die Picasso uw duurste bezit?

“Nee. (lacht) Toen ik het kocht wel. Nu heb ik een duurder schilderij, van Philip Guston.”

Hij laat op zijn telefoon een paar schilderijen van Guston zien, vraagt of ik ze niet prachtig vind, “net glimmende ham uit een blikje”, en verzucht dat de mooiste nu te duur voor hem zijn. “Als ik een tijdmachine had, zou ik teruggaan en kunst kopen.”

We zitten in het café van een Londens hotel. Het is wonderlijk om deze man – in het echt klein, met een zachte stem, lang niet zoveel bravoure als in zijn essays of op een podium – voor me te hebben. Ik ben opgegroeid met zijn verhalen en ken zijn familie bijna beter dan die van mijzelf. Voor mij is hij een onaantastbare grootheid, maar door zijn nieuwste essays schemert ‘memento mori’ – hij is bang om oud te worden.

Bent u niet bang de lezer kwijt te raken, door zo ongegeneerd te schrijven over rijk en beroemd zijn?

“Nee, en het zit me dwars wanneer mensen niet eerlijk zijn over hun succes. Ik werk er hard voor. Ja, dat is zeker Amerikaans van me. Het was een verrassing voor mij, mijn grote succes, dus deels komt het schrijven erover voort uit verbazing en zo probeer ik het ook te presenteren.”

U bent nostalgisch in deze bundel. U zegt tegen een groep studenten: als je jong en blut bent, ben je tenminste nog mooi.

“Toen ik jong was, lachte ik om mijn vader en zijn midlifecrisis, toen hij een Porsche kocht en een pet ging dragen. Het was zo makkelijk om hem belachelijk te maken. Je beseft het niet tot je een zekere leeftijd hebt bereikt, het is dan ineens... voorbij.”

Wat is voorbij?

“De zichtbaarheid is voorbij. Ze zien je niet meer. Bij die zichtbaarheid horen natuurlijk wel alle ontberingen van jong zijn, het is een compromis. Daarom zou het zo mensonterend zijn om oud en arm te zijn.”

In een pijnlijke scène in dit boek spreekt u met twee kinderen. U zegt tegen hen dat u rijk en beroemd bent, maar ze hebben geen idee wie u bent. Spreekt u jonge lezers nog aan?

“Nee, ik spreek ze helemaal niet meer aan. Ik besef dat ik voor jonge mensen stokoud ben. Hun wereld is zo ver verwijderd van de wereld waarin ik ben opgegroeid. Ze moeten me soms lezen omdat ik in schoolboeken ben opgenomen. Het is hun goed recht om een hekel aan me te hebben, omdat ik huiswerk ben geworden. Ik ben verbaasd als mensen hun kinderen meeslepen naar mijn voorstellingen.”

U geeft mensen van mijn leeftijd – ik ben 25 – het advies dat ze best maar één ding kiezen om vreselijk aanstoot aan te nemen.

“Jullie zijn veel te gevoelig, jullie nemen tegenwoordig aan veel te veel dingen vreselijk aanstoot. Je kunt je niet altijd zo opwinden over alles. Vroeger hadden we vaak seks die we eigenlijk niet wilden hebben. Raad ik dat iedereen aan? Nee. Maar je leerde er wel iets van. Niet dat ik ga beweren dat iedereen zijn lesjes moet leren op dezelfde manier als ik. Dat is echt een generatieverschil. Jij bent opgevoed met het idee dat jouw lichaam van jou is en dat niemand er mag aankomen, en ik meer met het idee: tja, het is maar één vingertopje, het had erger kunnen zijn.

“Ik was boeken aan het signeren, nog voor de pandemie, en intussen zat ik te eten. Een koppel kwam om hun boeken te laten signeren en ik vroeg aan de man: snij eens een stukje van mijn biefstuk voor me, wil je? Hij deed het. En toen zei ik: stop het stukje biefstuk in mijn mond. Toen ging ik dat vaker doen, mannen vragen om mijn biefstuk in stukjes te snijden en aan me te voeren. Uiteindelijk besefte ik dat ik een grens overging. Maar ik vond het grappig.”

Wat is voor u dat ene ding waar u vreselijk aanstoot aan neemt?

“Honden met zonnebrillen op. Ze zijn een toonbeeld van middelmatigheid.”

Dus aanstoot is een kwestie van smaak, niet van politiek?

“Als iemand schrijft dat hij blij is dat de abortuswet is veranderd, neem ik daar geen aanstoot aan. Ik ben het er gewoon niet mee eens. Maar als iemand een foto online zet van zijn hond met een zonnebril op...”

'Ik ben een vreemd mengsel. Ik heb een Picasso, maar gisteren heb ik de hele dag zwerfvuil geraapt langs de weg.' Beeld NYT
'Ik ben een vreemd mengsel. Ik heb een Picasso, maar gisteren heb ik de hele dag zwerfvuil geraapt langs de weg.'Beeld NYT

In zijn nieuwste essays is Sedaris een nieuwe versie van zichzelf. Een man die moppert over de Black Lives Matter-beweging, over de jeugd van tegenwoordig, over niet herkend worden door personeel.

Zet u zichzelf opzettelijk neer als een karikatuur van een oude chagrijn?

“Je wordt gewoon een stuk chagrijn als je ouder wordt. Maar als ik kritisch ben, zeg ik het niet in iemands gezicht, ik dénk het en ik schrijf het op, zonder namen te noemen. Ik verdedig ieders recht om te denken wat hij wil. Ik snap niet dat mensen dat verschil niet kunnen zien. Maar het is waar, ik ben met de jaren een chagrijn geworden.”

Wanneer is de laatste keer dat u iemand een oprecht compliment hebt gegeven?

“Ken je de wc in het warenhuis Liberty? Ik ken iedere wc in Londen; ik moet altijd plassen, dat gebeurt als je een man van 66 bent. De wc in Liberty is bij de herenmode, dus ik kocht een jasje. En de verkoper, een man van een jaar of 50 uit de Filipijnen, had zijn haar honingblond geverfd en hij had vijf grote kettingen om en een ring om elke vinger, en ik zei dat hij er fantastisch uitzag. En hij zei...”

Sedaris haalt een opschrijfboekje uit zijn zak en bladert erdoor. “Hij zei: ‘Wij kleden ons tot uw genoegen, mijn vriend.’ Ik zeg het altijd tegen mensen als ze er geweldig uitzien. Als ze echt hun best hebben gedaan.”

Een levendig beeld in dit boek is van uw 95-jarige vader die een staande klok op z’n hoofd krijgt, wat u beschrijft als een duidelijke boodschap van het universum.

“Zo’n duidelijke boodschap heb ik zelf nog nooit gekregen, maar ik ging laatst wel mijn seniorenkortingskaart voor de bus halen. Ik heb er lang mee gewacht, ik wilde niet aan mezelf toegeven dat ik al oud genoeg was om gratis in de bus te zitten.”

De bus?

“Ja, ik neem vaak de bus. Ik ben een vreemd mengsel misschien. Ik heb een Picasso, maar gisteren heb ik de hele dag zwerfvuil geraapt langs de weg.”

U hebt een vriend, u reist veel, u hebt een heel nieuw leven, maar toch staat uw familie nog steeds centraal in uw werk. Waarom?

“Deels komt het omdat ik Grieks ben. Je kunt een Zweed, Rus of Japanner tegenkomen en het duurt weken voordat je weet dat hij niet in zijn eentje is opgegroeid in het wild. Een Griek zegt binnen een minuut: moeder, vader, broer, zus.”

Toch omhelzen jullie elkaar niet, schrijft u.

“Er is niemand op de wereld van wie ik zo veel houd als van mijn zus Amy. Amy is veel grappiger dan ik ben. Amy is bijzonder, ik ben niet bijzonder. Er is maar één iemand die kan doen wat zij doet. Toch zal ik dat niet tegen haar zeggen, en ik raak haar niet aan. Ik zou zoiets gênant vinden om te zeggen of te doen. We kopen samen dingen, zo laten we zien dat we van elkaar houden.”

Een groot deel van deze nieuwe bundel gaat over uw vader. Op zijn sterfbed vraagt hij aan u of hij een ‘freak’ is. U antwoordt dat hij ijdel is en geobsedeerd door geld, dat hij andere mensen bespot omdat ze zwak zijn. Bent u bang dat u op hem gaat lijken?

“Nee. Ik vind geld belangrijk, maar ik ben bij lange na niet zo’n klootzak als mijn vader was. Ik denk aan andere mensen, wat ze willen en nodig hebben, ik ben niet altijd overtuigd van mijn gelijk. Ik ben gul, mijn vader was dat niet. Nee, ik maak me daar absoluut geen zorgen om. Ik heb mijn leven zelfs gewijd aan het bewust níét op mijn vader lijken.”

Aan het einde van zijn leven veranderde hij.

“Ik heb ergens gehoord dat dementie aardige mensen in hufters verandert en nare mensen zachtaardiger maakt. Ik weet niet of dat waar is. Misschien was mijn vader gewoon vergeten dat hij een klootzak was.”

De dood stelt Sedaris in staat om openhartiger dan ooit te zijn over zijn vader. In eerder werk schetste hij hem als een komische bullebak die om acht uur ’s avonds riep dat het ‘het holst van de nacht’ was; nu blijkt hij een echte tiran te zijn geweest. Ook praat Sedaris nu openlijk over zijn zus Tiffany. In zijn gebundelde dagboeken A Carnival of Snackery is te lezen dat zij uit het leven stapte.

Uw zus Tiffany en u hadden veel gemeen. Ze was ook een kunstenaar met een drugsverslaving, ook heel zoekend, net als u toen u jonger was. Denkt u ooit: aan haar lot ben ik ternauwernood ontsnapt?

“Nee, want zij was echt geestesziek. Het is één ding om zonderling te zijn, het is heel wat anders om een bipolaire stoornis te hebben. En Tiffany kon zich niet concentreren. Ze maakte mozaïeken, en als ze één steentje had gelegd, ging ze meteen iemand bellen, zo van, ik kan het niet geloven, dit is het beste fucking mozaïek dat ik ooit heb gemaakt. Dan legde ze nog een steentje en belde ze weer iemand anders. Ze kon niet gewoon rustig haar werk doen. Ze had slechte vrienden die haar ervan overtuigden dat haar kunst veel waard was, die mozaïeken van meisjes met ouderwetse mutsjes op. En ze saboteerde zichzelf, er was altijd een ramp die haar succes in de weg stond. Sommige mensen zijn bang voor elk beetje succes en geluk.”

U lijkt in deze bundel minder emotioneel geraakt door dingen. Het huis aan de kust van North Carolina, waaraan u zo was gehecht, wordt door een overstroming beschadigd. Het lijkt u niets te doen.

“Nee, dat doet het ook niet. Ik kijk wel terug, maar ik gá nooit terug. We gaan het huis verkopen nu mijn vader dood is. Mijn enige gedachte is: wat moeten we met al die meubels? Nu mijn vader dood is, ga ik nooit meer naar North Carolina. Ik voel er niets bij.”

Is er dan niets sentimenteels aan u?

“Ik mag hopen van niet. Sentimentele teksten zijn afschuwelijk.”

null Beeld rv
Beeld rv

Is uw gevoel voor humor veranderd sinds uw eerste essays?

“Als ik Naakt nu teruglees, en ik zie al die hyperbolen, denk ik: kalmeer. Maar het probleem is dat ik in het echt ook zo ben. Als hier nu vijf mensen met pistolen binnenkomen, zou ik later zeggen: er kwamen zeventien mensen met pistolen binnen. En dan geloven lezers je niet meer, ook wanneer je wel de waarheid spreekt. Het duurde een tijd voordat ik daar achter was. Het werk is beter zonder die overdrijvingen, minder behoeftig en wanhopig dan mijn vroege werk. Een slechte talkshowpresentator raakt in paniek als er al drie seconden niet gelachen wordt, en gaat dan zijn gast onderbreken. Hij vertrouwt er niet op dat mensen luisteren. Ik heb geleerd om mijn lezers te vertrouwen.”

Als u niet over uw eigen leven schreef, zou u dan anders leven?

“Ik heb een essay geschreven over geld geven aan daklozen. Toen ik dat essay voordroeg in Londen, gaf iemand me na afloop 50 pond om aan een dakloze te geven. En ik dacht: laat maar zitten, nu heb ik er niks aan, het stuk is al geschreven. Snap je? Die dakloze heeft er natuurlijk wel iets aan. Maar ik deed het alleen maar om erover te schrijven. Dat probeer ik niet meer te doen, het is onoprecht. Toen ik na mijn eerste bundel plotseling nog een boek mocht maken, ben ik naar een nudistenkolonie gegaan, maar ik moest het doen overkomen alsof ik zomaar uit nieuwsgierigheid was gegaan. Dat doe ik niet meer.”

Veel van de prijzen die u hebt gewonnen zijn specifiek voor humor en satire.

“Als ik geen humorist was, trok ik geen volle zalen. Ik heb een keuze: wil ik de status van iemand die serieus genomen wordt, en vijf mensen in mijn publiek? Of wil ik als humorist worden gezien en volle zalen trekken?”

David Sedaris, Happy-Go-Lucky, Podium, 288 p., 21,99 euro. Uit het Engels vertaald door Irving Pardoen.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234