Boekrecensie
Beeldbiografie toont de ondergang van Adolf Hitler heel gewoon foto voor foto
De beeldbiografie van Adolf Hitler van de historici Erik Somers en René Kok toont de Führer zonder de gruwelijkheden van de oorlog. Dat voelt ongemakkelijk, maar het boek is zo wel een aanvulling op de geschiedschrijving.
Bij het lezen en bekijken van het monumentale fotoboek Adolf Hitler, de beeldbiografie valt meteen op hoe dicht dit boek je dwingt de hoofdpersoon op de huid te zitten. De gruwelijke buitenwereld – de verwoestingen van Duitsland, de pogroms, de Holocaust, de verschrikkingen van het Oostfront – blijven in de beelden buiten beschouwing. Alle aandacht gaat naar de persoon die in de jaren twintig met zijn (mislukte) Bierkellerputsch in München de klaroenstoot voor het nazisme gaf en die zichzelf nog geen kwart eeuw later in zijn Berlijnse Führerbunker een kogel door het hoofd joeg.
Het maakt dat je hem niet alleen ziet als de tiran die we kennen, maar ook als een weifelaar die op moeilijke momenten, voor iedereen zichtbaar, de schouders laat zakken. Een jongetje dat in de confrontatie met de bullebakken in de klas pruilend een hoekje opzoekt. Een man op wie het voor hem ongunstige verloop van de Tweede Wereldoorlog zichtbaar een deprimerende invloed had.
Het voelt wat ongemakkelijk, omdat we veelal hebben geleerd Hitler op te sluiten in de kooi in the back of our head waar ook Josef Stalin, Pol Pot, Idi Amin en Mao Zedong het vuurtje onder elkaars hellevuur dagelijks oppoken.
Categorische afwijzing van tirannieke daden en de bijbehorende persoonlijkheden houdt het wereldbeeld overzichtelijk, maar doet ons collectieve bewustzijn van de geschiedenis tekort. Goed dus wanneer er zo’n belangwekkend, interessant en fascinerend beeldverhaal als dit verschijnt, dat de stutten onder onze zekerheden wegtrekt.
Erik Somers en René Kok
De beeldbiografie is samengesteld door de historici Erik Somers en René Kok. Beiden zijn werkzaam bij Niod, Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Nederland en autoriteiten op het gebied van visuele geschiedschrijving. In de praktijk betekent dit dat zij, veel meer dan de meeste historici, grote betekenis toekennen aan foto’s als bronmateriaal. En die dan ook met veel meer oog voor de technische afwerking presenteren.
Foto’s vervullen in de onafzienbare stroom boeken over de Tweede Wereldoorlog meestal de functie van de illustratie die de tekst ondersteunt. Net als in hun eerdere boeken, waaronder Stad in Oorlog, Amsterdam 1940-1945 in foto’s en De Jodenvervolging in foto’s, Nederland 1940-1945 draaien Kok en Somers het in de beeldbiografie over Hitler radicaal om: zij analyseren elke foto minutieus en vertellen hun verhaal vanuit het beeld, waarbij dat uiteraard altijd context nodig heeft om de visuele informatie in te bedden.
Die werkwijze leidt tot verrassende inzichten, omdat de auteurs je door hun keuzen steeds dwingen dichtbij hun protagonist te blijven en te onderzoeken of belangrijke gebeurtenissen uit zijn tijd hun weerslag vinden in de persoon Hitler. Het karakter van de mens Hitler krijgt meer diepgang en schakeringen dan dat van de bullebak met zijn veronderstelde liefde voor zijn herdershond Blondi en onschuldige blonde kinderen.
Die thema’s krijgen overigens ruimschoots aandacht, met een speciaal oog voor de (propagandistisch ruim uitgebuite) jarenlange vriendschap van de Führer met het aanvankelijk 6-jarige blonde meisje Bernile Nienau. Dat begroette hem ooit spontaan en nam met een omhelzing en een afscheidskus van ‘Onkel Hilter’.
Zo stal ze zijn hart. Zelfs toen bleek dat ze een Joodse grootmoeder had, wilde Hitler niet weten van haar verbanning uit zijn leven. Tien jaar lang hield de ‘vriendschap’ stand. Uiteindelijk stierf ze – volstrekte bijzaak in het Hitler-narratief – tijdens de oorlog aan polio.
1922 in Neurenberg
Al vanaf de eerste dagen was Hitlers vaste fotograaf Heinrich Hoffmann erbij: hij legde Hitler vast op straat in 1922 in Neurenberg, een lange jas met hoge gebreide kousen eronder, en een hondenzweepje in de hand. Geen omstander toont zich geïmponeerd, of geïnteresseerd. Hitler liet zich in die dagen nauwelijks fotograferen omdat hij bang was dat een verkeerde pose of een grimas door zijn tegenstanders kon worden misbruikt om hem belachelijk te maken.
Hoffmann wist zijn vertrouwen, met kennelijke kruiperigheid, te winnen en bevond zich bij parades en toespraken, ontvangsten en frontbezoeken altijd op de eerste rang. Alleen foto’s die de goedkeuring van de Führer konden wegdragen, vonden hun weg naar de buitenwereld. Naar de nazibladen de Völkischer Beobachter en de Illustrierter Beobachter, en naar de talrijke commerciële toepassingen die de Hitler-cultus tot grote hoogte brachten: posters, boekjes, ansichtkaarten.
Bekend is Hoffmanns serie ansichtkaarten uit 1927 waar de Führer in donderende redevoering is te zien, woest gebarend, met priemende wijsvinger. In de beeldbiografie wordt er een fijn detail aan toegevoegd: de foto met de grammofoon in de hoek achter de dictator in wording, waarop Hoffmann, ter inspiratie van Hitlers toneelstukje (die immers acteerde alsof hij een massa begeesterde) muziek van de Führers favoriete componist Wagner liet afdraaien. Of eerdere, op 78 toeren vastgelegde toespraken van Hitler zelf.
Hoffmann zou tot Hitlers einde de hielenlikker blijven die de dictator dienstbaar volgde bij het afnemen van parades en andere massabijeenkomsten in Berlijn, München, Neurenberg, bij zijn ontmoetingen met staatshoofden en zijn door de jaren heen groeiende isolement op de idyllische Obersalzberg in Berchtesgaden. Zeker toen de militaire opmars van de Duitsers was gestuit na de nederlaag bij Stalingrad, was de Berghof in Berchteshaden in toenemende mate de plek waar de Führer de andere nazileiders ontmoette.
Kleurenfoto’s van Hitlers geliefde Eva von Braun (zelfbenoemd ‘Rolleiflexmeisje’, naar haar middenformaat camera) en ‘hoffotograaf’ Walter Frentz uit de entourage van nazifilmer Leni Riefenstahl getuigen van dat leven op 1.800 meter hoogte. Een dutje in het theehuis. Een wandeling in de omgeving. Lunch op het terras. Dollen met herdershond Blondi.
Geen slechtnieuwsfoto's
Steeds minder vertoonde Hitler zich aan het Duitse volk dat hem eerst zo massaal en hysterisch had toegejuicht. Er bestaan, schrijven Kok en Somers, geen foto’s van Hitler die de inwoners van de door de geallieerde bombardementen zwaar getroffen steden met een bezoek een hart onder de riem steekt. Aan het front toonde Hitler zich wel als overwinnaar, niet toen de Duitsers verloren.
Talrijk zijn de foto’s uiteraard van de Führer in voor hem betere tijden, waarbij Kok en Somers bewijzen uitmuntend oog te hebben voor de kwaliteit van de opnamen, prints en presentatie. Dikwijls zijn dat ondergeschoven kindjes – kijk de gruizige fotohoofdstukjes in Ian Kershaws fameuze tweedelige Hitler-biografie er maar eens op na. Die uitgave is een van de voorbeelden waaruit je haast de conclusie zou trekken dat een smerige tijd geen goede – lees technisch en compositorisch hoogwaardige – fotografie verdient.
Op de foto’s in de beeldbiografie is op het gezicht van Hitler (en zijn omstanders) een veelheid aan uitdrukkingen af te lezen, waardoor hij meer te herkennen is als een man van vlees en bloed. Het maakt de schreeuwlelijk die hij was kleiner en ontdoet hem van het strijdlustige vastberaden imago dat de nazipropaganda steevast van hem kneedde.
Het is juist Hoffmann die, ondanks zijn propagandistische opdracht, zwakke en zelfs vernederende momenten van Hitler kundig vastlegt. Als Hitler in 1934, op zijn eerste buitenlandse bezoek als bondskanselier, de Italiaanse dictator Benito Mussolini ontmoet, is de eerste gekleed in een slecht vallende trenchcoat, glimmende schoenen en met gekreukelde hoed in handen. Mussolini presenteert zich in vol, stoer fascistisch ornaat.
Een Amerikaanse verslaggever noteerde: “Achter de plichtmatige hartelijkheid zag ik in Mussolini’s ogen een geamuseerde uitdrukking en in die van Hitler iets van weerzin. Hitlers verlegenheid week niet toen zijn gastheer hem langs de opgestelde troepen leidde. Hij leek wel een schooljongen op zijn eerste feestje.”
Nog pijnlijker wordt het voor Hitler als de Duce drie jaar later in Berlijn met hem de Wehrmacht aan een inspectie onderwerpt. De blik van tientallen aanwezigen wordt als door een magneet naar de Italiaan getrokken, Hitler loopt er bedremmeld bij en kijkt ontredderd weg.
Overigens weerspiegelt deze foto uit 1937 niet de machtsverhoudingen tussen de twee dictators: Hitler zou min of meer bevriend raken met Mussolini en hem later, toen de Duce de macht in Italië verloor, zelfs nog in bescherming nemen. Ook in die hoedanigheid, als gevallen leider, figureert hij in april 1944 in Hitlers nabijheid: hij speelt zijn rol als geslagen hond met verve.
Fascinerend is het te zien hoe het werkelijke verloop van de oorlog de regie van de dictator met zijn wanen overneemt. Prachtig is de foto van 10 juni 1941, kort voor het begin van operatie Barbarossa, de (uiteindelijk voor de nazi’s fatale) aanval op de Sovjet-Unie.
Hitler is zich bewust van de risico’s van wat hij noemde “de grootste opmars in de geschiedenis” en beent onrustig, handen op de rug, op het terras van de Berghof. De bergtoppen onder hem zijn gehuld in nevel, donkere wolken stapelen hoog op – een onheilszwanger beeld.
In zijn laatste jaren manifesteert Hitlers mentale en politieke aftakeling zich nadrukkelijk. Steeds vaker oogt hij somber en bedrukt, en veel ouder dan de vijftiger die hij was. Een cocktail van slaapmiddelen, pepmiddelen en pijnstillers houdt hem op de been. Zijn huid is vaal, zijn linkerarm trilt als gevolg van verwondingen door de ternauwernood mislukte bomaanslag op zijn leven in juli 1944.
Hoge officieren groeten hem niet langer met de gestrekte, geheven arm maar met een plichtmatig applausje. Een groep door de Führer onderscheiden piloten ontvangt hij in april 1944 zit-leunend op zijn bureau, zijn schouders hangen krachteloos neer. De gezichten van de Luftwaffe-officieren verraden meer meewarigheid dan ontzag: het vuur van de Blitzkrieg in hun ogen is dan allang gedoofd.
Het slotakkoord op 23 april 1945, Hitler op twee foto’s van afstand genomen, enkele dagen voor zijn zelfmoord in de tuin van zijn bunker in Berlijn, geeft dit beeldverhaal een haast filmische allure. Op de laatste foto’s die van de levende dictator zijn gemaakt, neust hij met chef-adjudant Julius Schaub in de feitelijk fictief geworden eetzaal van de Oude Rijkskanselarij; niet meer dan een ruïne, met als herinnering aan vroeger tijden enkele ronde tafelbladen tegen de muur waaraan (vermoedelijk, het is net niet goed te zien) een wandlampje scheef bungelt. Het is zo’n moment dat het onherroepelijke einde van Hitlers heerschappij weerspiegelt: ook zijn eigen wereld ligt in scherven.
René Kok en Erik Somers: Adolf Hitler, de beeldbiografie; 400 pagina’s; Hollands Diep; € 49,99.
Heinrich Hoffmann
Hitlers lijffotograaf Heinrich Hoffmann (1885-1957) was vaktechnisch gesproken niet begenadigd, stellen de historici René Kok en Erik Somers. Technisch mankeert er nogal eens iets aan zijn met de Leica-kleinbeelcamera gemaakte foto's, en het ontbreekt vaak aan oog voor detail. Dat stond zijn zakelijk succes niet in de weg. In 1933 leidde hij een bedrijf met zeventien medewerkers, een bloeiend persbureau en een uitgeverij. In 1943 had hij 300 personeelsleden. Na de oorlog werd Hoffmann veroordeeld tot vier jaar. Zijn vermogen werd in beslag genomen.