Donderdag 23/03/2023

Interview

Arnout Hauben: ‘We moeten ervoor opletten dat we niet aan ernst ten onder gaan’

null Beeld Saskia Vanderstichele
Beeld Saskia Vanderstichele

Wetenschappers hopen hem ooit onder een microscoop te mogen bekijken, de talenknobbel van Arnout Hauben (43). In zijn televisieprogramma’s, steevast reizen om te leven, blijkt altijd weer dat hij het dialect van de geschiedenis kent. En wie zijn pad kruist, wordt aangesproken in het Esperanto van de nieuwsgierigheid. Ook in Ten oorlog: de bevrijding van Vlaanderen zullen die talen van pas komen, al kan Hauben zich deze keer ook gewoon in het Nederlands beredderen: in de driedelige reeks op Eén vertellen de overgebleven Vlaamse getuigen over het venijn in de staart van de Tweede Wereldoorlog. ‘Je hoort het aan de verhalen, je ziet het aan de foto's: die generatie was zo knap, zo cool, zo sexy.’

Jeroen Maris

Eigenlijk was Hauben, naar analogie met Rond de Noordzee, bezig aan een reis langs de eilanden van de Middellandse Zee. Maar zélfs een televisiemaker moet zich plooien naar de nieuwe realiteit die Covid-19 rond zich geschikt heeft.

Hauben: “Van Gibraltar naar Jeruzalem, en precies in de helft van onze reis zijn we gestrand: in Malta werd duidelijk dat we niet verder konden. Op dat moment zaten we al aan ons achtste noodscenario. Maar het virus tikte alle dominostukjes omver.”

Hoe dramatisch is de uitbraak van het virus voor De chinezen?

“Ik ben natuurlijk geen expert, maar zeker in de regio rond Wuhan...”

(onderbreekt) Voor het productiehuis De chinezen, bedoel ik, waarvan je één van de zaakvoerders bent.

“De snelheid van de implosie was onthutsend: in één week tijd gingen we van een goed draaiende boîte naar een televisiehuis in moeilijk vaarwater: een aantal producties is stilgelegd, en een hoop mensen is technisch werkloos. Het is toch redelijk zorgwekkend. Dat geldt voor alle productiehuizen, natuurlijk: we delen de klappen. De hele televisiesector zal zich moeten heruitvinden.”

Jullie maken voornamelijk programma’s voor de VRT, die getroffen werd door de perfecte drietrapsraket: doortastende besparingen, een bedenkelijk koningsdrama aan de top, en dan het virus.

“Net in deze tijd heb je sterke leiders nodig, mensen die geloofwaardig zijn en een visie hebben. En dat geldt zéker voor de openbare omroep, waar we per slot van rekening allemaal voor betalen. Die in het openbaar uitgevochten vendetta (tussen CEO Paul Lembrechts en algemeen directeur Peter Claes, beiden intussen vertrokken, red.) was niet stijlvol, en heel destructief. Ik hoop dat er snel iemand opstaat die de VRT uit dat woelige water trekt.”

Hoe beleef jij zelf de lockdown light?

“Ik woon in Schaarbeek aan het Josaphatpark. Dat wordt nu echt wakker gekust door de lente: het donker van de winter is weg en alles schiet in bloei. Het is mijn favoriete periode van het jaar. Je voelt de overrompelende kracht van de natuur en je wordt zélf weer wakker. En net op dat moment vallen onze levens stil en moeten we ons terugtrekken: het contrast met die vrolijke lente voelt zó bevreemdend aan.”

Als we de afgelopen jaren rekening hielden met naderend onheil, dachten we aan de klimaatverandering, aan de gevolgen van grote migratiestromen of aan de oranje narcissus in het Witte Huis. Maar het is een virus dat de wereld op de proef stelt. Eens te meer blijkt de onvoorspelbaarheid van de dingen.

“Inderdaad. En ook: dat volledige controle over onze levens een illusie is. We zijn voortdurend bezig met het bestrijden van risico’s: we sturen onze kinderen in fluohesjes de straat op, onze brik melk gaat in de pmd-zak zodra de houdbaarheidsdatum ook maar één dag overschreden is. Maar leven komt neer op voortdurend risico lopen. Je moet beseffen dat je niet alles in de hand hebt.”

In mijn omgeving meen ik te zien dat de quarantaine vooral moeilijk valt bij de mensen die erg geloven in de maakbaarheid van hun geluk.

“Dat kan kloppen: voor wie gelooft dat hij de dingen grotendeels zelf in de hand heeft, is zo’n crisis confronterend. Nu, ik ben zelf iemand die probeert om zich het leven niet alleen maar te laten overkomen. Ik geloof in je best doen, je passie achternalopen, geluk nastreven. Maar ik heb nooit de illusie gekoesterd dat ik de volledige controle over mijn leven heb, en ik heb die gedachte ook niet nodig. Af en toe de controle kwijt zijn, dat doet een mens goed. Al denk ik dan liever aan een zelfgekozen dronkenschap, eerder dan aan een virus dat je verbiedt om je vrienden te kussen. (lacht)

“Ik geloof wel dat corona de samenleving hechter kan maken. Zodra het over terrorisme, migratie of klimaat gaat, speelt er ook altijd een stukje ideologie mee. Maar een virus heeft geen ideologie: corona komt van buitenaf, en het is bovendien raadselachtig en onbekend. We zijn met z’n allen een speelbal, en dat verenigt ons.”

We zijn in oorlog, declameerde de Franse president Emmanuel Macron. Ik begrijp die hyperbool wel, maar ik vind het zo’n knullige manier om met woorden grip te krijgen op een moeilijk te vatten werkelijkheid. Want we zijn helemaal niet in oorlog.

“Ik heb wel begrip voor die retoriek. Kijk naar Italië, waar mensen in ziekenhuisgangen op de grond sterven... Dat zijn oorlogsbeelden, toch? En er zijn wel overeenkomsten: mensen worden getroffen door een nieuwe realiteit en moeten daarmee omgaan.”

Net deze week begon De bevrijding, jouw driedelige reeks over het einde van de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen.

“Ik ben er heel blij mee. Het is een bescheiden en sober programma geworden, minder licht en jongensachtig dan Rond de Noordzee. Het was aanvankelijk een hobbyproject, iets wat ik absoluut wilde doen nadat ik tot de vaststelling gekomen was dat ik de afgelopen jaren naar zowat alle slagvelden uit de Europese geschiedenis was gereisd, maar mijn eigen achtertuin grotendeels links had laten liggen. Terwijl daar nog zoveel verhalen liggen te wachten. Onze eigen Hollywood-film, die kennen we: de omsingeling van Bastogne, en generaal George Patton die ons kwam redden. Maar die iconische vertelling heeft de andere verhalen verstikt.”

Ook hier kwam corona meepraten: de laatste aflevering heb je niet kunnen maken zoals ze was gepland.

“We wilden al onze getuigen samenbrengen voor een groot feest. Maar dat kon niet door het virus: onze getuigen behoren tot de grootste risicogroep. Het voelde wel symbolisch: we waren een programma over het verleden aan het maken, en plots kregen we een knietje van het heden. Onze getuigen zijn de laatsten: over een paar jaar is er níémand meer die de Tweede Wereldoorlog nog bewust heeft meegemaakt.”

Een bizarre gedachte, toch: voor het eerst in ons leven zullen we geen mensen rond ons hebben die uit de eerste hand over die wereldbrand kunnen vertellen.

“Inderdaad. De meeste mensen die ik heb gesproken, zijn ouder dan 90. Ze worden niet eens meer in de statistieken verrekend! Het zijn krijtstreepjes die wachten op de bordenwisser. Dat is het leven, natuurlijk, maar ik word daar toch een beetje melancholisch van.”

Omdat we na hun dood de kennis wel kunnen bewaren, maar niet de ervaring?

“Ja, maar ook omdat die generatie een zekere grandeur had die ik nu niet meer zie. In De bevrijding tonen we ook telkens de foto’s van toen onze getuigen jong waren. Stuk voor stuk zijn die mensen nu kwetsbaar – broze lichamen, trillende stemmen. Maar uit die oude foto’s spreekt zoveel kracht! De generatie van mijn grootouders heeft een onhebbelijke, niet te begrijpen oorlog moeten doorstaan, en is daar ongelooflijk sterk en weerbaar uit gekomen. Je hoort het aan de verhalen, en je ziet het aan de foto’s: zo knap, zo cool, zo sexy.

“(op dreef) Een foto was toen ook nog een foto. Mensen konden er geen honderden nemen, en dus was zo’n portret een evenement – iets wat je een leven lang in een blikken trommel bewaarde. Terwijl wij, in deze tijd, miljoenen foto’s op onze computers en smartphones hebben staan. Daardoor is er een inflatie ontstaan: een afbeelding van onszelf bewaren is een nonchalante handeling geworden. Een echt móóie foto van onszelf, hebben wij dat nog?

“Ik woon met mijn gezin in een huis dat meer dan honderd jaar oud is. Het was altijd door dezelfde familie bewoond, en die had de meubels achtergelaten. Die waren stokoud, maar nog in perfecte staat. En in de kasten vonden we gezelschapsspelletjes die nog compléét waren. Terwijl wij een nieuw samengesteld Monopoly-spel hebben – met een dobbelsteen die ontbreekt, en zelfgemaakt geld. Je begrijpt wat ik bedoel, hè: wij zijn niet de generatie van de zorgzaamheid. We vinden het logisch dat dingen een beperkte levensduur hebben, dat ze stukgaan of verloren raken, en dat we ze vervolgens zonder veel sentiment vervangen.

“Misschien komt er nu wel een keerpunt. Ik merk, na nog maar een paar weken met het virus, dat ik mijn leven vóór corona al niet meer vanzelfsprekend vind. Mijn rugzak staat nog steeds half uitgepakt op tafel. Ik zit er soms naar te kijken, en dan bedenk ik me hoe bijzonder het eigenlijk wel was, al dat vrolijke reizen van de afgelopen jaren. Terwijl ik daar vroeger nooit bij stilstond. Ik denk dat we na deze crisis de dingen minder vanzelfsprekend zullen vinden.”

‘Dat ik zo midscheeps geraakt word door de verhalen van die laatste getuigen van de bevrijding, heeft vast iets met mijn grootouders te maken. Ze zijn alle vier overleden, en ik mis hen. Ze waren mijn gidsen.’ Beeld
‘Dat ik zo midscheeps geraakt word door de verhalen van die laatste getuigen van de bevrijding, heeft vast iets met mijn grootouders te maken. Ze zijn alle vier overleden, en ik mis hen. Ze waren mijn gidsen.’

Geloof je dat echt? Naar mijn aanvoelen zien de meeste mensen het nog steeds als een pauze, niet als een cesuur. Zullen we met z’n allen niet de neiging hebben om, zodra het uitgezweet is, weer over te gaan tot de orde van de dag?

“Ik betwijfel of dat zal kúnnen. Dat virus duwt tegen alle pijlers van onze samenleving, hè. We zullen alles moeten herdenken – inclusief onze eigen, kleine levens.

“Misschien is het wel goed dat we eens opgeschrikt worden, want waar ging het voor mijn generatie en die van mijn kinderen tot voor kort over? Waar haalden we ons groepsgevoel uit, onze verbondenheid? Uit Pukkelpop, uit samen speuren naar De mol, uit Vincent Kompany en Eden Hazard. Uit vrolijke, frivole dingen – uit féést. Maar als er iets is wat ik heb geleerd uit al dat wroeten in oorlogsverhalen, is het wel dat je een generatie pas écht leert kennen als er iets op het spel staat. Dan pas komen het echte begrip en de echte solidariteit.”

En ook: lockdownfeestjes, medisch materiaal dat wordt gejat, mensen die de billen van hun buren geen reepje toiletpapier gunnen.

“Dankzij mijn tv-programma’s heb ik geleerd dat je overal mensen vindt die je een koffie, een koekje en een slaapplaats aanbieden. Er is zoveel schoonheid. Maar inderdaad: onder het vernis zitten evenveel klootzakjes. Je moet toch maar gewoon even in je omgeving rondkijken om meteen een paar mensen te zien van wie je hoopt dat ze nooit controle over anderen krijgen?

“Zodra zekerheden wegvallen, verdwijnt ook het vernis. Een oorlog, maar net zo goed dit virus, legt bloot wie je werkelijk bent.”

Heb je uit je reizen geleerd wat voor mensen een samenleving nodig heeft om een hoop ongeluk het hoofd te bieden?

“Na – en het liefst nog: tijdens – een crisis moeten er sterke leiders opstaan. Kijk naar Winston Churchill in de Tweede Wereldoorlog, naar generaal Bernard Montgomery. Dat zijn mensen die boven zichzelf uitstegen toen het precair werd. En nu pik ik er de grote namen uit de geschiedenis uit, maar het geldt net zozeer op microniveau: in elk dorp had je mensen die bij de weerstand gingen, in elke familie was er wel iemand die een Amerikaanse piloot onder zijn bed verstopte. Díé mensen hebben we nodig.”

Beschouw jij jezelf als zo iemand?

“Ik ben altijd al meer de creatieve chaoot dan de doortastende visionair geweest – bij De chinezen laten ze me ook niet met de centen spelen. (lacht) Maar de coronacrisis zet me wel aan om mijn verschillende rollen in dit leven – echtgenoot, vader, vriend, collega, bedrijfsleider, tv-maker – nog ernstiger te nemen. Om nog meer betrókken te zijn in al die verschillende relaties.”

Zoals je niet op voorhand kunt weten of je in een oorlog de verzetsheld dan wel de collaborateur wordt, zo kun je allicht ook niet inschatten tot wie je je in dit soort crisis ontpopt.

“Je kunt dat niet precies voorspellen, nee. Alhoewel: ik ben er behoorlijk zeker van dat het grote heldendom niet voor mij is weggelegd. Tegelijk weet ik ook dat ik nooit de grootste lafaard zal zijn. Een voorzichtige held zijn: dat lijkt me het hoogst haalbare voor mij. (lachje) Eigenlijk is dat wel een mooie samenvatting van wie ik ben: een voorzichtige held, altijd op sokken.”

In je programma’s benader je mensen heel empathisch, waardoor je elke oester open krijgt. Kun jij iemand snel doorgronden?

“Neen. Ik geloof niet dat je mensen metéén in hun blootje kunt zien, dat intuïtie volstaat voor mensenkennis. We vergissen ons toch voortdurend? Mensen veranderen ook. Je kunt een klootzak wórden. Hoeveel huwelijken zijn er niet waarin één van de partners zich plots afvraagt: wie is die vreemde hier in huis? Alles stroomt, hoorde ik een Griek ooit zeggen, alles beweegt.”

En beweeg jij zo’n beetje in de gewenste richting?

“Ik weet dat niet precies. (denkt lang na) Ik geloof dat het cruciaal is dat je wegblijft van de dingen waar je niet goed in bent. Je moet je manco’s in kaart brengen, onder ogen zien welk stuk van jezelf mensen en relaties zou kunnen beschadigen. En daar vervolgens zo ver mogelijk van wegblijven. Maar eenvoudig is dat niet, natuurlijk.”

Wat vind je het moeilijkst aan 43 zijn?

“Mijn leven is altijd al bepaald door vriendschappen. Een entente hebben, iets delen wat je met iemand anders níét deelt: dat is de grond waarin ik groei. Maar vriendschappen veranderen, natuurlijk – soms verdwijnen ze zelfs. En dat is wat ik moeilijk vind: menselijke relaties kunnen heel zuiver en onbezonnen beginnen, maar dan komt daar toch plots het leven tussen fietsen. Ik heb het mezelf natuurlijk ook niet makkelijk gemaakt door een bedrijf op te richten met mijn beste vrienden, inclusief mijn broer. Zoiets hertekent onvermijdelijk relaties: de onpoëtische werkelijkheid verdringt de romantische vriendschap al eens.”

Als je ernaar streeft om niet het klootzakje te zijn, betekent dat dan dat je jezelf voortdurend morele vragen stelt? Wat vind je bijvoorbeeld van de wokebeweging?

“Goh, ik heb thuis zo’n pan, maar verder...”

Niet de wokbeweging, Arnout. De wokebeweging, een verzamelnaam voor veelal jonge mensen die een hyperbewustzijn voor de problemen van minderheidsgroepen voorstaan. Zie: #MeToo, de zwartepietendiscussie, white privilege, culturele toe-eigening...

“Aha! Eerlijk: ik kende die term niet. Weet je, ik woon in de hoofdstad en ik heb twee tienerkinderen die die heterogene Brusselse samenleving als hun huid beschouwen. Terwijl ze voor mij altijd een tweede huid zal blijven omdat ik er niet in ben opgegroeid, omdat ik die fantastische werkelijkheid heb moeten leren kennen. Daardoor zijn het mijn kinderen die mij er geregeld op moeten wijzen dat de dingen in beweging zijn, en dat je je woorden, je oordelen en je gedrag daaraan moet aanpassen. Dat probeer ik dus. Alleen: ik zal altijd een aversie blijven koesteren tegen het betweterige vingertje. Tegen de politieagenten van de moraal.”

Ik heb me lang zitten afvragen waarom ik reserves voel bij die wokebeweging, terwijl ze toch zinnige argumenten formuleert en ik het nuttig vind om het roest van je denkbeelden te halen. Ik geloof dat het dit is: ik word balorig van de morele handklem die wordt aangespannen. Ik vind niet dat je als mens verplicht bent om bij élke stap die je zet en élk woord dat je uitspreekt...

“...jezelf af te vragen of je daarmee misschien iemand schade berokkent? Ja, dat begrijp ik. Ik wantrouw mensen die je de druk opleggen om een soort volmaakt ethisch wezen te zijn. Als je in je dagelijkse leven probeert om een beetje een attent en liefdevol mens te zijn, als je elke dag je best doet om geen smeerlap te zijn voor je omgeving, dan vind ik dat al heel wat. Dan hoef je niet op de vingers getikt te worden omdat je niet elk kruis wilt dragen.

“We moeten er toch voor opletten dat we niet aan ernst ten onder gaan. Zodra de intrinsieke zwaarte van het leven niet meer gecounterd kan worden met lichtheid, humor en volstrekte onnozelheid, is er in mijn ogen een probleem.”

Je kinderen openen je weleens de ogen, zei je. Hoe kijk je naar die twee tieners?

“De verwondering is bewondering geworden. Mijn dochter zit op de topsportschool – ze heeft talent voor volleybal. En mijn zoon is een heel slimme kerel. Het verschil met de rapporten die ík in het vijfde middelbaar mee naar huis kreeg, kan onmogelijk groter zijn. (lacht) Ik vind dat ze het goed voor mekaar hebben, die twee. Ik was in mijn tienerjaren voortdurend aan het twijfelen over wat ik zou worden: een boefje, een flierefluiter of toch maar iets deftigs. Terwijl mijn kinderen gewoon compromisloos hun talenten ontwikkelen.

“Op je 18de kun je het je niet voorstellen, hè, dat je ooit een man van 43 met een gezin zult zijn. Het is misschien wel het moeilijkste wat er is, rondlopen in zo’n kleine wereld van vier mensen. Maar het is fantastisch. Stel je voor dat ik geen kinderen had: dan zou het in mijn leven alleen over mezelf gaan. Ik zou dat oprecht verschrikkelijk vinden.

“Je zei net dat ik in mijn tv-programma’s mensen altijd zo argeloos benader. Maar kijken naar mensen, dat is helemaal niet moeilijk! Het wordt pas moeilijk zodra er teruggekeken wordt. En dat is natuurlijk wat er gebeurt in een gezin. Een vriendelijke aardappelboer in Oekraïne leert me iets over de mens, de wereld en het leven. Maar mijn zoon en dochter, die leren me iets over mezelf.”

De tijdgeest helpt daarbij: ouders zijn niet langer alleen maar de dirigenten van hun kinderen.

“Inderdaad: we praten met onze kinderen, we nemen ze ernstig, en we durven te zeggen dat we van hen houden. Ik vind dat een goeie evolutie. Met mijn moeder had ik een intieme band, maar tussen mij en mijn vader zat een zekere afstand. En veel meer dan door zijn persoonlijkheid werd die veroorzaakt door de tijdgeest: tussen ouders en hun kinderen hoorde alleen eenrichtingsverkeer te bestaan. Ik vind het mooi dat ik mijn vader met het ouder worden zie verzachten: de grote strengheid is nu weg.”

‘Er is zoveel schoonheid, maar onder het vernis zitten evenveel klootzakjes. Je moet toch maar gewoon even in je omgeving rondkijken om meteen een paar mensen te zien van wie je hoopt dat ze nooit controle over anderen krijgen?’ Beeld
‘Er is zoveel schoonheid, maar onder het vernis zitten evenveel klootzakjes. Je moet toch maar gewoon even in je omgeving rondkijken om meteen een paar mensen te zien van wie je hoopt dat ze nooit controle over anderen krijgen?’

Je zou verwachten dat iemand die dol is op geschiedenis, vooral non-fictie verslindt. Maar je bent een romanlezer.

“Ik vind dat perfect logisch. Weet je, oorlogen zijn iets heel mannelijks – er is altijd een vader van de catastrofe, nooit een moeder. Dat weerspiegelt zich ook in de manier waarop we op de geschiedenis terugkijken. Het gaat over tactiek en strategie, over het aantal gesneuvelden, over troepenbewegingen, over landkaarten die herverdeeld worden. Mij interesseert dat maar matig. Ik ga altijd op zoek naar de vrouw, naar de man, naar het kind. Naar het noodlot dat op een mens z’n kop valt, en hoe die daar vervolgens op reageert. En daarover leren romans me veel meer dan non-fictie.

“Of ik nu van het vroegere Stalingrad naar Berlijn stap, of van Geel naar Knokke: ik zoek altijd naar wat de kleine mens in die grote verhalen doet. Onderweg heb ik gemerkt dat mensen erg bezig zijn met hun identiteit, met het kleine stukje grond waar ze vandaan komen. Ik vind daar niets mis mee: de eigen roedel, die vormt je. Dat is voor alle duidelijkheid geen politiek statement. Ik heb niets met nationalisme, en ik heb een hekel aan bekrompenheid. Maar tegelijk vind ik het ook altijd weer sneu als ik zelfverklaarde kosmopolieten schamper hoor doen over het familiefeest waar ze naartoe moeten. Het zijn dezelfde types die F.C. De Kampioenen graag ironisch weglachen. Wat kan er zo moeilijk zijn aan de verhalen omarmen die je gevormd hebben? Aan een beetje liefde koesteren voor je geschiedenis? Wat is er mis met een beetje klei aan je schoenen?”

Je bent zelf actief op zoek gegaan naar een eigen stukje familiegeschiedenis.

“Ja: tijdens het draaien van De bevrijding wilde ik meer te weten komen over Maurice, de broer van mijn grootvader. Hij is gesneuveld in de Tweede Wereldoorlog.”

Heb je daar ook met je vader over gepraat?

“Ja. Het raakt hem wel, geloof ik, dat ik zo bezig ben met de geschiedenis van onze familie. Ook al is hij een échte historicus, en ik toch meer de leraar in het dorpsschooltje die vindt dat er op een verhaal best wat peper en zout mag. (lacht)

“(denkt na) Dat ik zo midscheeps geraakt word door de verhalen van die laatste getuigen van de bevrijding, heeft vast iets met mijn grootouders te maken. Ze zijn alle vier overleden, maar die getuigen brachten hen een klein beetje terug. Ik mis mijn grootouders in mijn leven. Ze waren mijn gidsen.”

Wie geen ouders meer heeft, is een wees. Maar er bestaat geen woord voor wie geen grootouders meer heeft. Jammer, vind ik. Er gaat geen enkele dag voorbij zonder dat ik denk aan de mijne – ook alle vier gestorven.

“Het is zo’n rijkdom, een hechte band met je grootouders! Je ouders zitten je per definitie dicht op het vel: als kind kun je die nabijheid niet altijd appreciëren. Maar met je grootouders gaat het allemaal vanzelfsprekend. Die stilzwijgende verstandhouding, die evidente liefde: mijn grootouders zijn altijd mijn ankerpunten geweest.”

Nu ben ik wel nieuwsgierig naar het verhaal van de broer van je grootvader.

“Maurice was smoorverliefd op een meisje, Hermien. Haar oudere broer ging bij het Geheim Leger, een gewapende verzetsgroepering, en spoorde Maurice aan om ook mee te doen. Hij zei ja, en voor hij het wist, stond die volkse, blozende jongen in Wilmarsdonk, om er met een geleend geweer tegen de Duitsers te vechten. Hij is vrij snel gesneuveld. Zo onnozel is het leven dus: een smoorverliefde jongen wil indruk maken op z’n liefje, en sterft dan in een oorlog die zoveel groter is dan hijzelf.”

Hoe is het Hermien later vergaan?

“Ze speelde piano, maar weigerde het instrument nog aan te raken na de dood van Maurice. Pas toen de wonde een litteken was geworden, besloot ze om weer te gaan spelen. Ze deed haar partiturenboek open en daar dwarrelde een brief uit – een afscheidsbrief van Maurice. Noem het schone wreedheid, of wrede schoonheid, maar dát is het leven voor mij.”

Ten oorlog: de bevrijding van Vlaanderen, Eén, vanavond om 20.40 uur

Arnout Hauben en Johanna Spaey – De bevrijding van Vlaanderen, Polis

null Beeld

© Humo

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234