AnalyseWard Daenen
Arno’s glimlach reikte tot de laatste rij toen Stromae het podium betrad: was dit het moment waarop hij onsterfelijk werd?
Alle ogen glommen, alle camera’s liepen toen Stromae aanschoof tijdens Arno’s concert in de Ancienne Belgique. En iedereen riep het in Brussel geboren volkslied ‘Putain Putain’ mee: ‘Nous sommes quand même tous des Européens’. Was dit het moment waarop Arno onsterfelijk werd?
Je las over zijn ziekte, je zag hem lopen in zijn stad Brussel, je hoorde iemand fluisteren in de Archiduc. Je hield een beetje je hart vast voor het concert. Maar in de wandelgangen van de AB draaide iemand het hoofd en glimlachte: “Geloof me, vanavond wordt de beste avond.” De zaal, tot de lichtbruggen gevuld als was dat ene ding - de naam ontsnapt ons - er nooit geweest, gloeide van verwachting.
Nadat het scharlaken gordijn was weggeschoven, Mirko Banovic de bas op de knie had gelegd en Bruno Fevery achter de vleugel zat, verdreef Arno al meteen in ‘Solo gigolo’ onze reserve. Hij sleepte het publiek in zijn kamp, het hier en nu zonder spijt of morgen. ‘In your head, the moon is crying / In my heart, the sun is shining’. Zijn onvergelijkbare stem, die ook de andere weertypes omvat, klonk spijts alle ontij van de voorbije jaren verrassend kwiek. Wijdbeens zittend, dat wel, smakkend met de lippen, onvermijdelijk, maar toch energiek en veelzijdig. Als het moest gebald in één zin: zo doorleefd en liefdevol ‘Oh boy’ klonk, zo hoog snijdend de woorden ‘You’re a Lonesome Zorro’ die volgden.
Le plus beau zong geestig en melancholiek over zijn copains en - hoe kan het anders? - de vrouwen in zijn leven: ‘Elle adore le noir’ (“over mijn tante”), ‘Les yeux de ma mère’ (“Il y a toujours une lumière”) en ‘Quelqu’un a touché ma femme’ (“over une copine in Saint-Tropez”). Later in de set klonk ook ‘Lady alcohol’, van wie hij al enige tijd gescheiden leeft.
Het vat anekdotes was aangesloten als vanouds. In de drie landstalen.
“Mijn grootmoeder heeft Spilliaert nog gekost” (en tijdens ‘Ostende bonsoir’ de stad van zijn jeugd speelde het zoeklicht vuurtoren).
“Je n’ai jamais été en Australie. C’est bizarre.”
“Ich habe viel gesaufen.”
Enzovoort.
‘Dans les yeux de ma mère’ klonk zonder overschot in de stem. Zonder alle lagen van weleer en bijna hees. Daarna kantelde het concert. De ingetogen sfeer brak open, met ‘Do the Kangaroo’ als opmaat. Een tweede gordijn werd opgehaald en het rokerige bartrio vervelde tot een knallend viertal met Fevery nu op gitaar Sam Gysel op drums.
‘Meet the Freaks’, jawel. De European cowboy putte zondag zeventien liedjes uit zijn songbook, de onvolprezen stoemp van rock, funk, rhythm-and-blues, avant-garde, chanson en alle andere stijlen die de voorbije vijftig jaar niet te heet en te zwaar waren om mee naar huis te slepen en in diverse bezettingen gestalte te geven. In ‘Ratata’ en ‘Ha ha’ sneed Arno met diabolisch genoegen de zaal open, ‘The Parrot Brigade’ slapte zich een weg naar de hoogvlakte ‘Oh La La La’, dat het publiek goeddeels zelf mocht zingen, zoals het de absolute belpopclassic betaamt.
Concertgeschiedenis
Rock-’n-roll van op een buighouten bistrostoel, kussentje inbegrepen, Arno toonde hoe dat mogelijk was. En toen vriend, stadsgenoot en wereldster Stromae in grijs trainingspak het podium betrad, stond hij pal. Arno’s glimlach reikte tot de laatste rij, het respect was wederzijds. Samen zong het allerbeste van de Belgische popmuziek ‘Putain, putain’. De tijd viel weg en iedereen zong het volkslied vachement bien mee.
Een momentje in de Belgische concertgeschiedenis, mogen we dat schrijven? Dat Europa onder druk staat en Union die middag verloor kon in ieder geval niemand meer schelen. Na de bis ‘Whoop That Thing’ zwaaiden Arno en band onherroepelijk ten afscheid.
‘I’ve got drama, can’t be stolen’, blikte David Bowie in de blessuretijd van zijn leven terug. Maar in Brussel stond geen Lazarus. Zondagavond was Arno hier en nu, van vlees en bloed, broos maar jongensachtig, tong en desgewenst ook de middenvinger uitstekend naar het gezondheidsboekje. Alive and kicking, quoi.
Het wás de beste avond.
Arno liet in de Ancienne Belgique de neonletters ‘Vivre’ gloeien op het netvlies. Ze branden daar voor lange tijd.