Concertrecensie
Angel Olsen in De Roma: een trappenhal met kraaiennesten ★★★★☆
Voor al je emoties, groot en klein, moet je op een concert van Angel Olsen zijn.
Angel Olsen uit Asheville, North Carolina is een nomade. Ze verbleef ooit in het drassig gebied tussen americana en indierock, ze heeft een tijd als folkie geleefd, maar intussen heeft Olsen haar thuis gevonden, in een uithoek van de wereld, als dirigent van het plaatselijke orkest – luid en stil wonen er vredig samen.
Op All Mirrors, haar vijfde langspeler, vindt Angel Olsen rust in de razernij. Ze heeft enkele jaren wild om zich heen geschopt, en dat heeft haar prachtig rammelende platen opgeleverd, maar die tijden zijn voorbij. In De Roma kwam la nouvelle Angèle de resultaten van haar winterschoonmaak in de hersenpan aan het Belgische publiek tonen.
Ze opende met ‘All Mirrors’, een nummer dat in 4 minuten 42 seconden een idee gaf van hoe Ennio Morricone en John Cale een hymne voor Transsylvanië zouden componeren. In hetzelfde nummer liet de Amerikaanse de sirene een eerste keer loeien, en meteen een tweede, derde en vierde keer. Uithalen, heet dat, met een stem die wéét hoe je ontroering aan de man moet brengen.
Angel Olsen kan erg mooi erg triest zijn. Ze klasseert op majestueuze wijze haar gevoelens, in songteksten die niet bol staan van moeilijke metaforen. Wanneer ze rouwt, rouwt ze zonder filter, zoals op ‘Impasse’: ‘Go, on ahead / Tell your friends I was wrong / Take it all out on me / I’m too caught up to see / Everyone will believe.’ In ‘Summer’ viel evenmin zon te bespeuren, en gelukkig maar: haar songs zijn het mooist wanneer ze met pek zijn besmeurd.
‘Lark’ was een hoogtepunt – prachtige pathos – met een glansrol voor de twee strijkers aan haar rechterzijde. Echt vrolijk word je niet van Olsens muziek, en de bijdrage van viool en cello haalden je gemoed naar vijftien graden onder het vriespunt. ‘Acrobat’ uit debuutplaat Half Way Home werd zo nóg mooier, terwijl ‘Windows’ de volle vier minuten lang het mooiste nummer ter wereld was.
Sommige zalen zitten artiesten overigens als gegoten, en dat was hier het geval: De Roma was groot, véél te groot – de bovenverdieping was gesloten en de parterre slechts voor drie vierde gevuld – maar de voormalige bioscoop op de Turnhoutsebaan kwam wel het dichtst in de buurt bij de trappenhal met kraaiennesten van een akelig kasteel waar wij Angel Olsen ooit hopen te zien.
Als de Amerikaanse singer-songwriter er ooit in slaagt om gigantische theaters uit te verkopen, dan graag zonder het onverstaanbaar gewauwel tussen de nummers door. Ze probeert de ernst van de muziek graag te counteren met bindteksten die nergens over lijken te gaan. Dat was in Antwerpen een keer of vijf het geval. Sympathiek, zou je kunnen zeggen, maar nee. Een hele show je publiek de stuipen op het lijf jagen: dát is pas kunst.
Ach, laat de zaagkloot in ons maar blèren, want wat Angel Olsen in De Roma bracht was mooi, heel mooi.